Krijg je echt niet aan het publiek uitgelegd dat er zoiets bestaat als culturele waarde? Even proberen.

Vorige week berustte ik in de droeve gedachte dat minister van Cultuur Bert Anciaux (Vl. Pro) er nooit in zal slagen uit te leggen dat het wél waardevol is om 800.000 euro te betalen voor Oude man in een kroeg van Adriaen Brouwer. Toch even proberen.

De hele discussie loopt altijd dood in hetzelfde steegje. Geld voor cultuur heeft alleen maar zin als het ook een ‘nut’ heeft. Dat nut wordt dan ofwel in economische ofwel in sociale termen (participatie) gezien. Jammer genoeg zijn die effecten moeilijk meetbaar. Wie, zoals Anciaux, probeert om ook het intrinsieke nut van cultuur naar voren te schuiven, loopt tegen een muur. In deze geëmancipeerde tijden klinkt zoiets als een elitair pleidooi voor ‘kunst om de kunst’.

John Holden, hoofd van de cultuursectie van de Britse linkse denktank Demos, schreef in 2004 een baanbrekend pamflet over deze kwestie: Capturing Cultural Value. Holden was verbaasd dat de cultuursector zo in het defensief zit wanneer het gaat over subsidies. Andere non-profitsectoren hebben wel criteria gedefinieerd die door iedereen – overheid en publiek – aanvaard worden en die toch niet direct meetbaar zijn.

Neem nu de antropologie. Die kent aan culturen heel wat waarden toe: historische, sociale, symbolische, esthetische en spirituele. Ook de ecologische sector hanteert begrippen die door iedereen als waardevol worden beschouwd: spaarzaamheid, duurzaamheid, intergenerationele gelijkheid, de evenredige verdeling van rijkdom, het voorzorgsprincipe, de biodiversiteit.

Al die begrippen zijn perfect bruikbaar om het begrip ‘culturele waarde’ inhoud te geven.

Neem nu de Oude man in een kroeg.

De historische waarde van het schilderij is evident. Adriaen Brouwer is een van onze topschilders. De sociale waarde is aanzienlijk omdat het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen een openbare plek is die voor iedereen toegankelijk is. Op het symbolische en esthetische vlak sluit het werk aan bij de populaire voorkeur voor figuratieve kunst. Bij meer abstracte werken zou er meer discussie zijn. Die discussie genereert echter ook een culturele waarde: een samenleving met een levendig cultuurdebat is een waardevolle samenleving. (Toegegeven, de spirituele waarde van dit werk is miniem, behalve voor mensen die dronkaards in een café heilig vinden.) Ook de twee ‘afgeleide’ waarden zijn erg duidelijk. Het schilderij is nu al dubbel zoveel waard als toen het gekocht werd. Het lokt veel kijkers die allemaal een ticketje betalen en een drankje drinken. Daarnaast zijn veel mensen blij dat dit doek voor het nageslacht bewaard wordt in ‘hun’ museum. Een toonaangevend museum in je stad of regio verhoogt ook de trots van de bewoners. En meer trots betekent meer sociale cohesie.

Door het begrip culturele waarde telkens opnieuw te definiëren voor een avant-gardetheater liggen de kaarten anders dan voor een literair archief wapent de cultuursector zich tegen populistische kritiek. Maar dan wel op één voorwaarde: dat men bij het definiëren van die waarde rekening houdt met het publiek. Holden schrijft dat een cultuurbeleid dat zich alleen baseert op het oordeel van professionelen geen legitimiteit kan opbouwen als die professionelen niet voortdurend verantwoording afleggen. Er is volgens hem nood aan een nieuw concordaat (een cultuurpact, zeg maar) tussen de kunstenaar, het publiek en de overheid. Als dat pact er niet komt, zullen we het nooit over de intrinsieke waarde van cultuur durven te hebben en zal, zoals Holden schrijft, de staart met de hond blijven schudden.

JOHN HOLDEN, CAPTURING CULTURAL VALUE, DEMOS, 2004. INFO: WWW.DEMOS.CO.UK/ PUBLICATIONS/CULTURALVALUE

door Karl van den Broeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content