DE SPOOKMENSEN VAN DE PREHISTORIE

DE SCHEDELS VAN DMANISI Er zit meer variatie in de vijf in Georgië gevonden schedels dan in de doorsneemensengroep.

Nieuw onderzoek wijst uit dat er waarschijnlijk minder mensensoorten zijn geweest dan paleontologen aannemen. De menselijke voorgeschiedenis was rechtlijniger dan gedacht. Dat is geen verrassend nieuws voor wie kijkt naar de diversiteit in het huidige mensbeeld.

Paleontologie is geen wetenschap die bekend staat om haar snelheid, maar dat hoeft natuurlijk niet als je de miljoenen jaren lange voorgeschiedenis van – in dit geval – de mensheid bestudeert. Het siert wetenschappers dat ze de tijd nemen om verdedigbare conclusies te trekken uit hun vondsten. Maar daar wringt in de paleontologie dikwijls het schoentje. Er zijn, bij wijze van spreken, meer paleontologen dan bruikbare fossiele mensenresten, en velen werken zich graag in de belangstelling, waardoor er soms groot gewicht gegeven wordt aan een onooglijk stukje been.

Op die manier is er een kluwen ontstaan van voorhistorische mensensoorten, soms beschreven op basis van niet meer dan één schedelfragmentje. Zo zouden er twee miljoen jaar geleden, in de schemerzone van het ontstaan van het geslacht Homo waar wij als moderne mens misschien het orgelpunt van zijn, liefst een vijftal soorten mensen samen op aarde hebben geleefd, in Afrika met name. Van daaruit begon zo’n anderhalf miljoen jaar geleden de genaamde Homo erectus aan een veroveringstocht van een groot stuk van de wereld – alleen in Australië en Amerika raakte hij niet.

Die erectus vormt nu het middelpunt van een controverse onder wetenschappers. Ze wordt gevoed door een analyse in het vakblad Science van vijf schedels gevonden in een opgraving in het Georgische dorpje Dmanisi, dat legendarische proporties begint te krijgen in het wereldje van fossielenjagers. In 2000 ontdekten paleontologen er een speciale onderkaak, maar in 2005 werd de rest van de schedel van hetzelfde individu gevonden, zodat er voor het eerst een volledige kop van een erectus beschikbaar is. Die daarenboven vergeleken kan worden met vier andere, min of meer volledige schedels die ter plekke zijn gevonden. Het duurde acht jaar om alles grondig te analyseren.

De conclusies zijn schokkend, zeker voor paleontologen die het bestaan van veel mensensoorten verdedigen. Homo habilis, Homo rudolfensis, Homo ergaster: ze zouden allemaal als hersenspinsels van ambitieuze paleontologen moeten worden afgedaan, want in de nieuwe visie zijn ze allemaal Homo erectussen geweest. Er zit in de Georgische schedels méér variatie dan er bestaat tussen sommige fossiele schedels die aan verschillende mensensoorten zijn toegeschreven. Er zit zelfs meer variatie in de vijf schedels dan in de gemiddelde mensen- of chimpanseegroep. Men gaat er nu van uit dat paleontologen die variatie fout hebben ingeschat, en een grote vergissing hebben begaan door aan elk stukje schedel een nieuwe mens te koppelen. Een aantal wetenschappers bestempelt de andere mensensoorten al als ‘spookmensen’, fantomen in de hoofden van statistisch misleide collega’s.

De algemene boodschap is duidelijk: paleontologen houden te weinig rekening met de natuurlijke variatie in een mensengemeenschap. Als je om je heen kijkt, zie je al méér variatie dan in de fossiele schedels die opgesplitst zijn geraakt in mensensoorten. Iemand die de schedels uit een oud mensenkerkhof zou evalueren zonder dat hij weet dat ze op dezelfde plaats zijn gevonden, zou qua diversiteit tot vreemde conclusies kunnen komen. Als de kaak en de schedel van de laatste vondst in Dmanisi apart waren gevonden, waren ze waarschijnlijk aan verschillende soorten toegeschreven. Daarenboven illustreren de vijf schedels dat verschillen in tandslijtage tot opvallende verschillen in voorkomen leiden, die ook al in manifest foute conclusies kunnen uitmonden.

Piepkleine herseninhoud

Het vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences publiceerde vorige maand een grondige analyse van het dieet van de zogenaamd verschillende mensensoorten in het prehistorische Afrika, op basis van de chemische samenstelling van fossiele tanden. Uit de analyse vloeiden zulke grote verschillen voort dat men van een ‘ecologische opsplitsing’ van de diverse soorten sprak – ze deden allemaal lichtjes verschillende dingen in hun biotoop, zodat ze niet te veel met elkaar in competitie traden. Maar dat doet geen afbreuk aan het nieuwe verhaal van een beperkt aantal soorten. Ook in de moderne wereld zijn mensen zo sterk ingespeeld op hun milieu dat er belangrijke variaties in dieet en andere overlevingstechnieken bestaan, en toch behoren wij allemaal tot één soort.

Erectus is tot dusver de succesvolste mensensoort in termen van overleving. Hij leefde minstens een miljoen jaar – wij, moderne mensen, zijn er nog maar 200.000 jaar – en deed dat met een verhoudingsgewijs piepkleine herseninhoud. Dat is de tweede opmerkelijke conclusie uit het Science-verhaal: erectus moet een groot deel van de wereld veroverd hebben met kleine hersenen, waardoor die minder instrumenteel zouden zijn geweest in het succes van onze voorouders dan wij geneigd zijn te denken. Het zou eerder een doorgedreven vorm van samenwerking (zelfs een soort sociale zekerheid) geweest zijn, die de soort succesvol maakte. De explosieve aangroei van de hersenen ging daar hand in hand mee.

Ongeveer 500.000 jaar geleden zou erectus in Europa hebben plaatsgeruimd voor nieuwe mensensoorten, of één nieuwe mensensoort: de welbekende neanderthaler. Waarschijnlijk is dat een naadloze overgang geweest. In Afrika is het plaatje minder duidelijk, want de moderne mens wordt algemeen als niet ouder dan 200.000 jaar beschouwd. Is erectus daar langer in leven gebleven dan voor mogelijk wordt gehouden? De twijfel wordt door critici van de nieuwe studie gretig aangegrepen om te stellen dat het niet verantwoord is alle voorhistorische mensen op dezelfde soorthoop te gooien. Bijeenkomsten van paleontologen staan bekend om hun verhitte discussies.

Ook over de vraag of neanderthalers en moderne mensen als afzonderlijke soorten moeten worden beschouwd, heerst debat. Het feit dat er zó vrolijk gekruist is tussen beide soorten dat vier procent van de genen van elke Europeaan vandaag restanten zijn van neanderthalers, wijst niet in de richting van een strikt onderscheid. Waarschijnlijk hebben onze voorouders niet eens beseft dat de neanderthaler verondersteld werd iets anders te zijn. Recent is er op basis van genetisch materiaal afkomstig uit een grot in het Siberische plaatsje Denisova nog iets nieuws beschreven, de denisovan, maar ook van die allernieuwste mens is het niet zeker of hij voldoende van de neanderthaler verschilt om als een aparte soort te kunnen worden beschouwd. Ook hier groeit de visie dat er misschien wel veel variatie was, maar mogelijk slechts één soort.

Lichaam beschilderen

De discussie of de neanderthaler al dan niet bijna even verfijnd was als wij, moet in deze context gezien worden. Sommige wetenschappers blijven hameren op het gegeven dat de moderne mens altijd vooruitstrevender was dan de neanderthaler, en dat wij daarom overleefden, en zij ongeveer 30.000 jaar geleden van de aardbol verdwenen. Vorig jaar verscheen er in Molecular Biology and Evolution echter een studie, op basis van genetische gegevens, die suggereerde dat het grootste deel van de neanderthalers 50.000 jaar geleden al verdwenen was, dus vóór de aankomst van de moderne mens in Europa. Daarna zou de populatie alleen nog wat stuiptrekkingen gekend hebben, tot ze definitief het loodje legde, mogelijk omdat de (passieve) competitie met de eerste moderne mensen in de barre ijstijden er te veel aan was. De ene soort ging misschien zelfs gewoon in de andere op.

Het tijdschrift Nature focuste op het oeverloze debat onder paleontologen of neanderthalers kunst maakten, inbegrepen het beschilderen van hun lichaam, dan wel of ze ter zake zwaar moesten onderdoen voor hun moderne verwanten. Anderzijds meldde Public Library of Science ONE twee weken geleden dat er sterke aanwijzingen zijn dat ze gebruikmaakten van tandenstokers om tandpijn te bestrijden. Wetenschappers hopen dat genetisch onderzoek uitsluitsel zal brengen in het debat. Een voorlopige analyse suggereert dat sommige genen die cruciaal zijn geweest in het sturen van de werking van onze hersenen, bij neanderthalers nog niet actief waren. Onze hersencellen zouden, bijvoorbeeld, in staat zijn om langere verbindingen met elkaar te vormen dan die van neanderthalers, wat een intensere activiteit mogelijk maakt.

Veel dichter bij de dag van vandaag wordt er getornd aan de overtuiging dat het opduiken van moderne vormen van beschaving hand in hand ging met de ontwikkeling van landbouw – zo blijkt uit een recente analyse in New Scientist. In het Midden-Oosten, algemeen beschouwd als de bakermat van zowel de moderne beschaving als de landbouw, leveren opgravingen sterke aanwijzingen voor het feit dat er al complexe structuren, zoals torens en amfitheaters, gebouwd werden vóór er van landbouw sprake was. Sommige van die sites zouden meer dan 11.000 jaar oud zijn, terwijl wordt aangenomen dat de eerste solide landbouwexperimenten jonger dan 10.000 jaar zijn.

Men sleutelt nu aan een model waarin jagers-verzamelaars soms op een centraal punt bijeenkwamen om onder meer informatie uit te wisselen, en dat landbouw misschien op die plaatsen ontstond als een manier om niet meer te hoeven vertrekken. Het is ook mogelijk dat jagers-verzamelaars in die late fase zo efficiënt werden dat ze niet meer hoefden rond te zwerven om te overleven. Rond het meer van Galilea in Israël zijn er recent nederzettingen met lemen hutten beschreven, die meer dan 20.000 jaar oud zouden zijn – dat is veel ouder dan wat tot dusver aan nederzettingen bekend was. Sommige analisten speculeren over de mogelijkheid dat de nood tot ontmoetingen en interacties met andere mensen, die vandaag het leven in een stad zoveel aantrekkelijker maken dan op het platteland, al vrij vroeg in onze geschiedenis tot intensieve sociale bijeenkomsten moet hebben geleid.

Dat de overgang tussen beide levensstijlen – jager-verzamelaar en landbouwer – gradueel moet zijn geweest, wordt ook geïllustreerd door een analyse in Science van twee weken geleden, die aantoont dat in Centraal-Europa late jagers-verzamelaars minstens 2000 jaar lang samenleefden met vroege landbouwers. Het jagen-verzamelen, met een hoofdrol voor vis in de voeding, zou er pas 5000 jaar geleden als levensstijl zijn opgegeven en volledig vervangen door het landbouwersbestaan – aanvankelijk een hard leven, maar wel een leven dat tot een hoger kinderaantal leidde, waardoor het biologisch uitgeselecteerd werd. Jagers-verzamelaars zouden hun doden in dezelfde graven begraven hebben als landbouwers, wat illustreert dat ze zich tot dezelfde gemeenschap rekenden. Het waren natuurlijk allemaal moderne mensen. Levensstijl is ondergeschikt aan het soortgegeven – iets waar zelfs vandaag nog lang niet iedereen van overtuigd is, getuige de oeverloze debatten in de media over cultuurgebonden aspecten van het mensenbestaan. Maar variatie zal nooit uit het mensenleven gehamerd kunnen worden.

DOOR DIRK DRAULANS

Opgravingen illustreren dat de moderne beschaving zich ontwikkelde lang voor er van landbouw sprake was.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content