Een spook verbergt zich onder een wit laken en doet een enkeling schrikken, maar de schimmen die nu het gehele land de stuipen op het lijf jagen, houden zich dieper verborgen. Ze verschuilen zich in de vezels en vetstoffen van het dagelijkse voedsel en dringen via dat labyrint het lichaam binnen. Niemand proeft ze, ruikt ze, of ziet ze, maar iedereen is er bang voor. Waar precies bevinden de dioxines, PCB’s en illegale hormonen zich? Wat brengen ze in het lichaam teweeg? Experts hebben daarover opvattingen, maar die lopen uiteen. Dat ze gevaarlijk zijn, mag als vaststaand beschouwd worden, al is niet duidelijk hoe gevaarlijk. Is een klein beetje dioxine ook maar een klein beetje gevaarlijk, of nog altijd heel gevaarlijk? Of toch niet gevaarlijk meer?

En als het gevaar reëel is, merken we het dan? Dat is al evenmin zeker, want het venijn werkt traag en is geniepig. Wie over twintig jaar ziek wordt, zal nooit weten of de kwaal het werk is van het gif dat hij vandaag gegeten heeft. Zelfs al blijkt na verloop van tijd dat er een statistisch verband bestaat tussen het optreden van bepaalde aandoeningen en een voorafgaande aanwezigheid van ongewenste stoffen in het voedsel, dan kan geen enkele zieke er ooit zeker van zijn dat zijn toestand door het verontreinigde voedsel veroorzaakt werd. En geen enkele gezonde mag besluiten dat hij géén besmet voedsel gegeten heeft.

Al maanden luidt dit land de alarmklok over een gevaar waarvan niemand iets merkt en niemand de consequenties kent. Het gevaar heeft geen gezicht. Het is aanwezig (nemen we aan), maar laat zich niet vaststellen.

In de vele andere gedaanten waarin gevaar kan opdoemen, is het gewoonlijk manifest waarneembaar. De hitte die vuur verspreidt, waarschuwt voor de verwoestende kracht van de vlammen. Een slechte geur verraadt dat voedsel bedorven is. Een bittere smaak is het signaal dat een giftig product op de tong meestal geeft. Het is niet de minst belangrijke taak van de zintuigen het lichaam tijdig voor gevaar te waarschuwen. Maar dioxine-eieren smaken even lekker als de andere. Geen enkel zintuig bespeurt onraad.

Alle detectoren en sensoren waarmee het lichaam is uitgerust, blijven stom als een uitgeschakelde alarminstallatie wanneer dioxines of PCB’s het lichaam binnensluipen. Het gevaar ontgaat hen compleet. Alleen wetenschappers stellen met behulp van gevoelige apparatuur de aanwezigheid van de spookachtige bestanddelen vast.

Niet alleen in het voedsel, overal in het milieu stoten de onderzoekers op onvermoede bedreigingen voor het welzijn van mens en natuur. Niemand heeft het geproefd, maar de regen is te zuur. Het grondwater bevat te veel zouten, en in de stratosfeer zweven kleurloze en geurloze chloorverbindingen die de ozonlaag blijken aan te tasten.

Wie heeft het ozongat al gezien? Omdat de eigen zintuigen te kort schieten, leveren satellieten de beelden waarop de opening in heel haar onrustwekkende omvang te voorschijn komt. Door het gat dringt onzichtbare ultraviolette straling tot op het aardoppervlak, waar ze de cellen van de menselijke huid fataal beschadigt. De angst voor een toename van huidkanker is daarom groot, nog vóór een stijging van de dosis ultraviolette straling effectief vastgesteld kan worden. Het bestaan van het onzichtbare gat boven onze hoofden is alarmerend genoeg. Is de UV-stralingsdosis op aarde ondertussen gestegen, zoals theoretisch het geval moet zijn? Wie zal het zeggen? Ook in normale omstandigheden is de intensiteit van de ultraviolette straling aan grote schommelingen onderhevig, en een stijgende trend is niet eenvoudig vast te stellen.

Een samenleving die de lichamelijke gezondheid koestert als het hoogste goed, is vanzelfsprekend erg op haar hoede voor alles wat het organisme kan bedreigen. Zij vertrouwt wetenschappers de opdracht toe de onzichtbare gevaren op te sporen, en daarvoor zo diep of zo hoog te peilen als nodig is. Ontegensprekelijk is het de wetenschap gelukt bepaalde gevaren tijdig op te merken en af te wenden. Twee millennia geleden lieten de nietsvermoedende Romeinen zich door het lood in hun leidingwater langzaam vergiftigen, maar de moderne samenleving, die aan meer chemische gevaren blootstaat, neemt zich voor niet een gelijkaardig lot te ondergaan.

Maar die toegespitste waakzaamheid, waarbij stelselmatig onzichtbare en voor alle zintuigen ongrijpbare ontwikkelingen als reële dreigingen worden geïdentificeerd, houdt eigen risico’s in. De samenleving levert zich over aan experts die met onaantastbaar gezag de gevaren definiëren en evalueren, en de noodzakelijke remedies voorschrijven. Het betaamt daarna niet deze uitspraken in twijfel te trekken; ze worden trouwens vaak meteen in wetten of internationale verdragen vastgelegd. Elke kritiek of poging tot discussie wordt in het beste geval opgevat als de mening van een dilettant, wat zij meestal ook is, of anders als een subversieve activiteit.

De samenleving die op deze manier haar waarheden en programma’s laat vastleggen, installeert een hogepriesterlijk gezag waaraan zij zich onderwerpt. De wetenschap die geacht wordt de objectieve feiten aan het licht te brengen, staat ten dienste van het maatschappelijk belang en verliest zo haar objectiviteit. Over wetenschappelijke bevindingen wordt zo nodig veeleer onderhandeld dan vrij gediscussieerd.

Daarnaast kan de gewillige bereidheid van de bevolking om uitspraken die zij niet zelf kan controleren voor waarheid aan te nemen, aanleiding geven tot een proliferatie van denkbeeldige gevaren die ernstig opgenomen worden. Zodra het besef is doorgedrongen dat een gevaar niet zichtbaar of voelbaar hoeft te zijn om reëel te zijn, kan elke onheilsboodschap die met het nodige gezag verkondigd wordt, aanslaan. Een bevreesd publiek is een gewillig publiek, zoals gezagsdragers altijd hebben begrepen. En de natuur staat klaar om het spel mee te spelen, want geen stof of straling is zo onschuldig, of er wordt wel iets door bedreigd.

Spoken hebben altijd bestaan, maar nu ze zich beter verbergen dan onder een wit laken, dreigen ze talrijker te worden dan ooit.

Gerard Bodifée

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content