Een verdonkeremaande episode uit de Belgische geschiedenis: de dood van tien miljoen Congolezen.

De antropoloog Daniël Vangroenweghe kwam erachter toen hij iets vreemds opmerkte in demografische statistieken. Ambassadeur Jules Marchal (schrijversnaam: A.M. Delathuy) werd ermee geconfronteerd via een aanklacht in een West-Afrikaanse krant. De Amerikaanse journalist Adam Hochschild vernam er voor het eerst iets over in een voetnoot over de schrijver Mark Twain. In Congo, van 1885 tot 1908 het persoonlijke bezit van koning Leopold II in Centraal-Afrika, waren er rond 1920 nog slechts tien miljoen inwoners, terwijl het er eigenlijk twintig miljoen hadden moeten zijn.

Die tien miljoen – bijna dubbel zoveel als het aantal slachtoffers van de nazi holocaust – waren bij wijze van straf of om nog futielere redenen vermoord, gestorven door ziekte en ontbering of om onnatuurlijke redenen nooit geboren. De oorzaak daarvan was de ongemeen brutale terreur waarmee Congo door Leopold werd uitgebuit.

Dat drama bleef in de historiografie nagenoeg onopgemerkt, ja zelfs verdonkeremaand. Het strekt bijvoorbeeld de zeer officiële Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen allerminst tot eer dat zij aan deze episode in de vaderlandse geschiedenis nooit veel aandacht heeft geschonken. Toen Vangroenweghe en Marchal in 1985 hun bevindingen publiceerden, waren zij outsiders in de nationale geschiedschrijving. Dat is Hochschild, van wie nu het boek “De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo” verscheen, al evenzeer.

Eigenlijk voegt Hochschilds (helaas niet al te best vertaalde) boek niet erg veel toe aan wat Vangroenweghe en Marchal eerder al schreven – alleen vertelt hij het verhaal op een ongemeen boeiende manier en voegt hij er nog extra informatie aan toe.

LEOPOLD ALS SINISTERE VREK

Hochschild laat niet na te benadrukken dat de moorddadige exploitatie van Afrika allerminst een Belgisch monopolie was. Alleen beschikte Leopold over zo’n grote hap uit de Afrikaanse taart dat het aantal slachtoffers er noodzakelijkerwijs zo hoog moest oplopen. Voor Hochschild is die Leopold een sinistere boef. Zijn sympathie gaat onmiskenbaar uit naar de humanisten die tegen hem campagne voerden, al werden die campagnes ontsierd door manipulaties van grootmachten die Leopold zijn Afrikaanse bezit niet gunden en er meteen ook hun eigen koloniale wandaden achter wensten te verbergen.

Daarom is het jammer dat Hochschild Leopolds motieven vooral in ’s mans psychologie zoekt: zijn koloniale avontuur zou in verband te brengen zijn met zijn liefdeloze jeugd, zijn ongelukkige huwelijk en zelfs zijn seksuele voorkeuren(pueriele meisjes). Dat is te eenvoudig.Leopold streefde via Congo naar een persoonlijke machtsopbouw die hem in het democratiserende België was ontzegd, naar een economische basis voor zijn dynastieke positie en naar grandeur voor de Belgische staat die volgens hem door minabele boekhouders werd bestuurd.

Leopolds winstbejag valt ook niet alleen terug te brengen tot hebzucht. Dat er in Congo met rubber veel geld te verdienen viel, bleek pas achteraf. Ook wendde Leopold veel van zijn Congolese winsten niet ter persoonlijke verrijking aan, maar besteedde hij ze aan openbare werken in Brussel en elders, al kwamen die natuurlijk ook hemzelf indirect ten goede. In zijn morele verontwaardiging neigt Hochschild ertoe om de betekenis daarvan te onderschatten.

En uiteindelijk blijft het nog de vraag waarom Leopold en zijn agenten zo te keer gingen in Centraal-Afrika. De parallellen die Hochschild graag – en zeker niet altijd ten onrechte – trekt met het nazisme of het stalinisme, riskeren het verkeerde antwoord op te dringen. Uiteindelijk, zo lijkt het wel, gaf Leopold niet eens blijk van haat of misprijzen, alleen van louter onverschilligheid tegenover het lot van de zwarte medemens, een “grondstof” waarvan Congo een schijnbaar onuitputtelijke voorraad bezat en die dus niet veel waard kon zijn. Want ondanks alle beschavingsretoriek was Congo alleen een wingewest, waarover Leopold en zoveel van zijn tijdgenoten enkel in economisch-liberale termen dachten.

Adam Hochschild, “De geest van Leopold II en de plundering van de Congo”, Meulenhoff, Amsterdam, 352 blz., 898 fr.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content