Domweg gelukkig in de Dapperstraat. Ooit hoorde ik een ex-gevangene verklaren dat hij op een ochtend in de goelag overvallen was door een geluksgevoel. Bewijs dat de menselijke emotie niet aan banden te leggen is, wellicht zelfs niet te verklaren. En dus, waarom niet, kun je ook gelukkig zijn in de bibliotheek. Nee, je hoeft er niet meer met de hand bladzijden over te schrijven uit eeuwenoude banden, je kunt die bladzijden nu laten scannen en meteen verzenden naar je e-mailadres. Je kunt thuis op je computer de catalogus raadplegen, het boek aanvragen, nog wat rommelen, naar de leeszaal wandelen en het verlangde aangereikt krijgen. (Daarmee is een onmogelijke droom uit mijn studententijd gerealiseerd. Ik wacht nu nog slechts op de uitvinding van vliegende tapijten.) En je kunt er de bibliothecarissen raadplegen. Nooit werd dat mooier beschreven dan door Robert Graves, in Ik Claudius. Onze jaartelling is amper begonnen, in Rome zijn de historici Livius en Asinius Pollio op zoek naar een verdwenen boekrol. ‘”Hé, daar heb je Sulpicius! Als hij het niet weet, dan weet niemand het… We zoeken een commentaar van een Griek, Polemocles, op de Militaire Tactieken van Polybius. Ik denk dat ik het hier ooit ben tegengekomen, maar het staat niet in de cataloog en niemand weet van iets.’ Sulpicius kauwde een tijdje op zijn baard en zei toen: ‘Je vergist je in de naam. Hij heette Polemocrates en hij was geen Griek, ondanks die naam, maar een Jood. Vijftien jaar geleden heb ik het gezien op die bovenste plank, de vierde vanaf het venster, helemaal achteraan, op het etiket stond alleen: Een Verhandeling Over Tactiek. Ik zal het even voor je halen.'”

De Carolus Borromeus brandt. Een voorbeeld van schitterende zeventiende-eeuwse bouwkunst. En dan had je ook nog de beeldhouwkunst, de schilderkunst, ongetwijfeld de muziek, de kunstambachten. Maar wat met de taal? Ik piekerde er al even over. In Engeland, Shakespeare. In Holland, Vondel, P.C. Hooft. In Spanje, Cervantes. In Frankrijk, ach overvloed. Italië, idem. En bij ons? Rederijkers, misschien nog wat late geuzen. Snobs schreven in het Latijn, Latijn-met-prentjes heet emblemen. Paters schreven verhandelingen over de ziel in gebed. Ook al in het Latijn. Wie gestudeerd had, sprak zes vreemde talen en het plaatselijke dialect. Rubens schreef zijn brieven in het Italiaans, het Frans, het Spaans en het Engels. Er was simpelweg geen literaire bloei in de volkstaal, besloot ik mistroostig. En sloeg een boekje open. Lelijk omslag uit de jaren 1970. Sonnettenkrans. Geeuw. Van de pastoor van Mespelaar, godbetert. Enfin, toch maar eens gekeken.

Daar gebeurde het. Op die stoffige zolder vol hopeloos versleten decorstukken: Apollo, de Muzen, de berg Parnassus; de Onderwereld met de rivier van Vergetelheid; het vervelende kereltje met zijn pijlen. Levende taal. Echt iemand horen. Nederlands waarin ik elk ander woord, mede door de spelling, moest opzoeken en dat toch flonkerde. Die goede dichter! Een druipnat kind met vleugeltjes klopt ’s nachts bij hem aan, hij laat het uit medelijden binnen. En op dat eer verwermt sou sijn/ Dauwde ik sijn handekens in de mijn/ Noch boven dit was al mijn pooghen/ Zijn lekende nat hair te drooghen. Niet doen, wil je nog roepen. Even later horen we de dichter gewagen van zuchten, van sterven, van wreedheid en vlammen. Het verhaal is overbekend, het wonderlijke is alleen dat Justus de Harduwijn er voortdurend in slaagt je aandacht vast te houden met eenvoudige beelden, met sprankelend ritme en met een bijzonder soort argeloosheid. Hij schreef deze gedichten als student, zijn vrienden drongen eropaan ze uit te geven toen hij al pastoor was. Ze werden anoniem gepubliceerd, De Harduwijn heeft later wellicht geprobeerd de oplage te vernietigen. Er is slechts één exemplaar van bewaard, herontdekt in 1913. De schoonheid van onze taal hing daar even aan een zijden draad.

Justus de Harduwijn, De Weerliicke Liefde tot Roose-Mond, ingeleid en geannoteerd door O. Dambre, Culemborg, 1972.

door Leen Huet

Justus de Harduwijn houdt je aandacht vast met eenvoudige beelden, een sprankelend ritme en een bijzonder soort argeloosheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content