Meer sociale ongelijkheid, massale werkloosheid, oplopende overheidstekorten: de balans van dertig jaar liberale hegemonie oogt niet fraai. Maar dankzij de kredietcrisis wordt de rol van de overheid opnieuw naar waarde geschat, schrijft federaal minister van Klimaat en Energie en PS-wonderboy Paul Magnette in zijn boek Le bel avenir du socialisme.

Politicoloog en hoogleraar Paul Magnette (ULB) was bezig aan een academische bliksemcarrière tot PS-voorzitter Elio Di Rupo hem in de zomer van 2007 inhuurde als crisismanager voor de door corruptieschandalen geplaagde PS-federatie van Charleroi.

Sindsdien staat de PS van Charleroi onder voogdij van Magnette. Eenvoudig is het niet. De oude geroyeerde garde rond Jean-Claude Vancauwenberghe geeft zich niet zonder slag of stoot gewonnen. Maar Magnette heeft nu toch het gevoel dat het de goede richting uitgaat. ‘Honderden uren heb ik doorgebracht in de lokale afdelingen. Aanvankelijk was de sfeer heel vijan-dig, maar langzaamaan hebben de militanten van Charleroi mij geadopteerd.’

Met het oog op de verkiezingen – de eerste voor Magnette en dus een belangrijke test voor de man die door Di Rupo als de toekomst van de PS wordt gezien – zal het PS-partijbureau de voogdij over Charleroi allicht opheffen. Partijleden die onder curatele staan, laten zich immers niet zo gemakkelijk tot campagnevoeren motiveren.

Of zijn nieuwe boek hem stemmen zal opleveren, valt te betwijfelen. Le bel avenir du socialisme is geen vlot verkiezingspraatje, wel een doorwrocht interviewboek met journalist Jean Sloover( Le Soir, Le Monde, Le Vif/l’Express) als dienstdoende vraagsteller. Thema’s die aan bod komen zijn het onderscheid tussen socialisten en liberalen, de vraag hoe men zich het kapitalisme kan toe-eigenen om socialistische doelstellingen te verwezenlijken en nieuwe actieterreinen van solidariteit.

De socialisten hebben de laatste twintig jaar ideologisch in het defensief gezeten, schrijft u.

PAUL MAGNETTE: Om een goed beeld te krijgen van wat we allemaal hebben moeten slikken, moet je de dingen vanuit Europees perspectief bekijken. Bijna alle moeilijke dossiers waarmee we worstelen sinds het begin van de jaren 1990, zijn het gevolg van Europese beslissingen. De bezuinigingsoperaties om de Maastrichtnormen te halen, de liberalisering van belangrijke takken van de economie zoals de luchtvaart, de telecommunicatie, de post, het spoor, de banken en de energiesector. In al die domeinen heeft Europa ons concurrentie opgedrongen. De socialisten konden daar niet onderuit. We waren politiek in de minderheid en zaten ideologisch in de verdrukking. Wel hebben we via overheidsparti-cipaties de volledige privatisering van sommige openbare diensten kunnen tegenhouden, maar voor onze basis was dat slechts een subtiel verschil en een magere troost. Dát we de publieke sector aan private concurrentie moesten blootstellen, betekende hoe dan ook een grote schok.

Maar dankzij de kredietcrisis durven so-cialisten weer in het offensief te gaan?

MAGNETTE: Dat denk ik wel. Lange tijd moest je je als socialist haast verontschuldigen voor je politieke overtuiging. Er heerste, in de woorden van Gramsci, een soort liberale culturele hegemonie. De private sector was a priori beter dan de publieke sector, concurrentie was beter dan een monopolie, laisser faire beter dan regulering. Als wij met iets naar buiten kwamen, werden we als archaïsch bestempeld. Toen ik voorstelde om de elektriciteitsprijzen te plafonneren, was ik een bolsjewist. Maar door de crisis heeft men het publieke eigendom van banken herontdekt, evenals de economische lessen van Keynes.

Ook rechtse regeringen grijpen naar linkse remedies om de crisis te bestrijden.

MAGNETTE: Precies. Het is meer dan alleen het spel van de communicerende vaten, waarbij nu eens rechts het beter doet en dan weer links. Nee, de algemene politieke cursor die lange tijd heel erg naar rechts wees – ook veel socialisten waren uiteindelijk een beetje liberaal geworden – zwenkt nu opnieuw naar links. We staan aan het begin van een nieuwe, sociaal-democratische politieke cyclus. Vandaag erkennen ook rechtse en liberale partijen de onmisbare rol van de staat in de financiële sector en in de organisatie van de economie.

De strategie van MR-voorzitter Didier Reynders, met zijn scherpe bocht naar rechts, staat in die zin haaks op de tijdgeest en roept ook daarom steeds meer weerstand op binnen zijn eigen partij, waar heel wat mensen binnenskamers pleiten voor een terugkeer naar het sociale liberalisme van Louis Michel.

Politieke cycli duren gemiddeld een jaar of dertig. We maken nu het einde mee van een liberale cyclus die in 1975 begon. De balans van die periode oogt niet fraai. Ecologische degradatie, toenemende sociale ongelijkheid, verslechterde arbeidsomstandigheden, massale werkloosheid en oplopende overheidstekorten. Vergelijk dat met de positieve resultaten van de daaraan voorafgaande sociaaldemocratische cyclus tussen 1945 en 1975, toen het geloof in solidariteit en overheidsinterventie wijdverbreid was.

U gaat in uw boek uitgebreid in op het fundamentele verschil tussen ‘harteloze’ liberalen aan de ene kant en socialisten aan de andere kant. Maakt u er niet een beetje een karikatuur van?

MAGNETTE: Er bestaan inderdaad ook sociale liberalen, die begrip hebben voor wat wij doen en waarmee compromissen te sluiten vallen. De jaren onder Guy Verhofstadt (Open VLD) waren voor de PS trouwens een mooie tijd, zeker op ethisch vlak. Maar we hebben nog altijd de grootste moeite met het Generatiepact en in het bijzonder met het onderdeel over de begeleiding van werklozen, want dat is een staaltje van liberale ideologische verblinding.

Waarom?

MAGNETTE: Je kunt werklozen zoveel begeleiden en controleren als je wilt, maar als er geen vacatures zijn, zal dat aan het probleem uiteindelijk niets veranderen. Natuurlijk moet je sociale fraude bestrijden. Maar wat voor zin heeft het om werklozen te stalken als er geen werk is? Men zegt ook dat werklozen mobieler moeten worden. In principe ga ik daarmee akkoord. Maar je moet realistisch blijven. Wie in Charleroi woont, kan een baan aanvaarden in Bergen, Brussel of Namen. Gesteld dat die er is. Maar denken dat je vanuit Charleroi in Kortrijk kunt gaan werken, is een illusie. Er bestaan zaken zoals natuurlijke werkgelegenheidsbassins.

U hebt er ook begrip voor, blijkt in uw boek, dat wie voor de keuze wordt geplaatst tussen een slecht betaald hamburgerbaantje en een uitkering, uiteindelijk voor die uitkering kiest.

MAGNETTE: Ik heb mijn studies ook met een jaar verlengd om niet in de werkloosheid te belanden, want dat wilde ik niet. Maar daardoor bleef ik wel kinderbijslag en een studiebeurs ontvangen. Waarom zou ik een oninteressant en onderbetaald baantje aannemen waaraan ikzelf noch iemand anders iets heeft?

Je moet altijd de concrete situaties beoordelen. Ik heb een jonge vrouw ontmoet, een alleenstaande moeder met twee kinderen, die geen auto heeft. Ze woont in een klein appartement in de stad. Men heeft haar een baan als schoonmaakster aangeboden op 20 kilometer van haar woonplaats. Maar om een paar uur per dag te kunnen werken, moet ze wel de crèche van haar kinderen betalen en dagelijks een lang traject met het openbaar vervoer afleggen. Op het eind van de maand houdt ze geen eurocent extra over. In die omstandigheden kan ik best begrijpen dat ze ervoor kiest om thuis te blijven. Maar als de laagste lonen verhoogd worden en een aantal sociale voordelen zoals gratis openbaar vervoer blijven bestaan, dan wordt het natuurlijk wél interessant.

We hadden het al over defensieve socialisten, maar wat moet een offensief socia-lisme inhouden?

MAGNETTE: Wat mijn partij betreft, die moet vooral inzetten op twee beleids-niveaus. In het Waals Gewest heeft de PS met het CDH het beleid kunnen voeren waarin ze gelooft. Met het marshallplan proberen we economische activiteit te creëren. Rechts bestempelt zulk industrieel beleid als achterhaald, maar als we op Albert Frère hadden moeten wachten, was het hier nog steeds een economische woestijn.

De moeilijkheden liggen op federaal en vooral op Europees niveau. Sociale vooruitgang kan alleen geboekt worden als de socialisten opnieuw Europa veroveren. De Europese strategie op het vlak van energie was de markt liberaliseren, en dan zouden de prijzen wel dalen. Het omgekeerde is waar gebleken. De vrijmaking van de energiemarkt heeft bijna overal in Europa gezorgd voor hogere prijzen, stijgende bedrijfswinsten en dalende investeringen. Ik pleit voor regulering en voor een Europees investeringsplan in het transport en de productie van energie. Daarnaast ben ik voorstander van publieke controle op de energieprijzen.

U voorspelt het socialisme een mooie toekomst. Hoe is het uw partij gelukt haar klassieke achterban te behouden en tegelijk nieuwe kiezers aan te trekken?

MAGNETTE: De PS is nooit in liberale richting afgegleden. Het grote verschil met de SP.A is dat wij er weliswaar ook in slagen nieuwe kiezersgroepen aan te spreken, maar toch een volkse partij zijn gebleven. Onze kracht is onze lokale verankering. Maar dat is niet per definitie een conservatief socialisme hoor. De burgemeester van Thuin, een kleine stad van 15.000 inwoners nabij Charleroi, had Rudy Aernoudt uitgenodigd om hem te laten zien dat een Waalse stad die bestuurd wordt door een absolute meerderheid van socialisten toch een modern beleid kan voeren, met veel aandacht voor cultuur en duurzame ontwikkeling. Aernoudt is overigens niet komen opdagen, maar die lokale verankering zorgt er dus voor dat mensen bij de regionale verkiezingen voor plaatselijke leiders stemmen.

Je mag geen bureausocialist worden. Sommige hervormingen die wij hebben doorgevoerd, waren heel onpopulair bij de basis, zoals het gemeentelijk stemrecht voor vreemdelingen. Ik ga de standpunten en besluiten van de PS in de lokale afdelingen verdedigen en krijg het daar soms zwaar te verduren. Maar als je de zaken doordrukt zonder een woordje uitleg te verschaffen, krijg je op den duur een ontkoppeling tussen de top en de basis van de partij.

Als minister van Klimaat moet u het groene imago van uw partij verzorgen. Zijn socia-lisme en ecologie altijd met elkaar te verzoenen?

MAGNETTE: In het verleden hebben so-cialisme en ecologie soms op gespannen voet met elkaar gestaan, maar die spanningen waren eerder sociologisch dan ideo-logisch van aard. De historische PS heeft in de jaren 1970-1980 de aansluiting met de bobo’s gemist. Dat heeft geleid tot een confrontatie tussen twee maatschappelijke milieus. Geleidelijk zijn we naar elkaar toe gegroeid, via de vakbond en de verenigingen. Duurzame ontwikkeling is overigens een doctrine van sociaaldemocratische signatuur uit 1987.

Maar als u moet kiezen tussen werkgelegenheid en luchtkwaliteit?

MAGNETTE: De keuze doet zich zelden voor in die termen. Neem nu hoogoven zes in Seraing. We moesten beslissen of we die opnieuw zouden opstarten. De vraag naar staal nam overal in de wereld opnieuw toe en Arcelor had het besluit genomen om te investeren. Ofwel deed Arcelor dat in Seraing, ofwel in Oekraïne. Bij ons zijn ze onderworpen aan veel strengere milieunormen. Dat is dus beter voor het milieu én voor de werkgelegenheid.

Ik geloof niet in de tegenstelling tussen werk en ecologie. Strenge milieunormen zijn doorgaans ook goed voor de werkgelegenheid. In Wallonië zijn er honderden zwaar vervuilde sites te saneren. Dat zijn grote werken en die zorgen voor veel werkgelegenheid. Of neem glas, een Waalse traditie met mooie toekomstperspectieven. We hebben in Charleroi net 80 ingenieurs in dienst genomen voor onderzoek naar hoogrendementsglas.

Uw ouders waren communisten, maar uzelf bent bij de jongsocialisten politiek actief geworden.

MAGNETTE: Mijn ouders zijn zich na mei 68, in die grote golf van radicale politieke bewegingen, bewust in Charleroi komen vestigen, omdat het een arbeidersstad was die grote moeilijkheden kende en ze zich hier nuttig wilden maken. Het was een sociaal, veel meer dan een politiek engagement. Mijn vader was dokter. Hij hield zich bezig met medische vorming en gezondheidspreventie. Mijn moeder was advocate en nam het op voor kleine lieden die het moeilijk hadden om hun rechten te doen gelden.

Het jaar dat ik aan de universiteit begon, viel de Muur. Niet verwonderlijk dus dat ik bij de jongsocialisten uitkwam. Het gaat over twee generaties met een totaal verschillend referentiekader.

Maar als kind ging u wel met vakantie achter het IJzeren Gordijn?

MAGNETTE: Ik heb inderdaad nogal wat rondgereisd in Midden- en Oost-Europa. (lacht) Maar mijn ouders waren niet naïef. Ze geloofden heus niet dat ze daar het arbeidersparadijs zouden aantreffen. Ze wilden zich wel met eigen ogen rekenschap geven van wat het reële socialisme inhield, in kwade en in goede zin. Zo was er in die landen vaak uitstekende en bovendien volledig kosteloze gezondheidszorg. Het reële socialisme was heel divers in zijn verschijningsvormen. Niet overal was de situatie zoals in de Sovjet-Unie onder Stalin. Ex-Joegoslavië was in de jaren 1980 een vrij welvarend land, rustig en tolerant, met een relatief grote vrijheid van meningsuiting en een economie van socialistische coöperatieven. Dat functioneerde niet zo slecht. Beter dan Albanië vandaag in elk geval.

DOOR HAN RENARD

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content