Het snelrecht van minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) is grotendeels geënt op de voorstellen die zijn voorganger Melchior Wathelet in 1992 indiende. Toch blijft het omstreden: een analyse.

“Vindt men dat het gerecht te weinig gewapend is, dan zijn meer middelen op hun plaats (…). In zoverre de rechter binnen de 24 uur, of enkele dagen, uitspraak zou doen, is de vraag of de verdediging dan voldoende faciliteiten zal hebben en hoe men zich een beeld zal vormen van de persoonlijkheid van de verdachte! (…) Of zal men dit onderzoek nà de uitspraak doen (en er bijvoorbeeld de – nu nagenoeg onbestaande – reclassering mee belasten)?

Als dat zo is, zien de hervormingen er eigenlijk als een vrij klassieke repressieve aanpak uit, specifiek gericht op de “kleine” delinquentie. Traditioneel werd dat klassejustitie genoemd, die er alleen zal toe leiden dat – bij gelijke materiële mogelijkheden – er een bijkomende verschuiving plaats zal hebben op parketten en rechtbanken. Moeilijke zaken (grote fraudezaken, subsidiecarrousels, milieuverpesting, witte-boordencriminaliteit in het algemeen) zullen nog meer naar Sint-Juttemis verschoven worden, en eenvoudige zaken (waar betrapping op heterdaad mogelijk is) zullen snel en repressief worden behandeld. De gevangenissen zullen, meer nog dan nu het geval is (als dat nog kan), volgestopt worden met vaak gekleurde bewoners van arme buurten of gelukzoekers uit arme landen.”

Dat schreef advocaat Eddy Boutmans in mei 1992 in de nieuwsbrief van de Liga voor Mensenrechten. Vandaag zit hij als staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking voor Agalev in de paars-groene regering. En proberen de liberalen en enkele Vlaamse socialisten de kritiek van de groenen en van de Waalse socialisten in de kiem te smoren om dat snelrecht van toen er nu toch door te krijgen.

Toenmalig minister van Justitie Melchior Wathelet (PSC) en de rooms-rode regering stuitten in 1992 immers op zoveel verzet dat het wetsontwerp ter “versnelling en modernisering van de strafrechtspleging” geamputeerd werd. Wathelets snelrecht werd niet alleen door advocaat Boutmans, maar ook door de Nationale Orde van Advocaten, magistraten, politiemensen en academici afgeschoten. Tot er slechts een aanhangsel restte bij de wet van 11 juli 1994 betreffende de hervorming van de politierechtbanken “en houdende een aantal bepalingen betreffende de versnelling en de modernisering van de strafrechtspleging.”

Mede door het gebrek aan mensen en middelen wordt deze procedure vandaag niet overal met evenveel inzet en succes toegepast als in Brussel.

VAN ONDER HET STOF GEHAALD

In april 1999 betreurde de VLD in zijn Veiligheidsplan dat de procedure van oproeping van de verdachte bij proces-verbaal “niet kan worden gebruikt om een aangehouden verdachte snel voor de correctionele rechtbank te dagen. Een ander knelpunt is dat een verdachte nog altijd verstek kan laten gaan, waarna toch weer de gewone procedure wordt gevolgd. Met andere woorden, wat vandaag als snelrechtprocedure bestaat, is nauwelijks die naam waardig. Het zogeheten V-plan wil een snelrecht invoeren waarbij de daders niet na enkele maanden, maar binnen de 48 uur veroordeeld worden.”

En ter illustratie verwijst de VLD naar de Franse procedure van de comparution immédiate, die “een uitstekend middel is om de straatcriminaliteit efficiënt aan te pakken. Tijdens de voorbije Coupe du Monde werd de procedure meerdere keren gebruikt om hooligans te berechten.” Zo bracht de VLD meteen twee van de negen prioriteiten aan die minister Marc Verwilghen (VLD) op 1 oktober – mede in het vooruitzicht van het gevreesde voetbalgeweld tijdens Euro-2000 – door de regering liet goedkeuren. Die negen punten vormen de ruggegraat van zijn Federaal Veiligheidsplan, dat eind dit jaar klaar moet zijn.

Verwilghens eerste versie van snelrecht stemt bijna letterlijk overeen met Wathelets afgeschoten ontwerp van zeven jaar geleden.

Wie verdacht wordt van een feit waarop een hoofdgevangenisstraf van zes maanden of meer staat, zou volgens Verwilghens sneuveltekst van 3 september aan snelrecht onderworpen worden. Die verdachte zou dan met andere woorden aangehouden en binnen de 2 dagen berecht worden.

De snelrechter zou zich onmiddellijk over de schuld moeten uitspreken en binnen de vijf daarop volgende kalenderdagen de straf moeten bepalen. De verdachte zou binnen de 15 dagen in hoger beroep kunnen gaan, maar dan wel bij een bijzondere kamer van het Hof van Beroep, die dan weer binnen de 8 dagen uitspraak zou moeten doen.

Het bevel tot onmiddellijke verschijning, lees: de aanhouding in het vooruitzicht van deze snelrechtprocedure, zou slechts uitgevaardigd kunnen worden door “de voorzitter van de rechtbank of de door hem aangewezen rechter, te kiezen uit de leden van de rechtbank, met uitzondering van de onderzoeksrechters en de jeugdrechters…” Tot zover de krachtlijnen van Verwilghens eerste én gesneuvelde ontwerptekst.

Krachtens de wet van 20 juli 1990 kan immers niemand in voorhechtenis genomen worden voor feiten die aanleiding geven tot straffen van minder dan 1 jaar, laat staan voor feiten waarop een gevangenisstraf van 6 maanden staat, zoals Verwilghen aanvankelijk voorstelde. Deze fout werd in de definitieve versie van 18 oktober gecorrigeerd. Meteen werden ook de termijnen verlengd binnen dewelke het snelrecht zou moeten verlopen: de 2 dagen worden er 5 en de vroegere 5 worden er 7. In de eindversie van het voorontwerp is bovendien de passus geschrapt die onderzoeksrechters of jeugdrechters buiten de snelrechtprocedure hield. Toch blijft het de bedoeling hen niet te betrekken en de aanhouding van de verdachte uitsluitend aan een vonnisrechter over te laten. Hoe onduidelijk zijn bevoegdheden ook mogen zijn.

NIET BLIND

De kritiek op dit alles kwam aanvankelijk bijna uitsluitend uit franstalige hoek. Het spervuur waarmee de krant Le Soir het voorontwerp van wet op vrijdag 22 oktober bestookte, bewees nogmaals dat lang niet iedereen ermee akkoord gaat. Verzet binnen en buiten de regering belette niet dat de ministerraad het ontwerp enkele uren later goedkeurde. De minister van Justitie wil zijn snelrecht trouwens reeds op maandag 8 november de eerste voorzitters van de Hoven van Beroep, de procureurs-generaal, de voorzitters van de rechtbanken, de procureurs des konings en de vertegenwoordigers van de balies in de maag splitsen. Want in tegenstelling tot zijn voorganger Wathelet, heeft Verwilghen zijn voorontwerp van wet vooraf aan niet één van die korpsen voorgelegd.

De kritiek in hun kringen neemt intussen wel toe. Minister van Justitie Verwilghen mag zich wel gesterkt voelen door de bijdrage van Bart De Smet in het jongste nummer van het juristenblad Panopticon. De Smet is als onderzoeker-strafrecht verbonden aan de UIA en was een van de adviseurs bij het tot stand komen van Verwilghens voorontwerp van snelrecht. Daarover door ons ondervraagd, blijkt Bart De Smet echter niet blind voor een aantal ongerijmdheden en tekorten in de tekst.

Het argument dat door het snelrecht vooral de herrieschoppers tijdens Euro-2000 onmiddellijk kunnen worden berecht, gaat slechts gedeeltelijk op. Voor gewone slagen en verwondingen kan de dader slechts tot maximum 6 maanden gevangenisstraf veroordeeld worden. Strikt genomen komt die dus niet in aanmerking voor snelrecht omdat voor dergelijke feiten geen voorlopige hechtenis mogelijk is. Al kan het parket het vastgestelde misdrijf voldoende zwaar kwalificeren dat snelrecht wél van toepassing is.

Gaat het daarentegen om slagen die tot werkonbekwaamheid leiden dan moet er uiteraard een deskundige aangesteld worden. Het valt echter te betwijfelen dat zijn verslag binnen de vereiste vijf dagen klaar kan zijn. Ook in dit nochtans courant geval dreigt snelrecht dus onbruikbaar. Tenzij, zoals Bart De Smet nog opmerkt, “de invoering van het snelrecht gepaard gaat met een grondige reorganisatie en met de aanvoer van extra mensen en middelen. Toch mag men zich niet blindstaren op dit ene misdrijf om het hele snelrecht te kelderen.”

De Smet wijst ook op de behoefte aan nauwkeurige richtlijnen van de minister van Justitie en van de procureurs-generaal. Een beklaagde kan straks immers voor een zelfde misdrijf in verschillende gerechtelijke procedures verzeild raken. Naast de normale strafprocedure en Wathelets geamputeerde snelrechtprocedure komt wellicht ook Verwilghens versie. Zonder dan nog de strafbemiddelingsprocedure te vergeten, waarvoor zelfs daders in aanmerking komen die feiten pleegden waarop een gevangenisstraf van twee jaar staat. Rondzendbrieven mogen nog zo gedetailleerd zijn, zij binden uitsluitend de parketten en kunnen nooit rechters of raadsheren tot bepaalde keuzes dwingen. Tegenspraak en verwarring zijn dus verzekerd.

WIJZIGINGEN VEREIST

Alles wat de behandeling van een snelrechtdossier langer dan de voorgeschreven vijf dagen rekt, onttrekt dit dossier aan de aparte logica van het snelrecht. En dit is maar goed ook. Want elk misdrijf dat gestraft wordt met een gevangenisstraf van één jaar of met een zwaardere straf komt in aanmerking voor snelrecht; als er tenminste sprake is van heterdaad of als er “voldoende bezwaren aanwezig lijken te zijn om de zaak aan de feitenrechter voor te leggen.”

Zo kunnen weliswaar alle daders van wanbedrijven voor de snelrechter gebracht worden. Vandaar het voorstel van kamerfractieleider Geert Bourgeois (VU-ID) om de feiten, die voor snelrecht in aanmerking komen, toch “een bovengrens” op te leggen. Dan nog kunnen dezelfde wanbedrijven in het kader van een andere procedure anders berecht en bestraft worden. Het Arbritragehof mag zich dus nu reeds voorbereiden op prejudiciële geschillen omtrent het al dan niet eerbiedigen van de grondwettelijke gelijkheidsbeginselen.

Ondanks al deze en andere onvolmaaktheden wil minister van Justitie Verwilghen zijn snelrecht in ijltempo door het parlement jagen en wil hij 250 miljoen frank voor de toepassing ervan. Ook dit bedrag werd reeds op de ministerraad van 8 mei 1992 genoemd. Twee maanden later werd reeds aangedrongen op honderden miljoenen meer. Ondanks de nu weer beloofde budgettaire inspanningen, blijft het zeer de vraag of de politiediensten, de magistratuur én de balies het reeds kaduke gerechtelijk apparaat overhoop kunnen gooien om er een betwistbaar systeem bij te nemen.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content