Knack-redacteur Piet Piryns praat met Nederlandstalige auteurs een eigenzinnige literatuurgeschiedenis bij elkaar.

INFO: Piet Piryns, ‘Praten als ambacht. Gesprekken met Vlaamse & Nederlandse schrijvers’, Meulenhoff/Manteau, 392 blz., a 19,95.

Hoe wek je een schrijver en diens oeuvre met alleen maar woorden tot leven? Knack-redacteur Piet Piryns bundelde in Praten als ambacht zijn beste literaire interviews. De vuistdikke collectie omspant een babbel met Louis Paul Boon uit 1971 tot recente gesprekken met Willem (‘papa’) Barnard uit oktober 2004. Het grote naturel waarmee de auteurs de lezer toespreken is het waarmerk van Piryns’ ambacht. Wat is het geheim ervan? Piryns, die de kunst van het gesprek tot in de vingertoppen beheerst, is er de man niet naar om daar hoog van op te geven. Hij doet het vooral uitschijnen alsof een vlot gesprek moeiteloos tot stand komt. Is een dergelijke vanzelfsprekende souplesse echter niet typisch voor alle grote kunst?

Als lezer zit je in dit boek op de sofa met de groten en minder groten van de Vlaamse en Nederlandse literatuur. Maar ook als je niet direct geïnteresseerd bent in de romantische verzendraaierij van iemand als Jean Pierre Rawie, lees je toch geboeid verder. Piryns heeft altijd wel een zinnetje bij de hand waardoor hij er opnieuw vaart in brengt, zoals bij Rawie: ‘In de cafetaria zetten we het als vanouds op een zuipen. Thee, jus d’orange, yoghurtdrink – het tempo ligt nog steeds hoog, en automatisch heffen we het glas.’ Met dergelijke hilarische understatements die hij quasi-achteloos rondstrooit, weet de interviewer de motor van het gesprek steevast op toerental te houden. Daardoor groeien deze zesenveertig gesprekken uit tot hooginformatieve schrijvers- portretten en tot een eigenzinnige geschiedschrijving van de Vlaams-Nederlandse literatuur vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw.

Ze mogen allemaal hun zegje doen. Van de vergeten Karel Jonckheere en de blinde Marcel van Maele tot de nieuwste modieuze coryfeeën, zoals Hafid Bouazza of Peter Verhelst. Maar Piryns steekt het niet onder stoelen of banken wie er in zijn ogen echt toe doen: Jeroen Brouwers, Hugo Claus, Stefan Hertmans, Gerrit Komrij, Harry Mulisch, Charlotte Mutsaers en Cees Nooteboom verschaffen meer dan een keer tekst en uitleg, met als top of the bill Mulisch en – hoe kan het ook anders – Claus, met telkens drie interviews. ‘Wie schilderde de Septijnse kapel?’, aldus een schalkse Piryns, in zijn gesprek met de toen 69-jarige meester die verzot is op quizspelletjes. ‘Hugo Claus krabt zich achter het oor.’ Maar komt toch nog met het goede antwoord: ‘Een instinker.’ Je bent inderdaad maar best op je hoede voor de verraderlijke, dunne zinnetjes in deze dikke Piryns, een page- turner voor al wie houdt van de betere literaire conversatie en een standaardwerk voor elke journalist die de knepen van het interviewvak wil beheersen.

F.H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content