Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Het wekt verbazing dat we van Antonius Mor, hofschilder van Karel V, niet één schilderij kennen waar zijn keizer op staat. Nochtans was Mor (1517/19-ca.1576) juist gespecialiseerd in portretten. Hoe kan dat? Uit de lectuur van Thera Coppens’ boek valt daaromtrent iets op te rapen. Mor stond een trapje lager dan Titiaan, de officiële hofschilder. Bovendien had die Keizer Karel eigenlijk geen tijd voor kunst. Hij had het te druk met oorlogvoering en het uitbreiden van zijn macht door een uitgekookte huwelijkspolitiek.

De meeste van zijn Habsburgse familieleden, door zijn toedoen beland op verschillende tronen, waren een stuk kunstminnender. Het gebeurde dat ze elkaar in geen jaren zagen en dan blij waren met de portretten die Antonius Mor van hun soortgenoten had gemaakt. Mary Tudor, de katholieke koningin van Engeland, zag haar voorgeschreven gemaal Philips II zelfs voor het eerst op een zeer flatterend portret van Mor, en werd prompt verliefd. Waar gebeurd of verzonnen? Thera Coppens laat dat in het midden zweven, wat ze wel vaker doet. Ze construeert een aanvaardbare tijdsmozaiëk, en lijmt dat met de belevenissen van de rondreizende hofschilder. Maar had Carel van Mander in zijn Schilderboek (1604) niet de schaarse gegevens over Mors leven en kunst opgetekend, dan ware Coppens tot een ander onderwerp gedwongen.

In de beste schilderijen die we van hem kennen (een pak is verloren gegaan of niet met zekerheid aan hem toe te schrijven), toont Anton Mor zich een meester in de beheerste en toch glanzende weergave van de wezenstrekken van zijn modellen – doorluchtige namen dragend als Willem van Oranje, de hertog van Alva of Maximiliaan van Oostenrijk. Hij beeldde hen voldoende realistisch af om geloofwaardig te zijn, maar verheven genoeg om zijn nobele opdrachtgevers in hun waarde te laten.

De geboren Utrechtenaar bekwaamde zich in het vak bij zijn stadsgenoot, de grote schilder Jan van Scorel, die ook kanunnik was. Die gaf hem flink wat “Italiaanse” ervaring door, opgedaan in dienst van de Nederlandse paus Adrianus VI. Het was kardinaal de Granvelle, secretaris van Karel V en kunstverzamelaar, die Mor naar zijn paleis in Brussel lokte en zijn internationale carrière op gang schoot.

Naar Italië gereisd om er beroemde meesterwerken te kopiëren voor de verzameling van Granvelle, vergaapte Mor zich aan Titiaan en kreeg zijn stijl zo goed onder de knie, dat hij voor altijd in zijn schaduw zou blijven. Dat is vandaag nog zo, in de meest befaamde Europese kunstmusea, waar eenieder die naar Titiaan komt kijken, negen keren op de tien de wat terzijde opgehangen Mor achteloos voorbijloopt.

Een uitgave van de Prom, Baarn, 272 blz., ca. 900 fr.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content