De Europese ruimtevaartorganisatie ESA bestaat eind deze maand dertig jaar. In 1975 kon Europa niet eens zelf een satelliet in de ruimte krijgen, nu is ESA een zeer gewaardeerde medespeler in het ruimteonderzoek.

INFO: www.esa.int

Kourou, Frans-Guyana. In dit Frans overzees departement in Zuid-Amerika bevindt zich Europa’s ruimtehaven, gunstig gelegen bij de evenaar en aan de zee. Een felwitte raket baadt in het licht van de schijnwerpers. In het controlecentrum Jupiter 12 kilometer verderop telt de vluchtdirecteur af voor de lancering van een Ariane 5. Daar zijn ook vertegenwoordigers aanwezig van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA, het Frans ruimteagentschap CNES en Arianespace, de organisatie die de lanceringen van de Ariane commercieel uitbaat. En, niet te vergeten, de betalende klanten die hun satelliet in de ruimte willen krijgen. ‘3, 2, 1… Décollage!’

De ontsteking van de Vulcain-motor van de centrale rakettrap, gevolgd door die van de twee zijdelingse opduwraketten, verlicht de nachtelijke hemel boven Kourou. Het gedonder en geraas doen er een tiental seconden over om de waarnemingsplaats op ongeveer 4 kilometer afstand te bereiken. Bij helder weer is het afstoten van de zijraketten goed te zien en is de raket een tiental minuten te volgen op haar weg naar de ruimte. Na veertig minuten zit de taak van de Ariane erop en zijn twee satellieten in een baan om de aarde gebracht.

De eerste Ariane ging op 24 december 1979 de ruimte in. Het project is een Europees succesverhaal. Ondanks felle concurrentie veroverde het in 1980 opgerichte Arianespace meer dan de helft van de markt van commerciële satellietlanceringen. Het ondertekende al 250 contracten voor klanten in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Azië en Afrika en het Midden-Oosten. Over een tweetal jaar krijgt de huidige Ariane 5-raket in Kourou het gezelschap van een klein broertje met de naam Vega en… van Russische Sojoez-raketten.

Dertig jaar geleden kon niemand vermoeden dat dit ooit mogelijk zou zijn. Iets meer dan vier jaar vóór de eerste Ariane-lancering was de European Space Agency of ESA van start gegaan met elf lidstaten, waaronder België. Op 31 mei 1975 was ruimtevaart nog hoofdzakelijk het terrein van de Verenig- de Staten en de Sovjet-Unie. Europa speelde slechts een bescheiden rol.

In de jaren zestig hadden de Europeanen wel al geprobeerd een ruimteprogramma uit de grond te stampen. In 1962 was de European Space Research Organisation (ESRO) opgericht om satellieten voor wetenschappelijk onderzoek te ontwikkelen. De European Launcher Development Organisation (ELDO ) moest een raket realiseren om die kunstmanen ook effectief in een baan om de aarde te krijgen. Europa kon pas behoorlijk aan ruimteonderzoek doen wanneer het zelf, onafhankelijk van andere landen satellieten naar de ruimte kon sturen.

Ons land was van in het begin een vurige pleitbezorger van Europees ruimteonderzoek. Het was lid van zowel ESRO als ELDO en later ook ESA, en verschillende Belgische ministers van Wetenschapsbeleid – Theo Lefèvre (CVP) en Gaston Geens (CVP) – zaten Europese ruimtevaartconferenties voor.

ESRO deed het redelijk goed en ontwikkelde een aantal wetenschappelijke kunstmanen. Maar met ELDO liep het flink mis. Opeenvolgende lanceringen van Europa 1-lanceerraketten in het Australische Woomera liepen op pijnlijke mislukkingen uit. De combinatie van Britse, Franse en Duitse rakettrappen werkte niet. De explosie in volle vlucht van een Europa 2 in Kourou in november 1971 liet zien dat het anders moest.

De hemel klaart op

Na een moeilijke conferentie op 31 juli 1973 in het Brusselse Egmontpaleis klaarde de hemel boven Europa op. De Oude Wereld zou met een ruimtelaboratorium deelnemen aan het Amerikaanse spaceshuttleprogramma, een satelliet ontwikkelen voor communicatie op zee en… de Ariane-raket bouwen. ESRO en ELDO smolten samen tot ESA. De lidstaten ervan moesten verplicht deelnemen aan de wetenschappelijke programma’s, op basis van hun bruto binnenlands product.

Dertig jaar later is duidelijk dat de nieuwe constructie werkte. ESA kon al snel mooie resultaten voorleggen met wetenschappelijke satellieten die de magnetosfeer van de aarde verkenden en de geheimen van de kosmos ontsluierden. Europees ruimteonderzoek was ook in de huiskamer te zien. In 1975 waren er geen Arianes of Europese weersatellieten. De beelden van Amerikaanse satellieten tijdens weerpraatjes ruimden echter snel plaats voor opnamen van eigen Europese Meteosat-kunstmanen. De eerste werd in 1977 nog door een Amerikaanse lanceerraket in een baan om de aarde gebracht, Arianes klaarden die klus voor alle volgende Meteosats.

In augustus 2002 begon Meteosat 8 als eerste exemplaar van een nieuwe generatie Europese weersatellieten aan zijn taak. Meteosat 8 en zijn opvolgers moeten nauwkeuriger weersvoorspellingen op langere termijn mogelijk maken. De Meteosats draaien in een ‘geostationaire’ baan rond de aarde: op een hoogte van 36.000 kilometer boven de evenaar lijken ze vanaf de aarde gezien aan de hemel stil te hangen, zodat ze altijd hetzelfde deel van de aarde in het vizier hebben. In april volgend jaar lanceren de Rus- sen de eerste van drie meteorologische MetOp-platforms. Die zullen de aarde van op een hoogte van 820 kilometer in de gaten houden.

ESA hecht veel belang aan de waarneming van de aarde en ontwikkelde ook andere satellieten voor aardobservatie, zoals ERS 1 en 2 en Envisat, een heus manusje-van-alles dat de aarde als een levend ecosysteem bekijkt. In de toekomst wil ESA eerder kleinere en goedkopere satellieten met een specifiek doel lanceren. Zo gaat Cryosat binnenkort het ijs op onze planeet bekijken. Bijzonder voor ons land is het kleine technologische satellietje PROBA (Project for On-Board Autonomy), gebouwd door Verhaert Design and Development in Kruibeke, dat bijzonder fraaie opnamen van de aarde maakt.

ESA werkt samen met de Europese Unie ook aan het programma Global Monitoring for Environment and Security (GMES ). Een belangrijk aspect daarvan is het snel ter beschikking stellen van satellietbeelden aan gebieden die door rampen getroffen worden en het tijdig voorspellen van overstromingen en stormen.

Behalve op het vlak van bemande ruimtemissies speelt Europa in zowat alle domeinen van de ruimtevaart een hoofdrol. Het ESA-budget voor 2005 bedraagt ongeveer 3 miljard euro. Niet weinig, maar per Europeaan niet veel meer dan de prijs van één bioscoopkaartje. Ter vergelijking: de Amerikanen geven vier keer meer uit voor hun burgerlijke ruimtevaartactiviteiten. Bij ESA werken ongeveer 2000 mensen: vooral onderzoekers, ingenieurs, informatici en administratief personeel. Maar naar schatting werken zowat 40.000 mensen in de Europese ruimtevaartindustrie en nog eens 250.000 hebben een job die verband houdt met ruimteonderzoek.

ESA speelde een even belangrijke rol bij de ontwikkeling van communicatiesatellieten en nieuwe technologieën en toepassingen op dat vlak. Belangrijk zijn de in 1989 gelanceerde communicatiesatelliet Olympus, een ware reus, en de technologische kunstmaan Artemis. Die kwam na de lancering in juli 2001 weliswaar in een te lage baan terecht, maar kon dankzij improvisatievermogen en haar bijzonder elektrisch voortstuwingssysteem aan boord toch een goede geostationaire baan bereiken.

Europese sondes bestudeerden niet alleen de aarde en haar omgeving, maar vliegen naar andere hemellichamen in het zonnestelsel. Ze zorgden daarbij vaak voor primeurs en wereldnieuws: van de sonde Giotto, die in 1986 de eerste close-ups maakte van de komeet Halley, tot de spectaculaire landing van de satelliet Huygens op de Saturnusmaan Titan in januari van dit jaar. Soms is er wat geduld nodig… De Europese sonde Rosetta is op weg naar de komeet Churyumov-Gerasimenko om er in 2014 een landertje neer te zetten. Bij een project als Smart 1, nu in een baan om de maan, gaan dan weer technologische vernieuwing en wetenschap hand in hand.

Andere Europese sondes zijn gericht op het heelal en bekijken het universum niet alleen in zichtbaar licht, maar ook in röntgen- en gammastraling, of met een ultraviolette of infrarode bril. De Hubble-ruimtetelescoop, gelanceerd in 1990, is de vrucht van Europees-Amerikaanse samenwerking. ESA leverde met hardware en expertise een belangrijke bijdrage aan het project. Ze wil de succesvolle samenwerking met de Amerikanen voortzetten voor de toekomstige James Webb Space Telescope.

ESA staat ook op de eerste rij bij internationaal onderzoek van de zon. Welke invloed heeft de meest nabije ster op onze omgeving? Europese sondes zoeken het uit. Ulysses draait in een baan boven de polen van de zon, Soho bestudeert van op 1,5 miljoen kilometer afstand van de aarde het turbulente oppervlak van de zon, terwijl het kwartet Cluster-satellieten een driedimensionaal beeld opleverde van hoe zonnedeeltjes in de omgeving van de aarde doordringen.

Alleen op het vlak van bemande missies moet Europa bij de Amerikanen of de Russen aankloppen. Te strenge financiële en technologische eisen deden plannen voor de ontwikkeling van het kleine Europese ruimteveer Hermes de das om. Het Europese ruimtelab Space- lab vloog tussen 1983 en 1998 wel ruim twintig keer mee in het laadruim van de Amerikaanse spaceshuttle.

In het begin van de jaren negentig was met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie de politieke situatie in de wereld aanzienlijk veranderd. Als belangrijkste erfgenaam van het ruimtevaartprogramma van de Sovjet-Unie ging Rusland op zoek naar partners om zijn ruimteprojecten te financieren. Het bouwt sinds 1998 samen met de Verenigde Staten aan een opvolger van het Mir-ruimtestation: het International Space Station (ISS). Ook Japan, Canada en Europa werken daaraan mee. De belangrijkste Europese bijdrage aan het ISS bestaat uit de nog te lanceren laboratoriummodule Columbus en de onbemande ruimtecargo Automated Transfer Vehicle (ATV), waarvan het eerste exemplaar ‘Jules Verne’ volgend jaar naar het ruimtestation vertrekt.

ESA-astronauten gaan de ruimte in aan boord van Amerikaanse spaceshuttles en Russische Sojoez-ruimteschepen. Bijzonder voor ons land was de Odissea-missie van Frank De Winne, die in 2002 aan boord van een Russische Sojoez naar het ISS vloog.

De thuisbasis van het Europese astronautenkorps is het European Astronauts Centre (EAC) in Keulen. Daar bereiden ruimtevaarders zich op hun toekomstige missies voor. De andere belangrijke ESA-vestigingen zijn het hoofdkantoor in Parijs, het technologisch onderzoekscentrum ESTEC in het Nederlandse Noordwijk, het controlecentrum ESOC in Darmstadt in Duitsland en ESRIN in Frascati bij Rome, waar gegevens van ruimteprojecten verzameld, opgeslagen en verspreid worden. In ons land bevindt zich een ESA-grondstation in Redu in de provincie Luxemburg.

Fundamentele rol

ESA telt momenteel zestien lidstaten en verwelkomt binnenkort Luxemburg. Er is een speciale samenwerking met Hongarije, Tsjechië en Canada. Aan het begin van het derde millennium staat de Europese ruimtevaart voor nieuwe uitdagingen, en zien we een groeiende toenadering tussen ESA en de Europese Unie, die grote betekenis hecht aan ruimtevaart ten dienste van de burger: de informatiemaatschappij, het milieu, transport en veiligheid. Het zijn thema’s die de volgende jaren een belangrijke rol zullen spelen en waarbij de knowhow van ESA onmisbaar is.

Bij ESA is men alvast trots op de afgelopen verwezenlijkingen. ‘ESA trok de nodige lessen uit ESRO en ELDO, en is een uitzonderlijk voorbeeld van wetenschappelijke en technologische samenwerking in Europa. Het agentschap heeft een fundamentele rol gespeeld bij de ontwikkeling van een Europees ruimteprogramma’, aldus de vroegere directeur-generaal van ESA Antonio Rodota. ‘Het speelt niet alleen een belangrijke rol in de ruimte, maar ook bij de eenmaking van Europa.’

Waar komt het succes vandaan? ESA-woordvoerder Franco Bonacino verklaarde enkele jaren geleden het volgende: ‘Binnen ESA spreken we verschillende talen en komen we uit verschillende culturen, maar we hebben onze krachten gebundeld. We werken samen met de Amerikanen, de Russen, de Japanners en de Canadezen. Als we ooit naar Mars willen, dan zullen we moeten samenwerken.’

Want ook in Europa dromen de plannenmakers verder. Met het programma Aurora wil Europa stap na stap het zonnestelsel verkennen. Dat zou over een dertigtal jaar kunnen leiden tot een Europeaan op Mars. De rol van ESA is nog niet uitgespeeld. ‘We staan nog maar aan het begin van het ruimtevaarttijdperk. Alleen onze verbeelding legt beperkingen op aan wat we kunnen bereiken.’

Door Benny Audenaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content