“De Beurs van Judocus Vijdt”. Gent toont zijn kunstkapitaal, Wim Delvoye mijmert over geld en kunst verzamelen.

In kunstacademies over de hele wereld wordt hetzelfde oude en wijze verhaal verteld. Het is een verhaal over twee kunstenaars. Ze wonen beiden in hetzelfde land en schilderen. Op een dag verdwijnt het hondje van de koning van dat land. De koning zoekt en zoekt, hij vindt zijn diertje uiteindelijk terug in de tuin van een van de twee schilders. De naam van die schilder is Leonardo da Vinci, van de andere schilder heeft nooit nog iemand gehoord.

Het is een wat droevig verhaal, het staat in een marmeren plaat gegraveerd en werd aan de ingang van het Bijlokemuseum opgehangen. Voor de inscriptie staan de bronzen bustes van de schilders op marmeren zuilen. De buste van Da Vinci kreeg het zware hoofd van een wijze, oude man met lange haren en baard. De buste van de andere schilder heeft een smachtende, wanhopige blik, een kale kin en wat zielige krulletjes op het hoofd. Braco Dimitrijevic (Sarajevo 1948) maakte dit werk in 1976 voor de Biënnale van Venetië. Jan Hoet kocht het beeldhouwwerk in hetzelfde jaar. Samen met een groot aantal andere kunstwerken uit het S.M.A.K. wordt het nu gebracht in een tentoonstelling die de rijke verzamelingen van de Gentse stadsmusea in een synergie wil voorstellen.

De expositie stelt Judocus Vijdt centraal, Gents burgemeester en opdrachtgever van het wereldberoemde altaarstuk “Het Lam Gods”. Vijdt, met zijn dik beursje en koude kralenogen, zou de perfecte belichaming zijn geweest van de combinatie geld en macht die kunst genereert. Zoals Da Vinci zijn koning vond, zo heeft elke piramide zijn farao, broodheren zullen altijd in een of andere vorm bestaan.

In een spel vol zware symboliek, grote gebaren en geïsoleerde uitspraken van wijze mannen en vrouwen, worden de collecties op deze expositie rond verschillende thema’s gepresenteerd. Wat is macht, wat is ijdelheid, wat is overdaad, wat betekent het een uitverkorene te zijn? Voorwerpen en kunstwerken, oude en hedendaagse, moeten een antwoord suggereren op zovele problematische onderwerpen. Door de belichaming van een specifieke gedachte verliezen de kunstwerken voor een deel hun intimiteit, hun stille en open kracht, hun capaciteit tot het genereren van een uniek gevoel, het gevoel dat het werk alleen voor jou werd gemaakt en de betekenis heeft die alleen één persoon eraan kan geven.

Op deze expositie illustreren de kunstwerken een thema, wat hen verengt maar tegelijk een eindeloos spel van associaties mogelijk maakt. Een spel dat ook heel wat relativerende vragen oproept, vragen over de authenticiteit van een kunstwerk, over zijn ontstaan, de reden van zijn ontstaan en waarom wij het willen bewaren. Waarom worden kunstwerken gekoesterd, wat willen we met het verzamelen bereiken? Wie is de kunstenaar achter de werken, is die kunstenaar integer? Wat houdt die integriteit in? Waarom haalt zijn of haar werk een verzameling? Wat is het belang van een verzameling?

Niet zozeer om een antwoord op al die vragen te vinden, maar in de overtuiging dat een kunstenaar de problematiek wellicht authentieker kan benaderen, gingen we op bezoek bij beeldend kunstenaar Wim Delvoye (Wervik, 1965). Die keuze leek vanzelfsprekend. Niet alleen omdat Delvoye net als zijn kunst exuberant is, ook omwille van het succes dat met die exuberantie gepaard gaat. Amper 33 jaar oud draait Delvoye al meer dan tien jaar op hoog niveau mee op de kunstscène. Op zijn 24ste werd hij uitgenodigd op Documenta IX, een jaar eerder kreeg hij zijn eerste tentoonstelling in Galerie Sonnabend in New York. Zijn werken zijn over de hele wereld verspreid. In eigen land is hij vertegenwoordigd in de collecties van alle musea voor actuele kunst, is hij een graag geziene gast in galeries en op tal van tentoonstellingen steelt hij de show. Curatoren vechten om de gratie van de kunstenaar.

En wat wil het toeval nu? Delvoye blijkt ook nog een verzamelaar te zijn.

Wat verzamel je zoal?

Wim Delvoye: Ik ben wel fier op mijn collectie etiketten van La Vache Qui rit. Het kaasje bestaat sinds de jaren twintig en er zijn heel wat verschillende verpakkingen geweest. Ik probeer er zoveel mogelijk te pakken te krijgen. Onlangs kon ik in Frankrijk nog een zeldzaam exemplaar op de kop tikken. Ik heb er 5000 Franse frank voor betaald, dertigduizend Belgische dus. Is dat niet gek? Zoveel geld voor een velletje papier.

Verzamel je ook kunst?

Delvoye: Ja, niet echt grote kunst maar veeleer grappige, kleine dingen. Van Jean Antoine Sigla, een student op La Cambre, kocht ik een klein werkje. Ik vond het een krachtig ding. Zijn leraren vonden de jongen maar een lastpak, hij was ook wel een soort van Angry Young Man, een ambetante jongen. Hij was stomverbaasd dat iemand geld wilde geven voor zijn werkje.

Daarnaast heb ik een aantal edities. Twee schalen van Ann Veronica Janssens en een andere editie van Thomas Schütte die ik beide bij Stella Lohaus kocht. Voorts heb ik nog een wandsculptuur uit 1963 van Guy Mees en een uitnodiging voor de eerste tentoonstelling van Marcel Broodthaers in Brussel.

Kunstenaars die geen kunst kopen of verzamelen, vertrouw ik niet. Geloven ze misschien niet in kunst, vraag ik me dan af. Ikzelf wil altijd betalen voor de kunstwerken die ik wil hebben. Zijn ze een geschenk, dan moet je ze houden voor het leven, zit je ermee opgescheept. Een gekocht kunstwerk kan je altijd nog verder verkopen.

Je bent niet echt een fanatiek verzamelaar dus?

Delvoye: Ja en neen. In mijn passie voor La Vache Qui rit ga ik heel ver, in mijn kunstverzameling ben ik beredeneerder, laat ik me al eens afschrikken door de grote sommen geld die worden neergeteld. Nu heb je heel wat soorten verzamelaars. Je hebt mensen die speculatief verzamelen. Zo ontstond de verzameling Saatchi bijvoorbeeld.

Zulke mensen zijn niet geïnteresseerd in de kunstenaar zelf, sterker nog, ze willen er liefst niets mee te maken hebben. Dan heb je de pathologische verzamelaar, Citizen Kane is daarvan het mooiste voorbeeld. De man stapelde en stapelde in zijn eindeloze zoektocht naar dat ene ding dat hem voldoening en geluk moest brengen. Andy Warhol was ook zo’n fanatiek verzamelaar. Na zijn dood zijn kamers vol gevonden met ingepakte kunstwerken, objecten, allerlei dingen. Ze werden gekocht en niet eens uitgepakt, hij wilde ze alleen maar hebben. Anders zijn dan weer de brave huisvaders die kunst kopen om later als erfenis aan hun kinderen te geven. Wanneer ze twee kinderen hebben, kopen ze twee van je werken aan want er mag geen onenigheid ontstaan. Is dat niet mooi?

Kan je als kunstenaar gemakkelijk afstand doen van de werken die je verkoopt?

Delvoye: Dat valt soms moeilijk. Ik herinner me met hoeveel liefde ik destijds de gasflesjes heb geschilderd. Ik was echt gehecht geraakt aan die dingetjes. Toen ik te horen kreeg dat ze door een New Yorks collectioneur waren aangekocht, was ik zeer blij, fier ook. Het was de eerste maal dat ik wat verkocht in Amerika. Voor een jonge, beginnende kunstenaar is zoiets een heel avontuur. Ik wilde de dingen ook persoonlijk gaan leveren, wilde weten wat die man nog verzamelde en – wat heel belangrijk is – naast welke andere kunstwerken mijn flesjes zouden terechtkomen. Op weg naar de man beeldde ik me in dat een moedertje de deur zou openmaken en met de handen in de zij iets zou zeggen als “ehwel zijde gij nu die kunstenaar awel awel”. In plaats daarvan kwamen we in een depot terecht waar een aantal bewakers kaart speelden en ons nors vroegen om de pakjes op een van de paletten te zetten. Ze werden niet eens opengemaakt, kregen een nummer en dat was het. We konden opkrassen. Om maar te zeggen, verzamelen is niet altijd zo romantisch als het lijkt.

Waarom willen mensen kunst verzamelen?

Delvoye: Dat is een moeilijke vraag. Ik ken een slager. De man had nooit van kunst gehoord. Op een dag won hij het grote lot. Hij kocht een huis, een mooie wagen, een boot en uiteindelijk wilde hij ook kunst kopen. Hij zocht een uitvlucht voor zijn geld zou je kunnen zeggen, maar eigenlijk was het ook iets anders, hij wilde ontsnappen aan de trivialiteit van zijn eigen beroep, hij wilde een stukje van de vrijheid van de kunstenaar kopen, zijn zogenaamde onbezonnen leven, de mythe en het aura van het kunstenaarsbestaan. Collectioneurs willen weg van het vlees en de spaanderplaten, van hun deftig boekhoudersbestaan, van hun nette pakken en aktentassen. Ze kopen eigenlijk een leven dat ze zelf niet leiden. Anderzijds speelt ook de fascinatie voor een object een grote rol. Het is niet toevallig dat de grootste verzamelaars katholieken zijn.

Wij hebben een eeuwenlange traditie achter de rug waarin we knielen voor beelden, schilderijen in processies ronddragen. We hebben een grootse devotie voor zogenaamd heilige voorwerpen en onrechtstreeks ook voor de kunstenaar die ze maakt. Verzamelen is uiteindelijk een zeer katholiek idee, het zit in onze genen.

Hoe groot is de macht van de verzamelaar bij het maken en breken van de carrière van een kunstenaar?

Delvoye: Machtige verzamelaars spelen een zeer belangrijke rol in het kunstcircuit. Kopen zij een werk, dan kan je er zeker van zijn dat het werk binnen de kortste keren ook in musea terug te vinden is. Er wordt veel gefluisterd in de wandelgangen van de kunstscène. Bovendien zitten die mensen ook nog eens in tal van commissies en bestuursraden.

Iedereen wil er als de kippen bij zijn, niemand wil de boot missen. Interessant om te zien, zijn de generatiewissels. Op dat moment worden carrières gemaakt. Jonge verzamelaars zetten zich af tegen de kunstcollectie van zij die hen voorgingen. Een joodse man kocht een van mijn eerste getatoeëerde varkenshuiden. Waarom? Wel, zijn ouders hadden een hele collectie Andy Warhol. Hij toonde dat hij ook durft. Dus kocht de jood een varken. Hetzelfde geldt voor schrijvers en curatoren, men gaat altijd op zoek naar iets anders, iets uitdagends en nieuws.

Kan je op die manier niet gemakkelijk het slachtoffer worden van je eigen succes?

Delvoye: Ja, je moet op je hoede zijn voor overwaardering. Toen ik mijn tweede tentoonstelling in New York had, wilden ze de prijzen voor mijn werk verdubbelen. Argument was dat kunstenaars die minder ver stonden in hun carrière meer vroegen én dat opmerkelijk genoeg door de lage prijzen er misschien wel minder zou worden verkocht. Ik heb die prijsverdubbeling geweigerd. Weet je wat kan gebeuren? Na enkele jaren komt zo’n jong werk op een veiling bij Christie‘s. Men kent de aankoopprijs, maar wat gebeurt er wanneer dat werk op de veiling niet de helft van die aankoopprijs haalt? De kunstenaar mag zijn carrière vergeten, hij heeft afgedaan, finito. Hij kan alleen nog hopen dat latere generaties zijn werk opnieuw zullen ontdekken en waarderen. Nu is dat in Amerika wel veel sterker dan hier bij ons, maar toch.

Je mag als kunstenaar nooit pretentieus worden, dat is een fout die heel wat Belgische kunstenaars uit de vorige generatie hebben begaan. Ze hielden zich aan hun netwerken, wilden alleen maar werken voor prestigieuze projecten. Ik zou kunnen zeggen, wel die aanbieding van dat cultureel centrum, dat heb ik niet meer nodig, dat kan ik gerust weigeren. Je moet je daartegen verzetten, elk initiatief, van wie ook kan uitgroeien tot een interessant project. Zelfs een onnozel gat op Pluto mag je niet weigeren als het om een goed idee gaat. Exclusiviteit werkt maar tot op zekere hoogte.

Hoe erg zou je het vinden mocht je carrière na zoveel jaren succes plots afgelopen zijn?

Delvoye: Mocht men mij als kunstenaar laten vallen, dan zou ik mij wel bedrogen voelen. Alles wat ik ooit aan kunst heb verdiend, heb ik in de productie van nieuw werk gestoken. Ik zou me wel verwijten maken dat ik nooit aan geld heb gedacht. Ik ben nu dag en nacht bezig met kunst. Dat zou financieel onhoudbaar worden. Het enige wat zou overblijven, is het plezier van het tekenen. Dat kunnen ze me nooit afnemen. Tekenen betekent ook dat je geestelijk bezig blijft met kunst. Die geestelijke bezigheid zou blijven.

Wat heeft kunst met geld te maken?

Delvoye: Ach, mensen zeggen altijd zuchtend: kunst, dat draait toch allemaal om geld. Kunst gaat echter niet om geld, het omgekeerde is wel waar. Het is het geld dat heel wat mensen bij kunst brengt. Met kunst lijk je iets onbereikbaars en onvatbaars te kunnen kopen. Het is ontstellend hoe amateuristisch en sympathiek alles in de kunstwereld nog verloopt. Het is een beetje zoals een smurfendorp waar iedereen na het grote avontuur samen de rondedans doet en verbroedert. Is het je nooit opgevallen dat op een vernissage 95 procent van de aanwezigen actief betrokken is bij het kunstgebeuren. Ofwel zijn het verzamelaars, of kunstenaars of geven ze les of zijn ze curator of zijn ze criticus.

Consumenten van kunst zie je niet veel. Eigenlijk is het wat zielig, wij hebben helemaal geen publiek. Voor wie werk je eigenlijk? Met mijn varkens geraak ik toch een beetje uit dat getto, je communiceert misschien maar op één niveau maar dat is al wat.

Hoever kan je gaan in die communicatie? Bedreigt het de authenticiteit van het werk niet voor een stuk?

Delvoye: Ja, je moet zeer strikt afbakenen. Na de uitvoering van een tegelvloer op Documenta IX kreeg ik een aanbod van een verzamelaar. Hij wilde zijn badkamer in die tegeltjes laten zetten. Ik moest alleen een afvoerputje voorzien. Dat heb ik geweigerd. Ik wilde die tegelvloer in elke kamer aanbrengen, alleen niet in een badkamer, dat leek me te evident.

Hoe relativeer je jezelf bij zoveel succes?

Delvoye: Telkens als ik goed nieuws heb binnengekregen, ga ik voor de spiegel staan en zeg ik tegen mezelf: Wim, toen Rubens schilderde in Antwerpen waren er ondanks de strenge selectiecriteria achtduizend schilders met hem actief. Ik kan nog slechts een stuk of twintig schilders daarvan opsommen, een antiquair misschien honderd. Vandaag stromen in New York tientallen duizenden kunstenaars samen. Wie zal na zoveel eeuwen overblijven denk je?

“De Beurs van Judocus Vijdt. Kunstkapitaal in Gent”, tot 20/12 in het Bijlokemuseum, Godshuizenlaan 2, Gent. Open van donderdag tot zondag van 10 tot 18u.

Els Roelandt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content