Ook nu nog kan je je in Istanbul in het bruisende, kosmopolitische leven onderdompelen. De stad heeft immers een traditie hoog te houden. De Ottomaanse sultan Mehmed II veroverde Constantinopel – toen heette de stad nog zo – in 1453 op de Byzantijnen. Nog geen vijftig jaar later was de metropool al uitgegroeid tot een machtig politiek en cultureel centrum. Ook in het buitenland trok dat de aandacht. Velen droomden van een plaats aan de muziekschool van het Topkapipaleis, maar alleen de meest getalenteerde studenten maakten een kans. Na hun opleiding kwamen ze terecht in het hofensemble van de sultan of in een religieuze functie, als imam of gebedsoproeper.

Het onderwijs van dat religieuze repertoire bleef niet binnen de paleismuren. Geleidelijk verschoof het naar de kloosters van de Mevlevibroederschap, een soefi-orde die vandaag als de draaiende derwisjen bekend staat. Naast die vocale moskeemuziek en dat mystieke broederschapsrepertoire bestond er ook een wereldlijke traditie. Het onderscheid was niet zo groot, eigenlijk maakten alleen de teksten het verschil.

De Ottomaanse kunstmuziek verenigt de tradities van de grote centra in de toenmalige islamitische wereld: Herat, Bagdad, Samarkand en het Byzantijnse Constantinopel zelf. Perzische en Arabische teksten maakten plaats voor het Ottomaans. En zo ontstonden typische toonaarden, ritmische cycli en compositievormen. Ook buitenlanders leverden belangrijke bijdragen. De Pool Wojciech Bobowski (1610-1675) werkte onder de naam Ali Ufki Bey als componist en als luitspeler aan het hof van sultan Murad IV. Zijn Boek van Muziek en Woorden bundelde meer dan 400 liederen uit de 17de eeuw. Een goudmijn, maar het betekende wel de teloorgang van de mondelinge overlevering.

Veel informatie is ook terug te vinden in een boek van de Moldavische componist Dimitrie Cantemir, alias Kantemiroglu (1673-1723). In 1690 verzamelde hij meer dan 300 instrumentale ouvertures en finales, samen met een overzicht van de muzikale uitvoeringspraktijk aan het hof.

Rietfluitspeler Kudsi Ergüner en zijn ensemble brengen werk van beide componisten. Ergüner is een autoriteit op het gebied van de Ottomaanse kunstmuziek. Zijn vader Ulvi – zelf een legendarische ney(rietfluit)speler – wijdde hem in het mystieke en het wereldlijke repertoire in.

Muziektradities aan het Ottomaanse hof in de 17de eeuw, door Kudsi Ergüner & Ensemble. Op dinsdag 22.2 om 20 u. in de Vooruit, in Gent (09/267.28.28), donderdag 24.22 om 20 u. in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel (02/507.82.00) en vrijdag 25.2 om 20.30 u. in het Zuiderpershuis in Antwerpen (03/248.01.00).

Johan Van Acker

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content