Het dogma luidt dat er maar één China is. Dat was lang alom aanvaard. In Taiwan luidt nu de vraag of dat eigenlijk wel wáár is.

De vraag klinkt vreemd in oren die gewend zijn aan de logica van de Chinese Volksrepubliek. Lange tijd was die, vreemd genoeg, voor democraten overtuigender dan de Taiwanese: het vasteland had namelijk al snel een miljard Chinezen, Taiwan maar enkele miljoenen. En het eiland was onder Tsjang Kai-sjek en zijn Kwomintang de facto een fascistisch regime dat in niets onderdeed voor het maoïstische in Peking. Maar toen de oude balling (wegens oppositie tegen de Kwomintang) en voormalig presidentskandidaat Peng Ming-min het probleem kwam formuleren zoals mensen in Taiwan het zien, klonk de vraag anders: is er slechts één China? Met andere woorden: is die hereniging van Taiwan met het zogenaamde moederland wel zo nodig?

Peng Ming-min (°1923 in Taichung, Taiwan), professor politieke wetenschappen in Taipei en dezer dagen adviseur van president Chen Shui-bian, in 1962 bij de Taiwanese delegatie bij de Verenigde Naties, publiceerde in 1964 het Manifest om Taiwan te redden, wat hem acht jaar huisarrest kostte. Vluchtte naar Zweden in 1970 en vervolgens naar de VS. Kwam terug naar Taiwan in 1992 en was in 1995 presidentskandidaat.

Is er een nieuwe ontwikkeling in de relatie tussen Taiwan en de Volksrepubliek, nu de toon de afgelopen maanden scherper geworden lijkt? ‘Ja en nee’, zegt Peng. Tweeënhalf jaar geleden werd Chen Shui-bian tot president verkozen en direct begon hij met verzoenende uitspraken richting Peking. Twee jaar hield hij dat vol: dat Taiwan zich niet onafhankelijk zou verklaren, dat het zijn grondwet – de Chinese – niet zou veranderen. Daarnaast beloofde hij ook tijdens zijn ambtstermijn géén referendum te zullen houden over de toekomstige status van Taiwan. Hij beloofde de restricties op Taiwanese investeringen in China te verzachten. ‘En dan’, zegt Peng, ‘had je ook nog de controversiële één-China-politiek van Peking, die stelt dat er maar één China bestaat. Chen zei dat, eens we aan tafel zouden zitten, we dat op de agenda konden zetten.’

‘Wat was het Chinese antwoord? De opstelling van meer dan 300 raketten langs de Straat van Formosa, op Taiwan gericht. En militaire manoeuvres met als doelwit Taiwan. Daarom oogstten de verzoenende voorstellen van de president kritiek bij de Taiwanese bevolking: hij deed te veel toegevingen, bood niet genoeg weerstand. Na een jaar of twee was de president gefrustreerd door het gebrek aan soepelheid aan Chinese kant, waar ze geen centimeter toegaven en alleen maar zeiden: “Jij moet eerst het één-China-principe aanvaarden, anders praten wij niet met jou. ” Dat is het probleem. Want als wij verplicht zijn hun eisen te aanvaarden voor we beginnen te praten, dan is er eigenlijk niets te bespreken.’

Gefrustreerd veranderde Chen van toon. Hij werd assertiever in de discussie over de relatie met de Volksrepubliek en hij trachtte aan de internationale gemeenschap de standpunten van Taiwan uit te leggen. ‘Zo zei hij op 3 augustus: “Er bestaan twee naties, één op het Chinese vasteland, en één in Taiwan.” Toen een journalist hem vroeg waarom hij zoiets gezegd had, zei hij: “Ik heb slechts een beschrijving gegeven van de realiteit, dat er twee onafhankelijke naties bestaan, of u dat nu leuk vindt of niet.” Dat heeft hij vervolgens nog vaak herhaald, dat wij een soevereine natie zijn.’

isolement

Voor Europa is de kwestie Taiwan een delicate zaak. Peking wendt alle middelen aan om te beletten dat het eiland ook maar ergens relaties ontwikkelt die op termijn tot diplomatieke betrekkingen zouden kunnen leiden. Met overreding, beloftes en chantage is het daar – Taiwan vertegenwoordigde tot 1971 zelf het éne China in de Verenigde Naties – meer dan behoorlijk in geslaagd. Noch de Europese Unie noch haar lidstaten durven het aan officiële vertegenwoordigers van Taiwan te ontvangen – ze hebben altijd het petje op van academici of handelsreizigers – laat staan ambassades in hun hoofdsteden toe te laten.

Dat is een strop voor het eiland, maar omdat het inderdaad een onafhankelijk land geworden is na 1949, is daar al lang op niet-officiële manier een mouw aan gepast. Taipei heeft 22 vertegenwoordigingen in Europa, ‘onder diverse benamingen’, en er zijn al 18 kantoren van Europese landen in Taiwan. De handel tussen Taiwan en Europa bedraagt ruim 35 miljard dollar per jaar, wat Taiwan de tweede Aziatische handelspartner van Europa maakt.

Het Europees parlement neemt inmiddels resoluties aan, drukt zijn bezorgdheid uit, dringt er bij China op aan dat het zijn raketten terughaalt, zegt dat Taiwan uitgenodigd moet worden op de Azië-Europa topontmoetingen, dat het bij de Wereld Gezondheidsorganisatie moet, dat de restricties moeten worden opgeheven voor hoge ambtenaren die naar Europa willen komen en dat Taiwan en Europa bij elkaar een handelskantoor moeten hebben. Die resoluties kosten niet veel en worden geapprecieerd in Taiwan. Maar de Volksrepubliek is een massief obstakel. Met druk, intimidatie en vooral de belofte van weidse markten die geopend of juist gesloten kunnen worden, blijft die ijveren om Taiwan uit de wereldgemeenschap te houden.

Ondertussen drijft Taiwan volop handel met de Volksrepubliek en investeert de Taiwanese zakenwereld massief in de Volksrepubliek. De schepen van de Volksrepubliek varen wel niet de havens van Taiwan binnen – ze worden overgeladen -, maar het verkeer in de Straat van Formosa bestaat zeker niet alleen uit oorlogsbodems.

‘Natuurlijk’, zegt Peng, ‘is het op langere termijn contraproductief geen rekening te willen houden met de realiteit. Wat is de realiteit in het geval van Taiwan? Drieëntwintig miljoen mensen op een eiland zo groot als Nederland. Dat maakt ons de 21e natie in de wereld: wij hebben een grotere bevolking dan 170 andere naties. Daarbij heeft Taiwan de afgelopen vijftien jaar een democratiseringsproces gekend, zodat de president er nu verkozen wordt in directe verkiezingen, net als besturen op alle niveaus. Burgers van Taiwan genieten vrijheid van meningsuiting, vereniging en religie. Daarnaast is ons bnp het 20e op wereldvlak, en ons inkomen per hoofd van de bevolking het 21e. Twintig keer zoveel als het Chinese.’

‘Daarom vinden wij dat we, om lid te zijn van de VN, statistisch beter gekwalificeerd zijn dan 160 andere naties. En toch worden wij helemaal uitgesloten uit de wereldfora. In onze ogen is dat een inbreuk op het principe van universaliteit van de VN. Wij zouden graag met alle naties in vrede leven. Ook met China. Maar niemand moet van het volk in Taiwan vragen dat het zijn recht om zijn eigen regering te kiezen zou opgeven, of het recht om zelf zijn status in de wereldgemeenschap te bepalen, of zijn politieke toekomst. Dit is de rode lijn waar geen enkele regering in Taiwan overheen kan. Dus geloof ik dat wij nog het liefst met rust zouden worden gelaten, om onafhankelijk en vreedzaam voort te doen met wat we bezig zijn.’

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content