Wat kan Brazilië in de wereld betekenen? President Lula da Silva over de opkomst van zijn land, de concurrentie met China en doeltreffende klimaatbeheersing.

© Die Zeit / Vertaling en bewerking: Jan Braet

Wanneer volgend jaar zijn tweede ambtstermijn ten einde loopt, zal de president naar alle waarschijnlijkheid een economisch en sociaal gezonde balans kunnen voorleggen, zijn land trots als de motor van Latijns-Amerika kunnen presenteren. Had de wereldwijde financiële crisis de stevige Braziliaanse groei in 2008 niet afgeremd, Luiz Inacio ‘Lula’ da Silva (64) had zich in veel meer dan in 70 procent van de volksgunst kunnen verheugen. Vriend en tegenstander zijn het erover eens dat zijn eerder liberale beleid met stevige sociale accenten succesvol is geweest. De wereld luistert naar Brazilië.

Is het door de wereldmedia bezongen succesnummer Brazilië nu bijna uit? Zoveel drukte om 5 procent groei, het WK voetbal in 2014 en de Olympische Spelen van 2016?

LUIZ INACIO DA SILVA: Bijlange niet. Brazilië verdiende al langer een groter gewicht in de wereld. We lieten in het verleden toch enkele kansen onbenut. Telkens weer had het er de schijn van dat Brazilië eindelijk zou loskomen, en telkens struikelden we over onze eigen fouten. Economische chaos, hoge inflatie en schulden waren het gevolg. Maar vandaag staat de Braziliaanse economie sterk. De crisis kon ons niet te veel deren, onze economie groeit en we verlenen zelfs ontwikkelingshulp aan anderen.

Waarom beschouwt de hele wereld China dan als economisch wonderland, terwijl Brazilië altijd meeloopt in de categorie ‘overige’?

DA SILVA: China heeft een bevolking van 1,3 miljard mensen, twaalfmaal zoveel als Brazilië. Natuurlijk kijkt men die kant op. Maar China is anders. Brazilië is een land met een vrije pers, vrije vakbonden, democratie; ons parlement kan de wetten die wij voorstellen aannemen of niet. Als we democratie in praktijk brengen, wil dat zeggen dat het een halfjaar duurt voordat een wet van kracht wordt. Bereiken wat wij bereikt hebben, is veel moeilijker voor een democratisch land dan voor een waarin de centrale regering een zeer grote macht heeft.

Benijdt u de Chinezen hun succes?

DA SILVA: Nee, China zal altijd een grote speler blijven. Als het verder groeit en erin slaagt om de koopkracht van de mensen te versterken, dan is iedereen daarbij gebaat: het is een grote markt.

Brazilië dankt zijn succes aan de export van grondstoffen en voedingsmiddelen naar de florerende industrieregio’s in Azië.

DA SILVA: Het Braziliaanse succes is goeddeels te danken aan het feit dat onze handelsbetrekkingen veel verder vertakt zijn dan voordien: de Verenigde Staten en Europa, maar ook Zuid-Amerika, Midden-Amerika, Afrika, Arabië, Azië. Dat geeft ons stabiliteit. Beeldt u zich in dat de VS hun grote crisis tien jaar geleden hadden beleefd! We exporteerden toen 30 procent van onze goederen naar de VS, vandaag is dat nog 13 procent, met navenant minder schade. De Zuid-Zuiddialoog is voor ons even belangrijk als die van de G20. Wij willen anderen helpen om eenzelfde ontwikkeling te bereiken: wij willen nieuw leven blazen in de zelfhulpdialoog, die in de 20e eeuw vaak vergeten werd. De Braziliaanse elite had een gezichtsstoornis, ze zag alleen Europa of de VS.

China spendeert in Afrika veel ontwikkelingsgeld, met de strategische grondstofverzekering als doel. Is dat ook uw bijbedoeling?

DA SILVA: Nee, wij willen geen mogendheid zijn die hegemonie bezit. Wij willen Afrika niet leegroven. Wij willen grondstoffen kopen, maar we moeten ook een aanzet geven tot het veranderingsproces dat Afrika rijker maakt en er jobs creëert. Daarom willen we ook de Doha-onderhandelingen voor een vrijere wereldhandel zo afsluiten, dat er in de toekomst een grotere markt is voor producten uit Afrika. Voor Brazilië alleen hoeven we geen strijd te voeren, we zijn zeer succesvol met soja, koffie, suiker en vlees. De mensen begrijpen simpelweg niet dat we voor meer verbruikers in de wereld moeten zorgen.

Logisch dat u dat zegt, tenslotte is uw land een van de grootste agro-exporteurs ter wereld.

DA SILVA: Hoe meer voedsel Chinezen, Indiërs en Afrikanen kopen, des te meer agro-economie, fabrieken en handel heeft de wereld nodig. Op het eind wint iedereen. Herinnert u zich hoeveel geld de penningmeesters van de rijke landen juist uitbetaalden als steun aan hun banken? Kunt u zich voorstellen hoe mooi de wereld eruit zou zien als al dat geld geïnvesteerd was in de ontwikkeling van de arme landen? Daarover bestaat veel discussie op de ontmoetingen van de G20. Lange tijd vonden regeringen het niet echt nuttig om bij te sturen, ze lieten alles over aan de markten. De crisis herinnerde de politici eraan dat ze aan politiek moesten doen. We mogen de waanzin niet herhalen. De tijd waarin belastingparadijzen bloeiden, superbonussen aan chefs werden betaald en het hoogste doel niet meer de productie van goederen was, maar de snelle handel in bedrukt papier.

Uw land was tot voor kort zelf de speelbal van de financiële markten. De opgang van Brazilië begon toen uw voorganger Fernando Cardoso de real invoerde, de eerste stabiele munt sinds jaren.

DA SILVA: Cardoso zag de gelegenheid om Brazilië zijn verdiende plaats te bezorgen. Maar uiteindelijk vertoonde zijn regering een gebrek aan moed. Aan het eind van zijn ambtstermijn dreigde de ineenstorting. Toen mijn regering de zaken overnam, heette het overal: de inflatie keert terug, de begrotingspolitiek is niet in orde. In 2003 heb ik dan de pijnlijkste begrotingsaanpassingen in de geschiedenis doorgevoerd. We wilden alles doen om een verdere inflatie te vermijden. En kijk, in 2004 groeide de economie met 5,8 procent.

Dat was orthodoxe economische politiek. Niet wat men van de arbeidersleider Lula had verwacht.

DA SILVA: Het zijn vooral de armste bevolkingslagen die kreunen onder een hoge inflatie. Ik zal de tijd niet vergeten dat ik arbeidersleider was en de inflatie 80 procent bereikte. Ik leed daar persoonlijk onder. Sindsdien zweer ik bij een economische politiek die groei zonder geldontwaarding nastreeft. In Brazilië waren we dat niet gewoon. We hebben moeten bewijzen dat we het konden.

Moest u hard optreden om zo’n politiek te doen aanvaarden? Overal heette het toch dat Braziliës nieuwe president een socialistische arbeidersleider was.

DA SILVA: Dat was iets wat me erg bezighield. Ik was de eerste metaalarbeider die tot president werd verkozen. Ik mocht niet mislukken, zoals Lech Walesa in Polen. Anders waren misschien 200 jaar verstreken voordat er nog eens een metaalarbeider president kon worden. Ik moest slagen, om de maatschappij te bewijzen dat iedereen, ongeacht zijn afkomst, president kan worden. Mijn tegenstanders zeggen dat het dom geluk is geweest. Maar iedereen die regeert, heeft dat geluk toch nodig.

U hebt inderdaad heel wat geluk gehad, zoals bij de internationale financiële crisis. Veel sceptici hadden verwacht dat Brazilië als een van de eerste landen in elkaar zou storten.

DA SILVA: Ja, precies zoals tevoren in de Aziatische crisis, de Ruslandcrisis en de pesocrisis. Maar we waren vrij zeker dat deze crisis Brazilië niet in dezelfde mate zou treffen als andere landen. Onze economie was sterk, en we wilden de juiste politieke maatregelen treffen om de crisis vroeger achter de rug te hebben.

Was dat ook geforceerd optimisme?

DA SILVA: Op het hoogtepunt van de crisis, vorig jaar in december, hield ik een televisietoespraak. De krantenkoppen voorspelden een catastrofe, de mensen gingen niet meer inkopen omdat ze bang waren om hun job te verliezen. Ik vertelde de mensen toen dat de economie een gigantisch rad is dat niet kan blijven stilstaan. En dat klopte ook: als de mensen niet kochten, schulden maakten, hun baan verloren, dan raakten ze in moeilijkheden. Maar het klopte evenzeer dat ze hun jobs nog gemakkelijker zouden verliezen als ze niet kochten. Tenslotte was het de consumptie van de laagste inkomensgroepen die de economie draaiende hield.

Hebt u de armste mensen van het land gezegd dat ze midden in de crisis zorgelozer moesten omspringen met hun geld?

DA SILVA: De sterkte van de binnenlandse markt en onze anticyclische economische politiek hebben de Braziliaanse economie gered. Brazilië bevindt zich nu, na de crisis, in een situatie van financiële geloofwaardigheid tegenover de rest van de wereld.

Het grootste probleem, de sociale ongelijkheid, blijft onopgelost.

DA SILVA: Een eeuw lang had Brazilië amper oog voor de sociale kwestie. De economie was sterk, maar een heel leger mannen en vrouwen nam er niet eens aan deel. Nu moeten we de fouten van vroeger corrigeren en er al die mensen bij betrekken, zodat Brazilië echt een rijk land wordt. We asfalteren de straten in de favela’s, brengen er stroom, sanitaire voorzieningen, water, scholen, cultuur. Dat had jaren geleden kunnen gebeuren.

Kan men eigenlijk nog wel vat krijgen op het probleem?

DA SILVA: Misschien duurt het nog een generatie voordat de klus geklaard is. Maar we gaan in de juiste richting. Laat ik u een voorbeeld geven. We hebben een programma ontwikkeld, ‘Elektriciteit voor allen’, dat de meest afgelegen plaatsen van het land gratis aansluit op het stroomnet. We hebben 2,2 miljoen huishoudens bereikt. Daarvoor werden 906.000 kilometer kabel gelegd, waarmee u meer dan 20 keer de wereld kunt omwikkelen. Zo hebben we heel wat jobs gecreëerd. En de mensen die stroom kregen, kochten 1,6 miljoen televisies, 1,5 miljoen koelkasten en 998.000 apparaten, zoals ventilatoren of cd-spelers.

Armoede creëert geweld. Kunt u de veiligheid waarborgen op de Olympische Spelen van 2016?

DA SILVA: U kunt dat niet gewoon aan elkaar vastklinken, armoede en geweld. In Brazilië is er stedelijk geweld, door drugshandel, georganiseerde criminaliteit en sociale problemen. 99 procent van de Brazilianen wil vrede. We hebben de pan-Amerikaanse Spelen georganiseerd, waarop hoegenaamd geen geweld was. Het enige gevaar voor sociale onlusten in Brazilië dreigt wanneer we het wereldkampioenschap voetbal in 2014 niet winnen…

Wat doet u om de Spelen te beveiligen?

DA SILVA: We moeten onze sociale politiek verbeteren. Bovendien hebben we een jaar geleden de Unie van Zuid-Amerikaanse staten (Unasur) gesticht, onder andere om de drugscriminaliteit te bestrijden. We moeten verantwoordelijkheid opnemen en orde scheppen thuis. We hebben daar ook de VS bij nodig. In plaats van een militaire basis in Columbia op te richten, moeten ze zich bekommeren om hun drugsconsumenten, net zoals de Europeanen. Maar we willen niemand de schuld in de schoenen schuiven. Wij, Zuid-Amerikanen nemen onze verantwoordelijkheid op.

Brazilië komt bij de klimaatonderhandelingen vastberaden op voor klimaatbescherming. Hoe valt dat te rijmen met het feit dat uw regering het afbranden van het regenwoud nog niet gestopt heeft?

DA SILVA: Op 23 september heb ik voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gezegd dat we tegen 2020 de brandrooiing in het Amazonegebied met 80 procent zullen verminderen. En wat blijkt: vorig jaar hebben we maar 12.500 vierkante kilometer oerwoud afgebrand, dit jaar slechts 7000. We leveren ernstig werk. Uiteindelijk verbindt Brazilië zich ertoe om tegen 2020 met zijn CO2-emissies 36 tot 39 procent lager te scoren dan tot nu voorspeld is.

Speelt u dat klaar?

DA SILVA: Het is een erg moedig streefdoel en een aansporing voor de rijke landen. Die praten veel, maar doen weinig. We moeten verhinderen dat de CIA de schuld in de schoenen van de Chinezen schuift en omgekeerd. De les van Kopenhagen is: Brazilië doet zijn deel.

© Die Zeit / Vertaling en bewerking: Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content