Veel panden, bedrijven en eigendommen van derdewereldbewoners zijn niet geregistreerd. En de weg naar legalisering is er een met hindernissen.

De derde wereld is eigenlijk helemaal niet zo arm als wij denken. Alleen al op het vlak van onroerend goed beschikken de armen van Afrika, Latijns-Amerika, Azië en Oost-Europa over bijna 437.000 miljard frank (10.832 miljard euro), ofwel 93 maal het bedrag dat de hele westerse wereld sinds 1970 aan ontwikkelingshulp heeft gegeven. De meeste huisjes en pandjes zijn hooguit enkele tienduizenden franken waard, maar omdat het over miljoenen woningen en bedrijfsruimten gaat, vormen ze een enorm vermogen.

Het probleem is alleen, dat deze waarde nagenoeg uitsluitend uit ‘dood kapitaal’ bestaat. Het eigendom ervan staat niet geregistreerd en is dus niet verhandelbaar. Straatventers, kruideniers, taxichauffeurs en zelfs directeuren van kleine fabriekjes of ateliers kunnen geen hypotheek op hun officieuze eigendom nemen en dus geen kapitaal aantrekken om hun bedrijfjes te laten groeien. Bovendien maakt hun onwettige positie hen extra kwetsbaar voor corruptie en afpersing. Ondernemers in de informele economie betalen relatief veel steekpenningen en beschermgeld aan maffiabenden, wat eveneens ten koste gaat van de groeimogelijkheden van hun bedrijfjes.

Volgens de Peruaanse econoom Hernando de Soto, auteur van Het mysterie van het kapitaal, vormt het gebrek aan juridische bescherming het kernprobleem van de voortdurende armoede in de derde wereld. Terwijl juridische zekerheid juist de hoeksteen van het succes van het kapitalisme in Japan en de westerse wereld is. Een goed werkend kadaster kan meer betekenen voor een ontwikkelingsland dan alle anti-imperialistische retoriek bij elkaar.

Hernando de Soto: Lange tijd werd beweerd dat de economieën van ontwikkelingslanden niet of nauwelijks van de grond kwamen omdat de ondernemers te corrupt waren. Volgens mij vormen de ondernemers niet de oorzaak, maar de oplossing van het armoedeprobleem. Als je ziet tegen hoeveel moeilijkheden de informele bedrijfjes dagelijks moeten opboksen en hoe ze er desondanks in slagen het hoofd boven water te houden, kun je slechts bewondering hebben voor hun ingenieuze ondernemerschap. De informele economie is in veel derdewereldlanden en voormalige Oostblokstaten verantwoordelijk voor een groot deel van het bruto nationaal product (BNP). Als die honderdduizenden bedrijfjes gelegaliseerd zouden worden en als ze hun bezittingen in kapitaal konden veranderen, zouden de economieën van die landen een enorme sprong voorwaarts maken.

Westerse instellingen als het Internationaal Muntfonds (IMF) en de Wereldbank hebben de jongste tien jaar hun uiterste best gedaan een goed ondernemersklimaat tot stand te brengen in de ontwikkelingslanden. Waarom zijn hun pogingen grotendeels mislukt?

De Soto: Hun hervormingspogingen beperkten zich tot de staat en de officiële ondernemingen, tot dat gedeelte van de maatschappij dat zich onder ‘de glazen stolp’ bevindt. De staatsschuld is afgebouwd, de inflatie is getemperd en het zakendoen voor multinationals is vergemakkelijkt, maar de bulk van kleine ondernemingen in de informele sector heeft daarvan niet of nauwelijks geprofiteerd. De enorme bureaucratische drempels die in die landen bestaan om een bedrijf of woning officieel geregistreerd te krijgen, zijn nagenoeg onaangetast gebleven. In Haïti bijvoorbeeld zijn daarvoor gemiddeld 111 verschillende bureaucratische stappen nodig. Dat wil zeggen dat een Haïtiaan er ongeveer vijf jaar over doet eer het officieuze bezit officieel op zijn naam staat. Bovendien moet hij bij elke gang naar het loket officiële belastingen en illegale steekpenningen betalen.

Ondertussen kan het bezit al geconfisqueerd zijn of de eigenaar ervan overleden. De meeste informele ondernemers kunnen de overgang naar de officiële economie dus niet maken, ook al willen ze dat dolgraag. Ze beseffen namelijk maar al te goed dat ze in het zwarte circuit nauwelijks kansen hebben om vooruit te komen en vaak meer geld kwijt zijn aan beschermingsgeld en steekpenningen dan ze ooit aan belastingen zullen betalen.

Ambtelijke willekeur is dus niets anders dan de keerzijde van de medaille? Hoe groter de informele economie, hoe groter de corruptie?

De Soto: Inderdaad. Uit historisch onderzoek van de economieën van Engeland en Frankrijk in de zeventiende en achttiende eeuw blijkt dat de overheid destijds de belangen van de gilden en staatsbedrijven zo goed en zo kwaad als het kon probeerde te beschermen tegen de opkomende klasse van burgerlijke kooplieden en ondernemers. Er werden draconische maatregelen afgekondigd tegen die nieuwe klasse van ondernemers die goedkoper konden produceren dan de bedrijven die bij de uit de Middeleeuwen stammende gilden waren aangesloten. Die maatregelen hadden overigens weinig succes. Het enige wat de overheid met dergelijke terreurmaatregelen bereikte, was dat de nieuwe klasse van ondernemers steeds slinksere manieren zocht om economisch te kunnen overleven. Corruptie was daar één van. Hoe hoger de boetes die de controlerende ambtenaren hen oplegden, hoe groter ook de neiging van die ondernemers om steekpenningen aan te bieden en van de controleurs om ze aan te nemen. Pas toen de macht van de gilden werd gebroken en meer bedrijven toegang kregen tot de officiële markt begon de corruptie merkbaar af te nemen.

Volgens u moeten de ontwikkelingslanden en de staten in het voormalige Oostblok dezelfde juridische ontwikkeling doormaken als West-Europa en de Verenigde Staten in de voorgaande eeuwen. Toch waarschuwt u voor een fixatie op het juridische aspect van het proces. Bedoelt u daarmee dat het legaliseren van officieus eigendom niet mag worden opgelegd?

De Soto: De eigenaars van de bedrijfjes en panden mogen inderdaad niet de indruk krijgen dat het proces over hun hoofden heen plaatsvindt. De overheden die een modern kadaster en een degelijk juridisch kader willen scheppen, moeten bij hun legalisering wel van de bestaande situatie uitgaan. Anders wordt de bevolking er niet bij betrokken. Dat is een van de redenen waarom de massale privatiseringsprogramma’s in Oost-Europa zijn mislukt. Iedere burger kreeg een deel van een voormalig staatsbedrijf toebedeeld in de vorm van een aandeel. Als het om een bedrijf ging waar hij toevallig werkte, had die burger interesse. Maar in het geval van een bedrijf waar hij niet bij betrokken was, was de neiging het aandeel aan de eerste de beste bieder te verkopen erg groot. Zo heeft een klein aantal oligarchen voor spotprijzen het merendeel van de Russische bedrijven kunnen inpikken.

Anno 2001 is de situatie nog niet veel beter dan kort na het verdwijnen van het communisme. In Rusland lijdt de landbouwsector onder een groot gebrek aan investeringen. Waarom en vooral hoe zouden particuliere landbouwers moderne machines aanschaffen als de grond die ze bewerken nog altijd niet officieel van hen is en ze geen lening kunnen afsluiten met die grond als onderpand om die aankopen te financieren? Zolang eigendom in dit soort landen niet bevredigend is geregeld, verkeren hun economieën in een vicieuze cirkel. Er is een enorme behoefte aan kapitaal, maar het aanwezige kapitaal is ‘dood’ en niet in staat aan die behoefte te voldoen.

Een van de hoofdstukken uit uw boek heet ‘De ontbrekende les uit de geschiedenis van de VS’. De kolonisten en goudzoekers werden door de federale overheid aanvankelijk als landbezetters en desperado’s beschouwd, maar op den duur in hun rechten erkend. In de VS heeft dit proces echter een eeuw in beslag genomen. Zo lang kunnen de ontwikkelingslanden niet wachten.

De Soto: De ontwikkelingslanden hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden. De landen van West-Europa en in mindere mate ook de Verenigde Staten kwamen uit een middeleeuws feodaal systeem en moesten de moderne burgerlijke maatschappij nog helemaal opbouwen. In Zuid-Korea en Japan is dat legaliseringsproces een heel stuk sneller verlopen, omdat die landen het westerse voorbeeld voor ogen hadden en veel vormen van wetgeving als het ware zo konden overnemen. Nu kan ook dat deel van het proces worden versneld met de hulp van computers.

De theorie klinkt goed, maar hebben de democratisch gekozen of zelf aangestelde machthebbers in de derde wereld er wel oren naar?

De Soto: Toch wel. Mijn collega’s van het Peruaanse Institute for Liberty and Democracy hebben in Lima al met succes een groot project afgerond waarbij voor tienduizenden ondernemers uit de informele economie de stap naar de formele maatschappij aanzienlijk werd vergemakkelijkt. Dat heeft de presidentskandidaten zo enthousiast gemaakt dat ze onze opvattingen stuk voor stuk tot de hunne hebben gemaakt en tijdens de recente verkiezingscampagne beloofden een legaliseringsproces in gang te zullen zetten. Verkiezingsbeloften zeggen mij echter niet zoveel. Ik heb meer vertrouwen in de ondernemers zelf.

Alleen al in Peru zijn er enkele honderdduizenden exemplaren van mijn boek verkocht, de meeste als onderdeel van een roofdruk – hoewel ik mijn royalty’s aan de uitgever had afgestaan zodat hij de prijs van het boek zo laag mogelijk kon houden. Ik heb vanzelfsprekend geweigerd hard op te treden tegen de vervaardigers en verspreiders van deze roofdrukken. Als zo’n ‘informele’ methode kan helpen om de weerklank van mijn ideeën te vergroten, mogen ze wat mij betreft gerust hun gang gaan.

Hernando de Soto, ‘Het mysterie van het kapitaal – waarom kapitalisme zo’n succes is in het Westen, maar faalt in de rest van de wereld’, Het Spectrum, 725 fr. (17,97 euro)

Jeroen Kuypers Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content