De Nederlandse overheid besloot vorige week deel te nemen aan de ontwikkeling van de Amerikaanse Joint Strike Fighter, ’s werelds nieuwste gevechtsvliegtuig. België wil daar niet van weten. En dat is jammer, vindt Guido Vanhecke, oud-stafchef van de luchtmacht en directeur-generaal van Gebecoma.

In oktober 2001 won de Amerikaanse vliegtuigbouwer Lockheed Martin van grote concurrent Boeing de strijd om de mega-order voor de Joint Strike Fighter (JSF), ook bekend als de F-35. Dat nieuwe gevechtsvliegtuig moet de opvolger worden van de welbekende F-16, die na 25 jaar dienst dringend aan vervanging toe is. Volgens de Amerikaanse militaire overheid wordt de JSF, die nu nog op de tekentafel ligt en vanaf 2005 in productie zou gaan, de komende decennia het belangrijkste gevechtsvliegtuig ter wereld. Lockheed Martin gaat ervan uit minimaal 3000 toestellen aan de man te kunnen brengen en schat de totale waarde van het project op 200 miljard dollar. Het Amerikaanse leger wordt ongetwijfeld de grootste afnemer, maar ook in het buitenland bestaat er interesse voor de supermoderne jachtbommenwerper.

Zo heeft het Verenigd Koninkrijk al beslist dat het mee in het peperdure ontwikkelingsprogramma stapt. De Britten betalen daarvoor 1,8 miljard dollar. Landen als Nederland, Italië, Israël en Turkije zullen wellicht volgen, al zal bijvoorbeeld Nederland ‘maar’ 800 miljoen dollar betalen voor deelname aan het project (en dus minder bestellingen en compensaties voor de eigen industrie krijgen). Door die hoge instapprijs zal de Joint Strike Fighter (40 miljoen euro) goedkoper zijn dan zijn rechtstreekse concurrenten, de Rafale (60 miljoen euro) van het Franse Dassault en de Typhoon (52 miljoen euro) van het Europese Eurofighter-consortium.

België doet niet mee aan het project. Bij het aantreden van paars-groen wilden de Franstalige partijen en gewesten, vooral omwille van hun industriële achterban, wel uitkijken naar een opvolger voor de F-16. Maar begin vorig jaar kwam er protest van de Vlaamse socialisten en de groenen. Ook het Vlaamse Gewest hield het been stijf. Samen met zeven andere NAVO-lidstaten besloot België uiteindelijk in december 2001 liever deel te nemen aan de bouw van 196 militaire Airbus-transportvliegtuigen van het type A-400M.

Ook FLAG, de Vlaamse luchtvaartlobby, wekte soms de indruk aan de A-400M de voorkeur te geven boven de JSF. De A-400M wordt namelijk de opvolger van de (politiek) populaire C-130 Hercules. Bovendien is ASCO, het Franstalige in Zaventem gevestigde luchtvaartbedrijf dat veel invloed heeft in FLAG, een trouwe toeleverancier van Airbus. Dat neemt niet weg dat de Belgische luchtvaartbedrijven nu met lede ogen moeten aanzien hoe hun buitenlandse concurrenten deelnemen aan de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter en daardoor zicht krijgen op de nieuwste spitstechnologieën.

Dat is ook de zorg van het Groupement Belge des Constructeurs de Matériel Aerospatial (Gebecoma), waar de kersverse voorzitter Peter De Swert (Sabena Technics) en oud-luchtmachtgeneraal Guido ‘Piet’ Vanhecke een andere toon proberen te zetten.

Guido Vanhecke: ‘Ik ben naar Gebecoma gekomen om de luchtvaartbedrijven in ons land de rangen te laten sluiten vooraleer wij in Europees verband opgeslorpt worden. Dat betekent niet dat ik de regionale belangengroepen zoals FLAG en de Entreprises Wallonnes de l’Aéronautique (EWA) wil miskennen. Maar het zou jammer zijn, mochten wij internationaal politieke en industriële kansen laten liggen wegens binnenlandse verdeeldheid. Als stafchef heb ik altijd Europees trachten te denken. Ik heb de bouw van de Advanced European Jet Pilot Trainer , een nieuw opleidingsvliegtuig, gesteund. En met de Belgische en de Nederlandse F-16’s hebben we in Kosovo de krachten gebundeld in de Deployable Air Task Force (DATF). Ik begrijp niet dat we wel internationaal kunnen samenwerken, maar in eigen land problemen blijven maken.

Gebecoma zorgde vroeger voor de lobbying. Door de staatshervorming is die taak nu in handen van FLAG , EWA en de Brussels Aerospace Group. Op het federale vlak hebben wij evenwel geen koepel meer waaronder de industriëlen een gezamenlijke visie kunnen ontwikkelen en zowel nationaal als internationaal kunnen verdedigen. Gebecoma zou die opdracht op zich kunnen nemen.

IJvert Gebecoma, gezien de Franse connecties van zijn leden, niet eerder voor de Franse Rafale dan voor de Amerikaanse Joint Strike Fighter?

Vanhecke: Dassault bezit 51 procent van SABCA, maar het mooiste programma dat ook dit bedrijf ooit heeft gehad was de deelname aan de bouw van de Amerikaanse F-16. Bovendien zijn de Rafale en de Typhoon niet de toestellen waarmee de luchtmacht zijn F-16 kan vervangen. Zowel Dassaults Rafale als de Typhoon van het Eurofighter-consortium met Britse, Duitse, Spaanse en Italiaanse bedrijven zijn gevechtsvliegtuigen die ten tijde van de F-16 ontworpen en dus van concept al verouderd zijn. De betrokken landen willen daarmee in de eerste plaats hun eigen luchtvaartindustrie in leven houden, zonder meteen de technologische sprongen te maken waartoe het JSF-programma zal leiden. Precies daarom participeert Groot-Brittannië zowel in het Eurofighter- als in het JSF-consortium.

Een regering die, zoals de Belgische, niet deelneemt aan de ontwikkeling van zo’n vliegtuig en denkt het later eventueel te kopen, wurgt intussen zijn luchtvaartbedrijven. Zij mogen zelfs niet ruiken aan de spitstechnologie die hun concurrenten in het kader van zo’n programma ontwikkelen. De Belgische deelname aan het F-16-programma heeft meer dan 100 procent sociaal-economische compensaties en zeer veel spin-off opgeleverd. Nu wordt anders geredeneerd. Wie van meet af aan de risico’s niet deelt, krijgt achteraf niks. Intussen zullen de deelnemende landen in het spoor van de Amerikanen en de Britten een technologische voorsprong nemen, die ook buiten de wapenindustrie voelbaar zal zijn.

Dat is het zoveelste bewijs dat defensie er niet is voor ’s lands verdediging, maar voor de grootindustrie en dat het Militair Industrieel Complex altijd overleeft.

Vanhecke: U kunt het ook anders bekijken. Wie denkt dat wij geen defensiematerieel nodig hebben en conflicten kunnen oplossen zonder militaire middelen, is ziende blind. Zowel de geschiedenis als de actualiteit geven hem ongelijk. Als wij dan toch een leger moeten hebben dat ons geld kost, kunnen we evengoed proberen een deel van onze bestedingen te recupereren door onze industrie te laten meedraaien.

Maar voor welk type opdrachten heeft België een toestel als de Joint Strike Fighter nodig ?

Vanhecke: Na de invoering van de euro zal, naast de toenemende politiële en gerechtelijke samenwerking in de Europese Unie, de volgende grote stap wellicht die naar een Europese Defensie zijn. België zal op dat ogenblik niet kunnen kiezen welke taken het wil opnemen. Iedereen zal zijn steentje moeten bijdragen en niemand zal zomaar de minder gevaarlijke of minder dure opdrachten kunnen opeisen. Wie bovendien politiek medezeggenschap wil, zal daartoe de middelen moeten hebben. België heeft, mede met de luchtmacht, een substantiële bijdrage geleverd in het oplossen van de Kosovocrisis. Maar herinner u ook de onderonsjes eind vorig jaar van de Britse, Franse en Duitse staatshoofden en regeringsleiders naar aanleiding van de oorlog in Afghanistan. Luchtwapens zijn beslissend geworden in de internationale politiek. Wie alleen transportvluchten wil uitvoeren en voetvolk wil sturen, zou wel eens met meer lijkzakken kunnen terugkeren dan gedacht.

Frank De Moor

‘Luchtwapens zijn beslissend geworden in de internationale politiek.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content