De regering-Di Rupo nam al meer dan 400 begrotingsmaatregelen. Op verzoek van Knack bestudeerden begrotingsexperts Wim Moesen en Herman Matthijs ze van nabij. Hun verdict is niet mals: ‘De regering koos voor de weg van de minste weerstand, maar dat is ook die van het minste verstand.’

‘De regering-Di Rupo heeft zich laten verleiden door de geneugten van Capua’, zegt Wim Moesen. Op verzoek van Knack nam de begrotingsexpert van de KU Leuven alle begrotingsbeslissingen en bijsturingen van de huidige regering onder de loep. Ook Herman Matthijs, professor overheidsfinanciën aan de VUB en de UGent, boog zich over de meer dan 400 begrotingsmaatregelen – ‘Toch echt wel een heel groot aantal’, vinden beiden. ‘Die vele zeer kleine maatregelen leverden zeer versnipperde begrotingen op’, zegt Matthijs. ‘Op enige visie bij het opstellen van de begrotingen kun je deze regering niet betrappen.’

Daar is Moesen het mee eens. Meer nog: hij heeft het over ‘de geneugten van Capua’. De uitdrukking is beter bekend in het Frans, les délices de Capoue: de Carthaagse veldheer Hannibal was de Pyreneeën en de Alpen al overgetrokken en Rome lag voor het grijpen. In plaats van in 215 voor Christus meteen door te stoten naar de hoofdstad van het keizerrijk, hield Hannibal halt in de Italiaanse stad Capua. Daar liet hij zijn troepen genieten van het aangename klimaat en een luilekkerleventje met aangepaste wijnen. De inname van Rome? Die was voor later. Ondertussen bundelden de Romeinen opnieuw de krachten en uiteindelijk werd Hannibal verslagen. ‘Hannibal verloor de oorlog door te kiezen voor easy living‘, zegt Moesen. ‘De regering-Di Rupo heeft op begrotingsvlak dezelfde fout begaan. Ik hoop maar dat wij ons dat niet even hard zullen beklagen als Hannibal.’

Professor Moesen heeft het geturfd: 47 procent van alle begrotingsmaatregelen van de regering onder leiding van Elio Di Rupo (PS) zijn eenmalig, ‘dus bijna de helft van de beslissingen zijn one shots: een meevaller hier, een uitzonderlijke inkomst daar, een opportuniteitje ginder. Bijna de helft eenmalige maatregelen! Dat is niet meer ernstig’, vindt Moesen. Eén voorbeeld: iedereen met een levensverzekering voor langetermijnsparen betaalde daarop tot voor kort belastingen aan het eind van de rit (bij uitkering of op 60 jaar). De regering-Di Rupo besliste eenmalig daarvan een deel vervroegd te innen. Dat een volgende regering aan het einde van de rit dat bedrag niet meer kan innen, zijn zorgen voor later. Zoiets heeft een hoog après nous le déluge-gehalte.

Uit de telling van Moesen bleek nog dat 34 procent van de begrotingsmaatregelen structurele ontvangsten zijn, en 19 procent slaat op structurele uitgaven. ‘Slechts 19 procent’, benadrukt Moesen. ‘Al die cijfers tonen aan dat de huidige regering gekozen heeft voor de weg van de minste weerstand, maar dat is ook die van het minste verstand, want zo schuift ze de problemen voor zich uit. Dat kan je niet blijven doen.’ Matthijs gaat daarmee akkoord: ‘De regering nam inderdaad maar weinig structurele begrotingsmaatregelen en heel veel eenmalige.’ De regering-Di Rupo omschrijven als een ‘belastingregering’, zoals de oppositie voortdurend doet, klopt niet helemaal: ‘Het is de regering van de eenmalige maatregelen’, vinden beide experts.

De truc met te mooie cijfers

Een slechte gewoonte bij de begrotingsopmaken van Di Rupo is dat er wordt uitgegaan van te rooskleurige economische vooruitzichten. ‘In dat bedje zijn we al langer ziek’, zegt Matthijs. ‘De inkomsten worden steevast overschat, de uitgaven onderschat en later, bij de begrotingscontroles, zien we dan wel.’ Zo werd in november 2011 de eerste begroting onder Di Rupo opgesteld, die voor het jaar 2012, en enkele weken later bleek die al achterhaald: de economische groei was te optimistisch ingeschat en we moesten ook meer rente betalen op onze leningen dan voorzien. Gevolg: in enkele dagen tijd zat er in de begroting van 2012 al een gat van 1,3 miljard. Daar kwam nog bij dat de premier op 6 december 2011 nog maar net zijn ambtswoning in de Wetstraat 16 had betreden, of er viel al een lijk uit de kast: de begroting 2011 bleek te eindigen met een tekort van 4,2 procent van het bbp, veel meer dan het met Europa afgesproken tekort van 3,6 procent. Gevolg: voor bijna 2 miljard extra besparingen. Zo hol je vanaf dag één achter de feiten aan.

Nauwelijks bekomen van de nieuwjaarsborrel kreeg de regering-Di Rupo de eerste week van januari al snoeiharde kritiek op de begroting 2012 van het Rekenhof. In een 107 bladzijden tellend rapport somt het op wat er allemaal aan schort: de opbrengsten van sommige maatregelen werden te hoog ingeschat, de prognoses voor de economische groei waren te optimistisch, en over een aantal maatregelen had zelfs het Rekenhof te weinig informatie om de budgettaire gevolgen te kunnen inschatten. Zo stond er in de begroting dat de opheffing van het bankgeheim 250 miljoen zou opbrengen en de strijd tegen fiscale en sociale fraude 610 miljoen. ‘Dat zijn klassiekers’, zegt Matthijs. ‘In elke begroting komen ze terug en niemand weet of die bedragen ooit gehaald zullen worden.’

De truc met de te mooie cijfers werd onder Di Rupo vaker gebruikt. Het meest flagrant tijdens de begrotingscontrole in de zomer 2012. In mei 2012 dacht het Planbureau dat onze economie dat jaar zeer lichtjes zou groeien, met 0,1 procent. De Nationale Bank ging in overeenstemming met de prognose van de Europese Commissie uit van een zeer kleine krimp met 0,1 procent. Kortom, half mei stelden de twee instellingen waar de regering voor haar macro-economische hypotheses op steunt dat de Belgische economie dat jaar zou surplacen.

Begin juni verklaarde premier Di Rupo: ‘Ik denk dat de economische groei dit jaar 0,5 of 0,6 procent zal bedragen.’ Enkele dagen later voorspelde de Nationale Bank een groei van 0,6 procent, het Planbureau kwam toen uit op 0,5 procent. Die opmerkelijke positieve bijstelling zorgde voor verbazing onder conjunctuurspecialisten. De opgetrokken groeicijfers hielpen de begrotingscontrole die eraan kwam niet weinig: als de economie groeit met 0,5 procent in plaats van ter plaatse te trappelen met een nulgroei, hoeft er al snel bijna 1 miljard minder gesaneerd te worden.

De vreugde was van korte duur. Begin augustus, de begrotingscontrole was achter de rug, liet de Nationale Bank weten dat onze economie in het tweede kwartaal met 0,6 procent was gekrompen en dat ook het derde kwartaal er behoorlijk negatief uitzag. Uiteindelijk zou onze economie in 2012 een krimp van 0,2 procent kennen. Maar voor de duur van de begrotingscontrole was iedereen dus tegen beter weten in uitgegaan van opgesmukte groeicijfers. Zoiets staat ernstig begrotingswerk in de weg.

Gefoefel à la belge

Tot nu toe kwamen alle Belgische regeringen daarmee weg. Gefundeerde kritiek van bijvoorbeeld het Rekenhof? Ach, wie las die rapporten? Die nonchalance behoort stilaan tot het verleden, want sinds 2009 staat het Belgische begrotingsbeleid onder toezicht van Europa, dat almaar strenger toekijkt. ‘We hebben een belangrijk deel van onze budgettaire soevereiniteit afgegeven aan Europa’, zegt Matthijs. Moesen: ‘Europa heeft ons door. We slagen er altijd in om de opgelegde begrotingsdoelstellingen te halen, vaak wat later dan gepland en hoe? Met opgesmukte groeicijfers, boekhoudkundige trucs en eenmalige maatregelen. Europa beschouwt België nu als een budgettaire belhamel en heeft beslist om ons strikte doelstellingen op te leggen en ons nauwgezet op te volgen.’ Matthijs: ‘En Europa lacht er niet mee. Als we niet voldoen, dreigen er niet alleen publieke vermaningen maar ook serieuze boetes.’

Dat het Europa menens is, ondervond de huidige regering al snel. Op 5 januari 2012 stuurde Europees commissaris Olli Rehn een brief naar toenmalig minister van Financiën Steven Vanackere (CD&V) over de eerste begroting die onder leiding van Di Rupo was opgesteld. De aanhef is nog vriendelijk met ‘Dear Steven’, maar verder wordt er kordaat op gewezen dat de gepresenteerde begroting niet echt geloofwaardig is omdat sommige belastingen overschat worden en de prognoses voor de groei te optimistisch zijn.

Europa tikte de regering-Di Rupo daarna wel vaker op de vingers. De regering beweerde bijvoorbeeld dat de begroting 2012 was afgesloten met een tekort van 3,1 procent, wat iets meer was dan de Europese maximale norm van 3 procent, maar ach. Economen wezen er echter op dat de kapitaalverhoging van Dexia niet in de begroting was opgenomen en dat het tekort dus groter was. De regering wuifde dat vriendelijk weg, tot Europa in maart van dit jaar liet weten dat het Dexiabedrag inderdaad in de begroting moest worden opgenomen. Resultaat: de begroting 2012 sloot af op een tekort van 14,9 miljard, of 3,9 procent van het bbp, bijna een vol procent of 3,5 miljard meer dan afgesproken.

Nog een laatste voorbeeld van Belgisch gefoefel? We moeten van Europa 1 procent structureel besparen. De opvolger van Vanackere op Financiën, Koen Geens (CD&V), dacht handig te kunnen zijn. Het eenmalige extra dividend dat de Nationale Bank uitkeerde, een meevaller van 321 miljoen euro, schreef hij in als een ‘structurele’ maatregel. Gefronste wenkbrauwen alom, maar Geens was zich van geen kwaad bewust: ‘Een dividend is van nature recurrent, maar je hebt geen zekerheid over het bedrag’, zo zei hij. Daar was Europa het niet mee eens. Het blameerde in mei 2013 de regering door de begroting een onvoldoende te geven en duidelijk te maken dat het dividend van de Nationale Bank niet structureel was.

De salamitactiek

De regering-Di Rupo hield om de haverklap begrotingsconclaven en -controles, niet alleen omdat er moest worden bijgestuurd, maar ook omdat Europa nu om de drie maanden wil weten hoever we staan. ‘Die vele begrotingsbijeenkomsten zijn nieuw’, zegt Moesen. ‘Vroeger werd er in oktober een begrotingsconclaaf gehouden waar je de begroting voor het volgende jaar opstelde. Daar werden vooral structurele maatregelen genomen, maatregelen die in de toekomst blijven doorwerken. In maart volgde dan een begrotingscontrole, waar je wat bijstuurde. Dat gebeurde vooral met eenmalige maatregelen. Nu wordt er bijna om de drie maanden vergaderd over de begroting, en ik twijfel eraan of dat goed is: de bevolking wordt nu voortdurend geconfronteerd met saneren en besparen, en daar wordt een mens niet vrolijk van.’

Moesen noemt premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) ‘een meester’ in de begrotingsonderhandelingen. Zijn werkwijze was zowat het tegenovergestelde van die van Di Rupo. Moesen: ‘Dehaene moest vanaf 1993 zware ingrepen doen opdat België kon toetreden tot de eurozone. We hadden in 1993 een tekort van 7,5 procent van het bbp (nu is dat 2,5 procent) en onze overheidsschuld bedroeg 137 procent van het bbp (nu 100 procent). Om tot de euro toegelaten te worden, moest ons begrotingstekort onder de 3 procent zakken en moest onze schuld richting 60 procent gaan. Wat deed Dehaene? Hij lanceerde in 1993 het Globaal Plan, waarmee ons land economisch en budgettair weer op het juiste spoor werd gezet.’

Het Globaal Plan bestond uit een resem banenplannen, wat lastenverlagingen en andere initiatieven om het concurrentievermogen van de ondernemingen te versterken. Maar er hoorden ook pijnlijke maatregelen bij. In 1994-1995 kwam er een loonstop en de gezondheidsindex werd ingevoerd, zodat bij de aanpassing van lonen, wedden en uitkeringen geen rekening meer werd gehouden met de prijzen van brandstof, tabak en alcohol. Moesen: ‘Dat waren structurele ingrepen. En wat deed Dehaene bij de begrotingscontroles? Hij viel de mensen niet opnieuw lastig, maar bespaarde op overheidsinvesteringen en privatiseerde dan bijvoorbeeld het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, de NMKN of ASLK om geld in het bakje te krijgen. Dat is ook de beste manier: tijdens de begrotingsopmaak grijp je structureel in, bij de begrotingscontroles stuur je bij met eenmalige maatregelen.’

Dehaene was premier in een ander tijdperk, merkt Matthijs op: ‘Dehaene kon makkelijk met een groot plan komen: het was vrij rustig op communautair vlak en in de regering zaten alleen christendemocraten en socialisten. Di Rupo, daarentegen, zit nog altijd met de afwerking van de zesde staatshervorming en moet liberalen en socialisten verzoenen. Dus hanteert hij de salamitactiek: heel behoedzaam neemt zijn regering een hele reeks kleine maatregelen, hier een miljoentje en daar nog een.’ (Zie kader: Vele kleintjes maken één groot)

Onteigening van spaargeld

Volgens heel wat commentatoren wordt door de begrotingsmaatregelen vooral de middenklasse getroffen. Toch verklaarde minister van Financiën Vanackere ooit dat ‘alleen rokers en speculanten die maatregelen voelen’, en Di Rupo houdt vol dat de ingrepen nagenoeg pijnloos zijn. ‘Een pijnloze sanering bestaat niet,’ weet Matthijs, ‘en natúúrlijk voelt vooral de middenklasse het. Dat is altijd al zo geweest: bij de armen valt niets te rapen en de echt rijken hebben al lang alles in veiligheid gebracht. Bovendien bestaat de middenklasse uit een massa mensen, waardoor kun je de gevraagde inspanningen over veel hoofden kunt verdelen.’ Een voorbeeld: als de btw op betaaltelevisie stijgt van 12 naar 21 procent, zoals werd beslist tijdens de begrotingsopmaak 2012, dan storten heel veel mensen dat bedrag zonder morren via hun lopende opdracht.

En hoe zit het met de ‘rokers en speculanten’ over wie Vanackere het had? Worden zij extra getroffen? Bij elke begrotingsbespreking werden de accijnzen op alcoholische dranken en vooral op tabak opgetrokken, officieel omdat de regering zeer begaan is met onze gezondheid. Nieuw zijn die accijnsverhogingen zeker niet, het is sinds vele jaren een post bij elke begrotingsopmaak. En de ‘speculanten’? Daar was de toenmalige minister van Financiën fout, want niet alleen speculanten worden getroffen, maar alle beleggers en spaarders. Zo werd de roerende voorheffing op alle spaarproducten behalve het spaarboekje verhoogd van 15 naar 25 procent, wat door commentatoren beschouwd werd als ‘een massale onteigening van het spaargeld’.

‘De meeste van de begrotingsmaatregelen die onder Di Rupo werden afgekondigd, sijpelen traag door naar de bevolking’, zegt Matthijs. ‘De mensen beseffen het meestal niet, ze worden er onrechtstreeks door getroffen.’ Als voorbeeld noemt hij de bankentaks, een heffing op de spaarboekjes die de banken moeten betalen. ‘Het laat zich raden dat de banken dat op hun beurt zullen doorrekenen aan hun klanten,’ zegt Matthijs, ‘maar geen enkele bankklant zal dat merken, laat staan dat hij beseft dat het een gevolg is van een begrotingsmaatregel.’ Ook de btw die advocaten binnenkort moeten betalen, zal vast doorgerekend worden aan de cliënten. Moesen: ‘Di Rupo voerde veel onzichtbare begrotingsmaatregelen door.’

Matthijs en Moesen hebben geen hoge pet op over het knip- en plakwerk dat de regering-Di Rupo als begrotingen presenteerde, maar ze voegen er snel aan toe: ‘Ook zijn voorgangers hebben veel kansen laten liggen om onze staatsfinanciën op orde te brengen.’ En ze zijn het ook roerend eens: vooral de paarse regering van Guy Verhofstadt (Open VLD) heeft in goede tijden nagelaten dat te doen: ‘Hadden we toen voortgespaard in plaats van het geld uit te delen, stonden we vandaag veel verder.’

En nu?

Nu verwachten ze niet veel meer van Elio Di Rupo. De campagne voor de verkiezingen van mei 2014 is gestart, en dan gunnen politici elkaar niets meer. ‘Het budgettaire luik wordt over de verkiezingen getild en de volgende regering mag het oplossen’, zegt Matthijs. En dat belooft geen eenvoudige klus te worden. Dit jaar verwacht Europa dat we afsluiten met een begrotingstekort van 2,5 procent van het bbp, en volgend (verkiezings-) jaar mag dat nog 2,15 procent zijn. Tegen 2016 moet dat tekort nul zijn. Dat wil zeggen dat de regering die na mei 2014 gevormd wordt pakweg 8 miljard euro moet saneren tegen eind 2015. Europa weet hoe creatief België kan zijn met zijn besparingen, en heeft al gezegd dat er minstens 1 procent structurele besparingen in moeten zitten, dus voor zo’n 4 miljard. ‘Dat wordt dus geen lachertje’, waarschuwen Moesen en Matthijs.

Daarnaast moet België ook zijn staatsschuld, vandaag 100 procent van het bbp, afbouwen naar 60 procent. Ook daarvoor stippelde Europa het traject uit: de 40 procentpunt schuld die we te veel hebben, moeten we jaarlijks met één twintigste afbouwen. Daarvoor wordt momenteel vooral gedacht aan de verkoop van de 10 procent die de Belgische staat heeft in de Franse bank in BNP Paribas Fortis, en/of een vermindering van de 53 procent die ze in Belgacom heeft. ‘Dat levert ons inderdaad meteen een smak geld op,’ zegt Matthijs, ‘maar het zou ook betekenen dat we in de toekomst minder dividenden zullen ontvangen, die we nu zo graag in onze begroting inschrijven.’

Alsof de financiële gezondmaking van de federale staat onder het waakzame oog van Europa op zich nog niet zwaar genoeg is, moeten ook de lagere overheden, de gewesten en de steden, naar een begroting in evenwicht of moeten ze het behouden (Vlaanderen is in evenwicht sinds 2011). ‘Ook zij moeten er dus het mes in zetten’, zegt Matthijs. Dat allemaal terwijl de bevolking veroudert en de kosten voor de gezondheidszorg en pensioenen enorm zullen toenemen. En de overheden moeten ook nog dringend investeren, bijvoorbeeld in onze infrastructuur. Moesen en Matthijs willen ons niet de stuipen op het lijf jagen, maar de uitdagingen de volgende twee jaar zijn om het zacht uit te drukken gigantisch. Daarmee vergeleken was de heroïsche veldtocht van Hannibal over de Pyreneeën en de Alpen een gezondheidswandeling.

DOOR EWALD PIRONET

‘Al die zeer kleine maatregelen leverden zeer versnipperde begrotingen op. Op enige visie kun je deze regering niet betrappen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content