Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Sport is een bezigheid waarmee mensen zich amuseren en, in het beste geval, hun gezondheid bevorderen. Profsport is van een heel andere orde. Daar geldt de stelregel, die biljartkoning Fast Eddie Felson in The Hustler kruimig samenvatte: “Ieder telt zijn geld. En wie het meest heeft, wint.”

Als topsport de jeugd tot voorbeeld kan strekken, is dat meegenomen, maar het was zeker niet de opdracht die Eddy Merckx, onderweg naar zijn vijfde Tourzege, voor ogen had. Een sponsor betaalt een toprenner geen 100 miljoen frank – het jaarsalaris van de Spanjaard Miguel Indurain – om hem te zien meefietsen in “een Tour de France op mensenmaat”, als een lichtend voorbeeld voor jongeren.

Een Ronde van Frankrijk op mensenmaat, waar cols als de Galibier, de Aubisque, de Tourmalet, de Ventoux verboden terrein zijn, interesseert geen hond. Precies het buitensporige parcours wekt de belangstelling voor die wedstrijd. En een sponsor heeft dan 100 miljoen veil voor een coureur van wie hij denkt dat die een dergelijke koers kan winnen – omwille van de reclameneerslag. Daarop drijft de profsport, op niets anders.

Voor het bereiken van de top, waar jaarsalarissen van die orde worden betaald, zijn sommigen – en niet alleen wielrenners – bereid erg ver te gaan: in de voorbereiding, in het gebruik van bepaalde materialen, maar ook in de medische begeleiding zoals dat eufemistisch heet. Sommige sportlui ontpoppen zich tot echte alleseters – zolang het maar door een sportarts wordt voorgeschreven.

En er was een periode waarin niet eens aanstoot werd genomen aan die praktijken. In het Rijke Vlaamse Wielerleven beschrijft Karel van Wijnendaele een Parijs-Brussel uit de jaren twintig, waarbij de Fransman Pélissier “een klein fleschje haalde, uit een zak zijner trui”. Volgens de Xenophon van de wielersport kon Pélissier die opkikker gebruiken: “Zijn wezen geleek dat van iemand die stuiptrekkingen heeft. De oogen glariëden in den kop.” Pélissier won “deze heerlijke Parijs-Brussel” na een tumultueus duel met Mottiat.

Met de dood van Tom Simpson in 1966 op de Ventoux viel de hypocrisie niet langer vol te houden – al zijn er nog altijd die beweren dat de Brit door een fatale zonnesteek werd getroffen.

Een ongeluk als dat met Simpson stond te gebeuren. Enkele jaren eerder al was een dolgedraaide Roger Rivière op de Perjuret in de ravijn gedonderd. Rivière was een begenadigd achtervolger en een mogelijke Tourwinnaar. Op de piste reed hij met helium in de tubes; in de Tour met amfetamines in de aders. Zijn naaste concurrent, de Italiaan Gastone Nencini, was een van de eerste experten in hormonale doping. En heel de Tourkaravaan was daarvan op de hoogte. Zoals de huidige Rondebazen perfect weet hadden van het wijdverspreide epogebruik.

Toch weigerde directeur Jean-Marie Leblanc na Festina ook de TVM-ploeg uit de Tour ’98 te zetten, omdat hij niet beschikte over bewijzen of over bekentenissen van de ploegleiding dat hun renners inderdaad doping gebruiken. Dat in een auto van de TVM-ploeg en in de hotelkamers van de renners van het team dopeermiddelen waren aangetroffen, was geen punt. Want, zo sprak Bernard Hinault, die ooit als renner een dopingcontrole weigerde: “Het is niet omdat op hun hotelkamers doping werd gevonden, dat de coureurs zich doperen.”

Daarmee leverde Hinault niet alleen een interessante variant op een doordenker van de Franse thrillerschrijver Gaston Leroux: “Het is niet omdat men een vrouw in stukken heeft gesneden en die dan in de braadpan heeft gelegd, dat men die vrouw ook heeft vermoord.” De vijfvoudige Tourwinnaar demonstreerde meteen de ambigue houding van het wielermilieu tegenover het dopinggebruik.

Die dubbelzinnigheid klinkt ook door in de recente verklaringen van enkele vooraanstaande ploegleiders en verzorgers die nu de passie preken maar die destijds zelf een alarmerende reputatie met zich sleepten, als ze al niet bij dopingaffaires waren betrokken. Zo lag Bernard Thévenet, die nu als tv-commentator lof en blaam mag uitdelen, ooit voor dood op een hospitaalbed als gevolg van overmatig cortisonegebruik.

Tenzij we een stoet van sportieve monsters willen voortbrengen, lijkt het vrijgeven van het doping ondenkbaar. Doping uitroeien, blijft evenwel onmogelijk. Emile Vandervelde heeft ook geen einde gemaakt aan de openbare dronkenschap, maar zijn wet heeft het probleem wel binnen sociaal aanvaardbare perken gebracht. Veel meer dan dat ze hun eigen reglementen zouden toepassen, wordt van de sportfederaties niet geëist. Betrapt worden op doping staat gelijk met levenslange uitsluiting, van de renner maar ook van zijn medische entourage.

De nonchalante toepassing van de eigen reglementen is niet alleen eigen aan de wielerbonden. Voetballers betrokken bij het omkoopschandaal Standard – Waterschei, waren minder dan een jaar later opnieuw aan de slag. Een van hen bracht het naderhand zelfs tot coach van de Rode Duivels. Hij kreeg toen in de graag moraliserende sportpers een lading kritiek over zich heen: niet omdat hij bij het toen nog vrij recente omkoopschandaal was betrokken, wel omdat hij met vier verdedigers op één lijn speelde.

(Hubert van Humbeeck is met vakantie.)

Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content