Media en politiek: de verantwoordelijkheid van de journalist is groot maar die van de politicus nog groter.

De Vlaamse openbare omroep doet haar werk niet naar behoren en legt haar eieren te veel in de korf van de commerciële concurrentie. Onlangs heeft Marc Hooghe in “Ons Erfdeel”(1998/5) de kat nog eens de bel aangebonden. Via een kleinschalig onderzoek naar de inspanningsgraad van programma’s op VRT en VTM in de jaren negentig, toonde hij aan hoe al van in het Goossens-tijdperk de VRT “moeilijke” programma’s op ijs zette. De mate van inspanning, aldus Hooghe, om naar VRT-programma’s te kijken op het eerste net, is tegenwoordig zelfs kleiner dan de moeite die het consumeren van VTM-programma’s vroeg in 1992: “We hebben hier te maken met een vorm van sluipende besluitvorming: elk jaar zakken de aspiraties van de VRT-programmatie een stukje verder weg, tot er eigenlijk nauwelijks nog een verschil bestaat met de commerciële omroep.”

In “Media en politiek”, een bundel communicatiewetenschappelijke essays ter nagedachtenis van de Leuvense communicatieonderzoeker Luk Boone, windt Jean-Claude Burgelman er geen doekjes om: “Het concept openbare omroep is in België nooit het voorwerp geweest van een rationeel, of zelfs ideologisch debat, maar steeds in functie van de veranderende machtsverhoudingen gesteld.” Burgelman situeert de bekommernissen van Boone in de jaren tachtig om de objectiviteitsverplichting van de openbare oproep adequaat te formuleren binnen de hele geschiedenis van het huis van vertrouwen sinds 1930. Zijn rondgang door nu bijna zeventig jaar omroepgeschiedenis legt steeds weer de vinger op de pijnlijke plek. “Politiek opportunisme”, “een strategie van politieke hegemonie”, “maximalisatie van de partijmacht en niets meer” maakten van de openbare omroep een lusttuin voor partijpolitieke machinaties.

POLITIEKE SLIPPENDRAGERS

Aan het publiek en de belastingbetaler werd tot vandaag nooit gedacht, alle kwaliteitspretenties ten spijt. Toen enkele jaren geleden de Vlaamse Audiovisuele Regie in het leven werd geroepen om reclame te ronselen, gebeurde de personeelsomkadering volgens het beproefde drietrapsmodel. Kandidaten werden geselecteerd op primo politieke overtuiging, secundo regio van herkomst en ten slotte professionele bekwaamheid. Burgelman beschrijft zelfs hoe de splitsing in een Vlaams en Franstalig omroepbestel er destijds op de eerste plaats kwam om nieuwe postjes te kunnen creëren voor de politieke slippendragers. Culturele emancipatie is nooit een punt geweest voor het Belgische en Vlaamse mediabeleid maar slechts een vlag om mee te zwaaien nà de (partijpolitieke) feiten.

Mediajurist Dirk Voorhoof onderstreept in zijn bijdrage dat het hoog tijd wordt om het bronnengeheim van de journalist in een wettekst te verankeren. Er zijn al zoveel obstakels om aan onderzoeksjournalistiek te doen, zo Voorhoof. Kunnen de politici het prille elan van de Vlaamse speurjournalistiek geen duwtje in de rug geven? Al in 1995 was er in de senaat sprake van een juridische garantie van het bronnengeheim. Welke politicus maakt er eindelijk werk van?

Cees Hamelink, een autoriteit op het gebied van internationale communicatie, breekt een lans voor het strafbaar maken van mediamisdrijven. De haatcampagnes van de Rwandese radio Mille Collines tegen de Tutsi’s leidden in Rwanda rechtstreeks naar een genocide, aldus Hamelink. Waarom zou de internationale politiek geen tribunaal op poten zetten om mediafiguren te berechten die zich schuldig hebben gemaakt aan mediamisdrijven tegen de mensheid? Hamelink weegt de vrijheid van meningsuiting af tegen de eliminatie-ideologie die bepaalde media verspreiden. Hij pleit ervoor om in dergelijke gevallen de vrijheid van meningsuiting tussen haakjes te zetten.

De meeste communicatiewetenschappers die hier op hun manier voortborduren op thema’s uit het werk van Boone, komen tot de conclusie dat het mediabeleid in Vlaanderen en wereldwijd dringend nood heeft aan meer visie. De politieke beslissingsmakers schuwen blijkbaar het debat over de culturele, “kwalitatieve” aspiraties van het mediabeleid. Het is al te gemakkelijk om de schuld van bepaalde media-excessen bij de boodschapper te leggen. De communicator heeft uiteraard zijn verantwoordelijkheid. Maar de structuren waarin journalisten opereren, worden voor een groot deel door niet-journalisten uitgezet. Niet in het minst door de politici.

Adriaan Hendriks (red.), “Media en politiek. Liber memorialis Luk Boone”, Acco, Leuven, 159 blz., 895 fr.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content