Hoogleraar Jan Velaers pareert de kritiek op de Raad van State en het Arbitragehof. Een les in recht en goed fatsoen.

Vorige week lag het Arbitragehof onder vuur. Het rechtscollege (zie kader) vernietigde het decreet-Suykerbuyk dat voormalige collaborateurs een financiële tegemoetkoming wil toekennen. Het Vlaams Blok en Vlaamsgezinde organisaties kapittelden het hof als een regeringsinstrument. Even voordien was de Raad van State ook zoiets overkomen. De geplande regularisatie van vreemdelingen kon volgens dit college niet. Wat de PS en de minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) de gordijnen injoeg. En begin deze maand had de Volksunie de grootste twijfels over de competentie van het Arbitragehof toen die tabaksreclame op het circuit van Francorchamps toeliet.

Toch noemt Jan Velaers, decaan van de rechtsfaculteit van de UFSIA en docent aan de KUB, de drie arresten redelijk en verantwoord. “Een arrest met zware politieke gevolgen is daarom nog geen politiek arrest. Neem dat rechters twee mogelijkheden hebben en kiezen voor de uitweg die bijvoorbeeld een regeringsbeleid onmogelijk maakt. Dan heb je een echt politiek arrest. Waar zitten in die bewuste arresten aanwijzingen dat het om een politiek spel gaat? Ik vind die niet.

Eerst kregen wij een voor de Walen gunstig arrest over de tabaksreclame. Dan kwam het decreet-Suykerbuyk. Als ik een perfide geest had, zou ik kunnen veronderstellen: nu zijn de Vlamingen aan de beurt. Maar neen, het Arbitragehof kwam met een weloverwogen beslissing: de bevoegdheid voor bijstand aan oorlogsslachtoffers ligt bij de federale overheid. Het ging dus niet om een evenwichtsoefening: twee keer schoof het hof de juridische argumentatie van Vlaanderen aan de kant.”

MENEER HEEFT EEN HELEBOEL RECHTEN

In het beruchte tabaksarrest ziet Velaers weinig graten. “Centraal stond de vraag over de ongelijke behandeling. Tabaksreclame rond het circuit van Francorchamps was niet toegestaan, andere reclame wel. De wet laat ongelijkheid toe, maar je moet die verantwoorden. Er speelden drie elementen. Eén: er moet in zo’n geval een doelstelling van algemeen belang zijn. Twee: de ongelijke behandeling moet een adequaat middel vormen om dat doel te bereiken. Drie: de gevolgen van de ongelijke behandeling mogen niet te zwaar doorwegen.

Het algemeen belang is de volksgezondheid. Het middel, het verbod op tabaksreclame. Bereik je via het middel het doel? Neen, want zo’n verbod haalt op dit ogenblik nauwelijks iets uit, het is bijna pure symboliek. In heel Europa mag tabaksreclame voorlopig nog en die beelden komen ons land binnen. Dan de gevolgen. Die zijn ingrijpend met onder andere een miljoenenverlies. Het arrest heeft die drie elementen zorgvuldig tegen elkaar afgewogen en oordeelde dat er geen voldoende verantwoording bestond.”

Velaers borstelt een bijna identieke samenvatting van de betwisting voor de Raad van State van het Koninklijk Besluit over het migrantenbeleid. “Men vroeg de schorsing van een KB. Ook dan hebben wij drie cruciale elementen. Wie om schorsing verzoekt, moet een belang aantonen. Twee: er moeten ernstige redenen voor die eis bestaan. Drie: als men niet schorst, dient er een moeilijk te herstellen schade te ontstaan.

De schade was aanwijsbaar. Wat als het KB werd toegepast en na drie jaar zou worden vernietigd? De ernstige reden: het KB bleek strijdig met de bestaande wetgeving. Ten slotte: het belang. Ik dacht in eerste instantie: dit is een ruime interpretatie van het begrip belang. Meneer Annemans is natuurlijk geen illegaal. Maar er bestaat jurisprudentie over gemeenteraadsleden. Een schepencollege neemt een beslissing en in feite moest de gemeenteraad dat doen. Een individueel raadslid kan dan vragen om de beslissing te schorsen omdat hij niet kon deelnemen aan de besluitvorming. Die redenering trok de Raad van State door. Meneer Annemans zegt: ‘Een KB is fout. Het parlement moest beslissen en dan hadden wij onze zeg en ons debat gekregen.’ Misschien moeten wij alle aspecten van die redenering eens rustig onderzoeken, maar dit lijkt mij verdedigbaar.”

Daarmee staat de hoogleraar lijnrecht tegenover Louis Michel die zich hardop afvroeg of een Raad van State wel moet ingaan op klachten van fascistoïde parlementsleden. Zegt Velaers: “Meneer Annemans is een verkozen parlementslid. Het reglement van die vergadering verleent hem een heleboel rechten. Zijn fractie maakt deel uit van commissies en zit die zelfs voor. Nu zouden rechters moeten zeggen: ‘Meneer, u had niet in het parlement mogen zitten en u heeft hier niks te maken.’ Dit kan niet.”

Dat politici de beslissingen van de twee rechtscolleges openlijk in twijfel trekken of de hoven van kuiperijen beschuldigen, is niet nieuw. In de vorige parlementaire zittingsperiode vonden eminente leden van de politieke klasse het advies van de Raad van State over de Hoge Raad van Justitie knap waardeloos. Laurette Onkelinx (PS) erkende botweg een deel van het zogenaamde Carrefour-arrest (Arbitragehof) niet. Haar partijgenoot José Happart weigerde zich zelfs neer te leggen bij de bevoegdheid van dat hof.

RECHTS IS GEEN EXACTE WETENSCHAP

Ook pressiegroepen laten, niet gehinderd door veel kennis, geregeld hun licht over de uitspraken schijnen. Zo overtrof deze maand de fundamentalistische voorzitter van de Nationale Coalitie tegen Tabak, Luc Joossens, zichzelf. In een vrije tribune in De Standaard noemde hij het tabaksarrest “op drijfzand gebouwd” en getuigend van een “bizarre logica”. De rechters waren waterdragers van F1-paus Bernie Ecclestone.

Volgens Velaers zou enige bezinning niet misplaatst zijn. “Over zo’n uitspraak is dagen nagedacht. Een jurist die daags nadien in het openbaar al met commentaar komt, is op zijn minst onvoorzichtig. Als politici de hoogste rechtscolleges constant afvallen en onder kritiek bedelven, ondergraven zij gewoon de rechtsstaat. Van 1831 tot 1985 – toen begon het Arbitragehof echt te werken – wilden zij geen controle op hun wetten. Dan moest er een arbiter komen, ook al omdat men al die parlementen moeilijk hun eigen gang kon laten gaan. Politici stonden zelf de toetsing van hun beslissingen aan de grondwet toe en moeten zich er daarom bij neerleggen dat zij het laatste woord niet meer hebben.”

Dat de man in de straat meestal de hele commotie niet kan vatten, is volgens de docent begrijpelijk. “Overheid, onderwijs, media doen te weinig inspanningen om uit te leggen waar het echt om gaat. En ja, je kunt bedenkingen hebben over sommige arresten. Maar weet dan dat een Raad van State dikwijls tegen de klok werkt – twee, drie dagen om een zaak rond te krijgen – met slechte teksten, in elkaar gegooid door een kabinetsmedewerker. Soms komt er gewoon een advies omdat een regering dat moet vragen. Neem de strafrechtelijke, ministeriële verantwoordelijkheid. ’s Morgens leverde de Raad daarover een advies af, ’s namiddags kwam de regering al met een ontwerp. Niemand heeft dat studiewerk dus ernstig genomen.

Ondanks de tekortkomingen werkt ons systeem niet eens zo slecht. Politici hebben het er om begrijpelijke redenen geregeld moeilijk mee, maar zij moeten rechtscolleges geen lessen in recht geven. Recht is geen exacte wetenschap, je kunt dat niet toevertrouwen aan computers. Dit is mensenwerk. Maar wanneer je iedere keer bij een arrest dat je niet zint, begint te roepen, sla je de bodem uit elke rechtsstaat.”

Jos Grobben

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content