Indonesië zucht en steunt al dertig jaar onder een bloedig, militair regime. Het Westen produceert er schoenen en textiel, en houdt mee de onderdrukking in stand.

ZIJ KAN NIET SPREKEN, tenzij onder een pseudoniem. Surbakti, bijvoorbeeld. Ze mag niet gefotografeerd worden, tenzij onherkenbaar. Surbakti komt uit Indonesië en is voor het eerst in Europa, op uitnodiging van het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (NCOS). Johan Cottenie van de projectendienst van het NCOS, begeleidde haar naar scholen, lezingen en een eerste contact met de vakbonden, en overal fungeerde hij als tolk. Cottenie is landbouwingenieur. Hij werkte zeven jaar in Sulawesi en spreekt Bahassa Indonesia. Hij keert nog geregeld terug naar dat land, volgt de evolutie ervan op de voet. Cottenie vindt het zeer dapper dat Surbakti durft te vertellen wat er in haar land gebeurt. Dat is niet zonder gevaar. ?De Indonesische ambassade luistert en leest mee,? zegt Surbakti. ?Maar iemand moet dit doen. Als je wil dat er iets verandert, moet je risico’s nemen.?

Het regime van haar land zoekt naar een aanleiding om haar op te pakken en gevangen te zetten, zoals het vakbondsleider Muchtar Pakpahan afgelopen zomer overkwam. Of zoals een collega van haar, die bij zijn terugkeer uit het buitenland in de luchthaven van Jakarta in de boeien werd geslagen. De overheid heeft een zwarte lijst met namen van mensen die men het zwijgen wil opleggen. Surbakti staat daar op. ?In hun ogen ben ik te staatsgevaarlijk om vrij rond te lopen, maar ik heb wel wat nuttigers omhanden dan te zitten niksen in een gevangenis. Daar heb ik absoluut geen zin in.?

Haar ?misdaad? is dubbel. Ze is (onbezoldigd) voorzitter van Solidaritas Perempuan, een van de grootste vrouwenorganisaties in Indonesië. En om den brode werkt Surbakti ze is juriste sinds ’89 voor het niet-legale LBH ( Lembaga Bantuan Hukum), of ?Instituut voor Gerechtszaken?. Dat is een niet-gouvernementele organisatie (NGO) met veertien afdelingen in verschillende provincies. Surbakti is supervisor van de twaalf juristen in de afdeling Bandung, in het westen van Java. ?Eerst was mijn verloofde de supervisor van ons team. We zouden trouwen in ’94. In mei ’93 werd hij door soldaten doodgeschoten.?

De activiteiten van LBH zijn ontwrichtend, ondergronds en revolutionair, want behartigen de belangen van arme arbeiders. ?Wij verstrekken hen gratis juridische bijstand. Voorwaarde daarvoor is dat hun inkomen onder een bepaalde grens ligt, maar gegadigden zijn er genoeg,? zegt Surbakti. ?In Indonesië, een land met 200 miljoen inwoners, leeft veertig procent van de bevolking onder de armoedegrens, en daar ligt de standaard heel wat lager dan in het Westen. Bovendien zijn de arbeidswetten en -regelingen ronduit slecht. Vakbonden naast die éne staatsvakbond zijn verboden, arbeiders kunnen zichzelf niet beschermen, geen rechten opeisen. Wij brengen hun zaak voor de rechtbank, maar die is ook al niet onafhankelijk. Wij verliezen gegarandeerd al onze processen, maar we gaan ermee door om het onrecht in de openbaarheid te brengen.?

GHOST-COST.

De Indonesische regering wil buitenlandse investeerders aantrekken en houdt dus de lonen laag : als die stijgen, verhuizen investeerders naar nòg goedkopere landen als Vietnam of China. Het officiële minimumloon in Indonesië is maximaal zeventig frank voor een werkdag die kan oplopen tot twaalf uur. ?Maximaal minimumloon klinkt misschien vreemd, maar dat cijfer geldt enkel voor Jakarta, de stad met de hoogste levensduurte van het land,? zegt Surbakti. ?Vlees kost er honderdvijftig frank per kilo, rijst vijftien frank, suiker dertig, en ga zo maar door. Met wat arbeiders verdienen, kunnen ze nauwelijks eten kopen. Op het platteland kan dat minimumloon dalen tot dertig frank per dag. Dat zijn officiële barema’s, maar het gros van de bevolking werkt in het zwarte circuit, en dat betaalt natuurlijk veel minder.?

?Volgens een Amerikaans tijdschrift zou Indonesië het meest corrupte land ter wereld zijn,? vervolgt ze. ?Iedereen ritselt en foefelt, van parkeerwachter tot president. Het beste bewijs voor corruptie is wel de dertig procent ghost-cost die een afnemer van Indonesische producten betaalt : ghost-cost, verdoken onkosten, nodig om ambtenaren of hogere personen om te kopen om een bedrijfje te mogen vestigen. Als de corruptie zou terugvallen tot op een derde van vandaag, zouden de minimumlonen behoorlijk kunnen stijgen.?

Vroeger waren de meeste Indonesiërs boeren. Onder Sukarno bewerkten ze het land. Hij was de man die na de Tweede Wereldoorlog de onafhankelijke Republiek Indonesië uitriep. De nieuwe staat werd in ’50 erkend door de VN en Sukarno werd internationaal aanvaard als president. Hij was een nationalist en een democraat, gekant tegen imperialisme. Buitenlandse investeerders kregen van hem geen toestemming om zich in Indonesië te vestigen.

?Daar was het Westen niet erg gelukkig mee,? zegt Surbakti. ?Maar Sukarno was zeer geliefd bij het Indonesische volk. Hij werkte aan een landhervorming, en hij stond àlle politieke partijen toe. De communistische partij was daarvan de grootste met meer dan tien miljoen leden de grootste ter wereld na China.?

Alles leek betrekkelijk goed te gaan, tot in ’65 een staatsgreep werd uitgelokt, waarbij generaal Suharto de macht greep en een ware klopjacht ontketende. Communisten verdwenen of werden openlijk vermoord. Een half miljoen mensen werd koelbloedig gedood, een ander half miljoen werd gevangen genomen. Eén van hen was de toenmalige leidster van de vrouwenbeweging : zij werd na 23 jaar vrijgelaten, maar ze is voor het leven verlamd door de folteringen die ze onderging. Tot in ’75 stond in ieders paspoort vermeld of de persoon in kwestie al dan niet betrokken was geweest bij die communistische opstand. En dat ging ver : een boer die een schoffel had gekocht in een communistische winkel was geheid een misdadiger. Die heksenjacht op echte of vermeende communisten gaat nog steeds door, op het bezit van ?Das Kapital? van Karl Marx, bijvoorbeeld, staat een gevangenisstraf van acht jaar. Ook de annexatie van Oost-Timor had met communistenvrees te maken. Oost-Timor werd in ’75 onafhankelijk van Portugal, maar het eiland was nog niet goed en wel zelfstandig, of het leger van Suharto viel er binnen. ?Veel ex-kolonies van Portugal zijn communistisch gezind, kijk maar naar Angola en Mozambique,? zegt Surbakti. ?Oost-Timor ook. Zo’n rood bolwerkje in hun achtertuin konden de heersers van Indonesië best missen. Het leger annexeerde het en hield er grote schoonmaak, met de grove borstel : een paar honderdduizend mensen werden gedood. Dat is een behoorlijk deel van de bewoners van een klein eiland als Oost-Timor. Bisschop Carlos Belo dit jaar kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede bleef die schending twintig jaar lang onder de aandacht van de wereld houden. Op elke VN-bijeenkomst staat Oost-Timor op de agenda, dankzij hem.?

TONEELSTUKJE.

De overheid in twijfel trekken, is in Indonesië ten strengste verboden. Drie journalisten zitten al vier jaar in de gevangenis omdat ze kritisch schreven over de regering. Er bestaat geen enkele oppositie, er zijn slechts drie partijen goedgekeurd door de regering. De grootste daarvan is Golkar, met de officiële verenigingen van boeren, arbeiders, studenten. Dan is er de PPP, de Islamitische Ontwikkelingspartij, en ook nog de PDI, de democratische partij van Indonesië. Die laatste verkoos op een democratische manier haar voorzitter. Dat werd Megawati Sukarnoputri, dochter van de eerste president Sukarno, én de belichaming van het nationale ongenoegen.

?Volgend jaar, in ’97, komen er presidentsverkiezingen,? vertelt Surbakti. ?Omdat de president enkel kan gekozen worden uit de voorzitters van de drie partijen, zat de kans er dik in dat Megawati aan de macht kwam, en dat moest te allen prijze vermeden worden. Zoals in ’65 een toneelstukje werd opgevoerd om Sukarno af te zetten, kwam er in juli van dit jaar eentje om Sukarno’s dochter af te voeren. De overheid organiseerde een schijncongres van de PDI. De meeste partijleden werden onwetend gehouden, maar een handvol afgevaardigden werd omgekocht met 70.000 frank elk een bom geld in Indonesië om naar Medan te gaan (ver weg op het eiland Sumatra) en daar stroman Suryadi uit te roepen tot voorzitter van de PDI.

De verkiezing van een nieuwe voorzitter was absoluut niet aan de orde, maar de afgevaardigden bezweken voor de druk en stelden Suryadi aan als nieuwe voorzitter. Die stevende meteen naar het hoofdkantoor van de partij in Jakarta en nam er zijn intrek. Bij dat gebouw hielden trouwe aanhangers van Megawati een wake, omdat zij daar thuishoorde en niet die schertsfiguur. Op 26 april ’96 werden de vredig protesterenden hardhandig verdreven. Militairen, verkleed in het rode uniform van de PDI, schoten hen uiteen. Er vielen tachtig doden. Als iets dergelijks gebeurt op een studentencampus in Lubumbashi, staat de wereld op zijn kop en gaat de internationale geldkraan dicht. Maar over Indonesië geen woord. Westerse landen zouden wel eens een goede handelspartner kunnen verliezen. De dag na dat bloedbad, op 27 april, was er een grote opstand in Jakarta, en honderden mensen werden opgesloten in de gevangenis, waar opnieuw gefolterd wordt. De wereld zwijgt.?

NIKE.

Suharto is nu 74, hij is al 31 jaar aan de macht. Vanaf ’65 pakte hij de boeren systematisch het land af dat ze onder het regime van Sukarno hadden gekregen. Redenen te over : nieuwe wegen en golfterreinen aanleggen, prestigieuze gebouwen neerpoten… Toch was Suharto ooit redelijk populair, in de tijd dat Indonesië vooral een oliestaat was, en rijk. Met oliedollars kocht Suharto de sympathie en de aanhang van zijn volk, door ieder dorp jaarlijks een fikse ?steun van de president? toe te stoppen. Maar in ’86 zakten de olieprijzen en gooide Indonesië het roer om. Het land moest het nu vooral hebben van toerisme, bosbouw en industrie, en dat zette kwaad bloed : samen met het toerisme nam de prostitutie een hoge vlucht, voor bosbouw werd het land ingepikt, de industrie buit goedkope arbeidskrachten uit.

?Op honderd landlozen vonden er slechts 25 werk in de fabrieken van buitenlandse investeerders die Suharto met open armen binnenhaalde,? zegt Surbakti. ?Daar werken ze onder miserabele omstandigheden. Eén enkel voorbeeld : Nike laat al zijn sportschoenen vervaardigen in Azië, vooral in Indonesië. Dat bedrijf gebruikt het personeel echt als slaven. Toen het minimumloon werd opgetrokken tot 74 frank per dag, reageerde Nike met arbeidsduurverlenging en dreef de snelheid van de lopende band nog op. In 1995 maakte het bedrijf een gigantische winst van 16 miljard frank ; allemaal op de rug van onderbetaalde en overwerkte Aziaten. Die ene basketbalster die reclame maakt voor Nike, strijkt jaarlijks meer dan 600 miljoen frank op : méér dan het jaarloon van àlle Indonesische werknemers van Nike samen.?

Of zij denkt dat westerlingen zullen ophouden Nike-sportschoenen te kopen als zij dat allemaal weten ? Surbakti : ?Ik ben realistisch genoeg om te beseffen dat ze niet bereid zullen zijn er een paar duizend frank méér voor neer te tellen. Maar ze moeten wél weten wat dat heeft gekost aan bloed en tranen, aan onrecht en uitbuiting.?

Griet Schrauwen

Surbakti uit Indonesië. Ik ben te staatsgevaarlijk om vrij rond te lopen, maar ik heb wel wat nuttigers omhanden dan te zitten niksen in een gevangenis.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content