Nicolas Sarkozy gooit de traditionele regels van de diplomatie om, en rent van de ene top naar de andere.

Europese politici hebben de voorbije weken gewerkt voor hun kostje. De Franse president Nicolas Sarkozy, in de tweede helft van 2008 voorzitter van de Europese Unie, hield ze bezig met een wervelwind van opeenvolgende topbijeenkomsten. Na alle voorgaande vergaderingen plant hij er nu nog één, die de aanstaande globale top moet voorbereiden die zich in november in de Verenigde Staten over een nieuwe internationale financiële structuur moet buigen. Eind vorige week was er tussendoor de Europees-Aziatische top in Peking, waar Sarkozy de Chinese en andere leiders voor zijn ideeën probeerde te winnen. Voor de financiële crisis toesloeg, reisde het Europese diplomatieke circus ook al driftig heen en weer tussen Parijs, Moskou en Tbilisi, om te proberen de storm tussen Rusland en Georgië te bedaren.

Het is vandaag nog nauwelijks voorstelbaar dat de stem van Frankrijk tot voor kort niet werd gehoord in Washington. Vijf jaar geleden was Europa diep verdeeld over de oorlog in Irak. Parijs stond buitenspel, nadat Frankrijk de Europese grondwet bij referendum had afgewezen. Het is natuurlijk gemakkelijker om de eerste viool te spelen met een Amerikaanse president die uitgeteld in de touwen hangt. Sarkozy moet het voetlicht ook delen met de Britse premier Gordon Brown, maar hij is nu eenmaal voorzitter van de Europese Raad en dat zullen we geweten hebben.

Er zijn er die in dat Europese succes het bewijs zien dat de Unie wel degelijk een permanente voorzitter nodig heeft, zoals dat in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd. De ratificering van dat verdrag ligt stil, sinds het in Ierland bij referendum werd afgewezen. ‘De wereld heeft een Europa nodig dat met een sterke stem kan spreken’, zei Sarkozy. En dat is, zei hij, moeilijk met een altijd wisselend voorzitterschap. Tegenstanders van het verdrag redeneren omgekeerd. Zij zeggen dat Sarkozy is wie hij is. Hij heeft geen instellingen nodig om te doen wat hij doet.

Zijn weinig Franse pragmatisme is erop gericht om zaken voor elkaar te krijgen. Hij lijkt gemakkelijkheidshalve te zijn vergeten dat Japan op dit moment voorzitter is van de G8. Zoals het weinig orthodox was om Gordon Brown uit te nodigen op een bijeenkomst van de eurogroep, waarvan het Verenigd Koninkrijk geen lid is. Op 4 oktober inviteerde hij de Europese leden van de G8 – de G4: Frankrijk, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk – om de financiële crisis te bespreken in Parijs. Toen dat initiatief geen resultaat opleverde, deed hij de oefening een week later over in een andere vorm. Het succes van die bijeenkomst met de hele eurogroep voedde al meteen geruchten dat Sarkozy wel iets zag in een verlenging van zijn mandaat als Europees voorzitter, maar dan alleen voor de eurolanden.

Het is met zijn aanpak onvermijdelijk dat er op tenen wordt getrapt en dat ego’s worden beschadigd. De Spanjaarden voelden zich gekwetst omdat ze niet op de bijeenkomst van de G4 waren gevraagd. Sarkozy’s idee om een Europees fonds op te richten om bedrijven te beschermen tegen vijandige overnames werd in Duitsland meteen gekraakt. Zelfs Commissievoorzitter Jose Manuel Barroso had een woord van kritiek. Hij waarschuwde ervoor dat het Franse voorstel om de eurozone economisch beter te sturen tot problemen kan leiden met de Europese Centrale Bank in Frankfurt.

© The Economist

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content