Zes dagen toerde premier Jean-Luc Dehaene door Centraal-Azië. In zijn spoor volgden de top van Petrofina en van Tractebel. De geo- politieke zending van een handelsreiziger.

Op het bordes van zijn imposant paleis wijst hij met een breed gebaar naar de Kaspische Zee die aan zijn voeten ligt. Gejdar Alijev, president van Azerbeidzjan, doet geen enkele moeite om zijn trots in te tomen.

Zijn Belgische gast gunt hem dat plezier. Premier Jean-Luc Dehaene is niet naar Bakoe gekomen om moeilijk te doen. Als Alijev zich tegen hem aanschurkt, laat hij zich dat – zij het enigszins onwennig – welgevallen. En als Dehaene merkt dat de president bewonderende commentaren over de residentie en de locatie waardeert, put hij zich uit in lofbetuigingen.

De Belgische eerste minister is hier voor zaken. Azerbeidzjan moet meer aan Europa en de Navo worden geklonken. Het is dan ook een strategisch belangrijk land. Azerbeidzjan stelt zich behoorlijk achterdochtig op tegenover Rusland – het weigerde de Russen militaire bases op zijn grondgebied – en lonkt naar het Westen. En bovenal, het heeft olie. Alleen al in het zuiden van de Kaspische Zee ligt een oliereserve, die dubbel zo groot is als die van de Noordzee.

De appetijt van de oliemultinationals is alvast gewekt. Niet toevallig reisde de top van Petrofina in het zog van Dehaene naar Bakoe. De eerste minister ontgoochelde hen niet. In zijn welkomstwoord kreeg Petrofina een bijzondere vermelding mee, en tijdens de persconferentie sprak de premier de hoop uit op een verruiming en een verdieping van de relaties tussen Azerbeidzjan en Petrofina.

President Alijev had daar wel oren naar. Amper enkele uren later gaf hij Dehaene zo goed als de toezegging dat Petrofina voor tien procent aan een nieuw consortium zal kunnen deelnemen. Want, het is niet omdat Azerbeidzjan zich in 1991 tot de markteconomie bekeerde, dat de president niet langer het laatste woord zou hebben in tal van economische en andere aangelegenheden.

Hij weet trouwens van wanten, deze Alijev. Via de KGB klom hij begin jaren tachtig naar de top van de communistische partij, en lange tijd was hij het enige niet-Slavische lid van het Politburo in Moskou. In 1987 stuurde Mikhaïl Gorbatsjov hem de laan uit, maar eind 1993 was hij weer helemaal terug. Op zeventigjarige leeftijd werd hij president van het onafhankelijke Azerbeidzjan, en kon hij zijn intrek nemen in het paleis dat hij destijds als communistisch partijsecretaris had laten bouwen.

Hij geniet het volste vertrouwen van het Westen. Dat dankt Alijev aan zijn oliediplomatie, het staakt-het-vuren dat hij bereikte in het opstandige, Armeens gekleurde Nagorno-Karabach, en zijn afstandelijke houding tegenover Rusland. Zeker Dehaene heeft weinig of geen principiële problemen met figuren als Alijev. “Als je moet kiezen tussen chaos en autoritarisme, kies ik voor het laatste. Het lijkt me een redelijke prijs als je zo kan verhinderen dat deze landen instorten. Waarom zou ik ze hier de les lezen? Ik ben geen predikant. Economische groei is ten andere de beste hefboom voor de bevordering van de mensenrechten.”

DEHAENE GAAT GRAAG OP REIS

Bij het begin van zijn premierschap, in 1992, leek Dehaene met geen stokken uit België weg te krijgen. Hij spitste al zijn aandacht toe op het binnenland. Dat veranderde na zijn eerste Europese top in Lissabon, toen hij ontdekte dat er op zo’n raad van regeringsleiders zaken vielen te doen. Als voorzitter van de Unie bezocht hij alle lidstaten en sindsdien nam zijn reisdrift alleen maar toe. Naarmate hij langer in functie is, zoekt de premier steeds verdere horizonten op. Vorig jaar bezocht hij Latijns-Amerika en voordien toerde hij rond door de VS, Canada, India en Vietnam. Volgende maand doet hij Montreal, Marokko en Zuid-Afrika aan, in september zijn de Baltische staten aan de beurt en in november mag China zich over zijn visite verheugen.

Vorige week was er dus die zesdaagse naar de Kaukasus en Centraal-Azië. Wat drijft een Belgisch eerste minister om zijn schaarse vakantiedagen in Azerbeidzjan, Kazachstan en Oezbekistan door te brengen en er urenlang met presidenten, eerste ministers en lokale bewindslui aan tafel te zitten? Het antwoord van Dehaene is dubbel: geopolitiek en business. “Misschien heeft Europa het strategisch belang van deze regio onderschat en te laat gereageerd. Mijn belangstelling is pas gewekt toen de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken me enige tijd terug bij een landkaart tekst en uitleg gaf.”

Als Dehaene dat strategisch belang probeert te omschrijven, komt het gesprek vlug bij de vroegere Sovjet-Unie en het huidige Rusland terecht. De opzet is duidelijk: het losweken van die landen uit het voormalige imperium. Dat houdt risico’s in, want in al die landen is de islam veruit de belangrijkste godsdienst. En aangezien Iran niet veraf ligt, dreigt die operatie vooral de positie van Teheran te versterken.

Daarom proberen Europa en de VS zich steeds nadrukkelijker op te werpen als een alternatief, desgevallend in samenwerking met die andere regionale grootmacht Turkije. Toeval of niet: onlangs schreef Zbiginiew Brzezinski, de voormalige Amerikaanse veiligheidsadviseur van de Amerikaanse president, in zijn “The Grand Chessboard” dat over de controle over Centraal-Azië zal beslist worden in Azerbeidzjan en Kazachstan. “Om zijn geopolitiek doel te bereiken en weer vaste voet in de regio te krijgen, moet Moskou de beide landen opnieuw kunnen bevoogden.”

De keuze van de landen en de commentaren van Dehaene wijzen erop dat hij de diagnose van Brzezinski grotendeels deelt. Hoewel Dehaene Europese klemtonen legt, verschilt zijn benadering niet fundamenteel met die van deze maître penseur van de Amerikaanse supermacht.

Er is nog een andere parallel. Brzezinski treedt op als adviseur van een Amerikaans oliebedrijf dat zeer actief is in Azerbeidzjan. Dehaene stak zijn nek uit voor Petrofina. Topman François Cornelis: “Zonder de premier hadden we de vijf procent in het offshoreveld van Ashrafi nooit in handen gekregen. Dehaene forceerde de deur.”

De eerste minister bekent zijn tussenkomst zonder enige gêne. Hij schreef president Alijev een brief waarin hij namens België voor het Petrofina-belang opkwam. Alijev die Dehaene al een paar keer in Brussel bezocht en België niet voor het hoofd wou stoten, klaarde de klus. Dat motiveerde de premier om in Bakoe een tandje bij te steken en een nieuwe participatie voor Petrofina te vragen. Opnieuw lijkt het erop dat Alijev het verzoek zal inwilligen. Op de vraag of het niet van verre Zaïrese tijden dateert dat een Belgisch regeringsleider zich zo voor het bedrijfsleven in het stof gooide, blaast Dehaene alle kritische bedenkingen weg. “Als mijn voorgangers het niet deden, bewijst dat alleen dat ze hun stiel niet kenden.”

HET MENINGSVERSCHIL MET BODSON

Economische belangenbehartiging is een constante in de Belgische diplomatie, merkt Rik Coolsaet in zijn doctoraal proefschrift over het Belgisch buitenlands beleid op. Ter illustratie citeert hij een rapport van de Franse gezant in Brussel die minder dan tien jaar na de Belgische onafhankelijkheid vaststelt: “De Belgen interesseren zich nauwelijks voor politieke of morele beschouwingen, bij hen gaat de meeste aandacht naar materiële overwegingen.” En in 1978 wees Jean-Pierre Van Bellinghen, de toenmalige kabinetschef op Buitenlandse Zaken, erop dat “exportbevordering een hoofdbekommernis is in de Belgische diplomatieke organisatie”.

Echt innoveren doet Dehaene dus niet. Wel is het merkwaardig dat hij en niet minister van Buitenlandse Zaken Erik Derycke (SP) zich in dit mijnenveld begeeft. Allicht moet dit geïnterpreteerd worden als een bijsturing van de “al te voorzichtige, idealistische” koers van Derycke, anderzijds duidt het nogmaals aan dat de regeringsleider steeds zwaarder wil wegen op de buitenlandse politiek. Het lijkt haast alsof Derycke, zoals Reginald Moreels (CVP), als een staatssecretaris functioneert en de routinekwesties mag afhandelen.

De reis van Dehaene bevatte ook een impliciete kritiek op het ambassadebeleid van Buitenlandse Zaken. In geen van de drie landen die Dehaene bezocht, heeft België momenteel een ambassade. Op het departement wordt er al jaren over gepraat, maar een beslissing blijft uit. Zeer tot ergernis van Dehaene die constateert dat het korps de comfortabele Europese posten, onder meer de Heilige Stoel, niet wil inruilen voor de ruige contreien van Centraal-Azië.

Als de reis Dehaene al van iets overtuigde, dan wel dat een actieve diplomatie in die regio vele deuren kan openen. Petrofina zal dat niet tegenspreken. En Tractebel evenmin. In Oezbekistan – dat nochtans een zeer behouden economische koers vaart en weinig heil ziet in privatiseringen – werd Philippe Bodson van Tractebel uiteindelijk in het bureau van president Islam Karimov ontboden en eindigde het gesprek in een heuse onderhandeling. Tractebel kreeg er toezeggingen die haar gigantisch project in Kazachstan veilig stellen en zelfs nieuwe kansen geven.

Zo eindigde de reis van Bodson dan toch niet compleet in mineur. Op hetzelfde moment dat Dehaene in Almaty, de vroegere hoofdstad van Kazachstan landde, arriveerde Bodson daar met een nog ruimere delegatie journalisten, van wie Tractebel de reis en het verblijf volledig betaalde. De Belgische premier apprecieerde dat maar matig. Toen hij voortdurend met de Frans-Belgische oorlog binnen de aandeelhoudersstructuur van Tractebel werd geconfronteerd, kreeg Dehaene het helemaal op zijn heupen. In tegenstelling tot wat Bodson allicht hoopte, weigerde de premier commentaar te leveren op de aankondiging dat Suez Lyonnaise des Eaux honderd procent in de Generale Maatschappij wil nemen. Hoewel vice-premier Elio Di Rupo (PS) in België het tegendeel beweerde, is dit voor Dehaene geen nieuw feit en blijven de akkoorden die Tractebel autonomie verlenen, overeind. Die diagnose verschilt compleet met die van Bodson. Bijgevolg werd er in Almaty luidop over het ontslag van Bodson gespeculeerd.

Zoals het een goed handelsreiziger betaamt, hield Dehaene zijn meningsverschil met Bodson voor zijn Kazachse gesprekspartners verborgen. Hij deed erg zijn best om de plooien tussen Tractebel en de lokale overheid glad te strijken. De Belgische energieholding die het monopolie over de verwarming in Almaty verwierf, zette er veel kwaad bloed omdat ze de bevolking extra op kosten jaagde. Dehaene probeerde president Nursultan Nazarbajev, een voormalig lid van de communistische nomenclatuur, duidelijk te maken dat er zoiets als een sociale markteconomie bestaat. De overheid, niet de privé-bedrijven, moet de sociaal kwetsbare groepen aan een fatsoenlijk energietarief helpen. Kortom, zo resumeerde Dehaene, ik heb de Kazachen de christen-democratische saus aangepraat.

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content