Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Ricardo Brey over de strijd van de kunst om een straaltje hoop in de geteisterde wereld.

In de grote opslagruimte van het Gentse Museum-van-Hedendaagse Kunst-in-aanbouw heeft de Cubaanse kunstenaar Ricardo Brey (42) een installatie gemaakt met de allure van een ondergangsvisioen. Het lijkt een kruising tussen David Cronenbergs ?Crash? en een driedimensionale versie van het monumentale schilderij ?Le Radeau de la Méduse? (1818/19) door Théodore Gericault. Het wrak van het schip met zijn noodlottige missie en het ondraaglijke lijden van de overlevenden, krijgt in zijn twintigste-eeuwse gestalte een doorwrocht sculpturale vorm uit autobanden, stangen, fladderende handschoenen, een olifantenpoot en kleine ventilatoren om zwarte veren te doen opwaaien, het straaltje hoop in Brey’s universum.

Gisteren leek de installatie al kant en klaar. Maar ik zie dat u er nog altijd aan bezig bent. Is er geen definitieve vorm ?

RICARDO BREY : Het is als een schilder die opnieuw begint te borstelen. Maar het is ook erg speels voor mij : proberen de richting te vinden. Ik speel met drie vier vormen in de ruimte en één is de sterkste, de échte mogelijkheid voor een goed werk.

Dit lijkt me echt een hedendaagse versie, zowel formeel als inhoudelijk, van ?Het Vlot van de Medusa?. Akkoord ?

BREY : Ik ga met mijn vrouw naar het Louvre. Normaal verdwijn ik dan. En zij weet waar zij mij kan vinden, altijd. Het is vòòr het doek van Géricault. Ik ga er recht naar toe, voorbijlopend aan de rest. Ik breng daar uren door. Pas als mijn honger gestild is, ga ik andere dingen bekijken. Omdat ze zo ècht is, de tragedie. En zo goed geschilderd, een meesterwerk. Voor mij is het een ware samenvloeiing van het idee van schilderen en ook van de strijd van de schilder en de strijd van de maatschappij. Voor mij is het heel sterk. Ik heb één installatie gemaakt die waarachtig in dat doek verzonk. In zekere zin blijft die formulering doorwerken, weet je.

Al de elementen van die boodschap brengt u over in uw installatie, in de structuur zelfs. De kronkelende, lijdende lichamen zijn stukken autobanden geworden. In het centrum staat een afgesneden olifantenpoot.

BREY : In zekere zin heb ik het over ons heden en onze toekomst met al die dingen, zonder dat ik daarom een verhaal vertel : het is enkel het materiaal dat tegen ons begint te spreken, het brengt zijn eigen vorm, kwaliteit en geest : de dingen beginnen vragen te formuleren tegen ons. En wij moeten de antwoorden vinden. Eerst was de relatie met de objecten in de kunst vanaf Duchamp een relatie die impliciet was inzake het plaatsen van kunst. Nu zijn we oververzadigd, we hebben een pollutie van objecten, van dingen.

Wat bedoelt u ?

BREY : Objecten horen nieuwe betekenissen te formuleren. Dus wil ik altijd zo’n soort kunst maken, waarbij de dingen die je oog kruisen, nieuwe betekenissen doen verschijnen van zodra de bron ook maar twee centimeter beweegt. Dat is fundamenteel mijn manier om de installatie te maken. Gisteren zag je hoe ik aan het spelen was, ik probeerde nieuwe vormen te vinden, langzaam. Dat is enkel omdat ik probeer om die te laten verschijnen. Op het ogenblik waarop die nieuwe formulering met het materiaal verschijnt, zeg ik : stop, dàt is het. Dàt is het beeld wat ik aan de tentoonstelling wil geven.

Gaat het, zoals bij Géricault ook om het wrak van een noodlottige expeditie en het wanhopige lijden van de overlevenden ?

BREY : Of misschien de hoop. Mijn favoriete woord is : misschien, omdat ik van niets zeker wil zijn. Mensen zijn zeker van de dingen : rede of logica of politiek, ze zijn zeker en maken vergissingen. En voor mij is kunst misschien de oplossing voor vele van de vergissingen die we maken. Dat is mijn hoop. Dus zeg ik altijd : misschien.

Dat is een voorstel.

BREY : Ja het is een voorstel.

Voor mij is de notie hoop hier niet zo evident.

BREY : De ventilator die beweegt is voor mij als : er is nog altijd leven, geen dood, het is beweging. Met dit materiaal is er geen dood. Ik spreek niet over de dood. Ik spreek over een nieuwe heropleving. Ik wil spreken over nieuwe mogelijkheden, misschien, waarbij de dingen kunnen bewegen, enige hoop kunnen oppikken. Mijn gezichtspunt is niet pessimistisch. Het is niet de wanhoop van het ?Medusa?-doek. Ik denk dat ik iets aan de horizon wil zien.

Als we verkiezen om er hoop in te zien, kunnen we ook noties laten opkomen die iets speels aan bod laten komen. Zoals de sculpturen van Carel Visser. Schoonheid van vormen met goedkoop materiaal.

BREY : Het maken moet me vreugde verschaffen. Als het dat niet doet, ga ik naar huis. Op het ogenblik waarop ik begin te werken, vergeet ik wie ik ben. Ik probeer al de kennis te vergeten, ik probeer geconcentreerd te zijn op één punt en de noot te vinden zoals een musicus, om er de hele orchestratie van een symfonie mee op te bouwen. Op het ogenblik waarop die voor mij verschijnt, voel ik me tevreden, zodat ik kan spelen, en ik langzaam de muziek kan beginnen maken. Ik probeer sommige akkoorden harder te spelen. En soms neigt een akkoord naar de hoop, soms neigt een akkoord naar de tragedie van ons fin-de-siècle.

Is er een spanning tussen de twee opties ?

BREY : Ik heb het over mijn werk in termen van vechten, echt afzien, niet in termen van dood. Als ik over wanhoop spreek, sluit ik de mogelijkheid van hoop niet uit. Omdat dit voor mij belangrijk is.

In het centrum van de sculpuur staat nochtans een grote olifantenpoot, afgesneden. Dus het centrum is het lijden en de dood. Daar valt toch niet aan te ontsnappen ?

BREY : Neen, dat is waarschijnlijk ons menselijk tekort. Maar er is een geschiedenis aan verbonden, de eigenlijke reden waarom ik deze installatie wilde maken. Toen ik klein was las ik vaak een verhaaltje over vier blinden, eskimo’s. Ze vragen aan de dorpsoverste : alstublief, breng ons een olifant die we met onze handen kunnen aanraken, zodat we precies weten hoe de olifant is. De chef brengt de olifant, de vier blinden storten er zich op : één zit aan het been, een ander op de slurf, een derde op de tafel in de kamer, en de laatste aan de staart. Ze duwen en zeggen : we weten hoe de olifant is. De olifant is rond, zegt degene die aan de poot zat. Nee, nee, zegt degene die op de slurf zat : hij is heel groot. Maar neen, hij is harig en klein, zegt degene die zijn staart beet had…. Voor mij is dat een metafoor over de realiteit, een metafoor over wijsheid, over zoveel dingen omtrent het zoeken naar de waarheid van de dingen.

Altijd hebben we het been van de olifant beet of de staart of zelfs de tafel ( lacht)… niet eens de olifant. We roepen : dit is de waarheid ! dit is de waarheid ! Ik ben er zeker van ! Maar we zijn blind, want het is onze menselijke conditie blind te zijn : we kunnen het hele lichaam van de olifant immers niet overzien. De olifant, dat is de betekenis van mijn werk, in zekere zin. Zelfs ik overzie niet al de energie die ik aan mijn werk kan geven.

U duidt op het probleem van de perceptie van de hele waarheid van iets. Alweer een ?misschien? in plaats van een statement.

BREY : Dit is de meest rijpe gift die ik kan doen bij het uitleggen van hoe ik werk. Want altijd als ik probeer te spreken over mijn kunst, is het me te moede alsof ik leeg word, omdat ik de poot van de olifant probeer te verklaren. Maar daar gaat het niet om ! Ik spreek liever over de omgeving…

Niet over de tafel !

BREY : Niet over de tafel ( glimlacht), want dat is dwaas. Weet je, bij het spreken over kunst probeer je een bepaald type van psychologie te ontwikkelen, je probeert een kunstenaar te zijn die als een heilige spreekt. Maar wij zijn echte, zwakke mensen met alle vergissingen die we maar kunnen begaan. Maar het goeie is dat we kunst maken, dat geeft iets dat beter is dan onszelf. Mijn werk is als de metafoor van dat verhaal dat ik je vertelde. Het is het meest eerlijke… Wat jij zegt over de Medusa, is voor mij erg aardig en zij weet ( wijst op zijn vrouw) dat het één van mijn favoriete doeken is omdat ik dan weet dat iets van de geest van het doek ook inderdaad hier aanwezig is. Alleen, ik wil een beetje hoop brengen…

U toont niettemin een extreme situatie.

BREY : Kunst ziet er vandaag uit als de spirituele macht van het zaken doen, ( lacht) maar ze hoeft helemaal de spirituele macht van het zaken doen niet te zijn. Het is iets wat gegeven wordt, je wil het beste geven, dat is niet de spirituele macht van het zaken doen.

De geest van het werk brengt ons aan de rand van de wanhoop. Ook Géricault eindigde slecht. Hij werd gek. Waar leidt dit ons ?

BREY : Naar kunst die ontsnapt aan de regels van dit moment, die me als Hollywood-regels voorkomen ( lacht). De realiteit begint Hollywood te kopiëren. En kunst die Hollywood-regels zou kopiëren, zou zeer succesvol zijn. En ik wil iets anders doen, dat is het enige wat ik u kan zeggen. Ik ben te oud om enthousiast te zijn voor de operatie van kunst als Disney World ( lacht).

Raakt u dan niet geïsoleerd ?

BREY : Ik ben erg gelukkig, erg ontspannen.

Is het de vorm die vreugde geeft, al gaat het dan over extreme situaties ?

BREY : Het is de straling die verschijnt, een bepaald type licht dat verschijnt, dat mij doet zeggen : Ja wanneer zelfs het meest banale materiaal iets spiritueels krijgt. Ik speel, en opeens zegt de vorm : ik ben hier, kijk naar mij, ik kan er zo uitzien. En ik zeg : ja, waarom niet. Soms maak ik verschrikkelijke vergissingen, die gaan in de vuilnismand. Soms verschijnt schoonheid, en dan zeg ik : ok, prachtig, ik voel me gelukkig vandaag, ik kan mijn sigaretten beginnen rollen.

Jan Braet

De Rode Poort, tot 2.2.97, Museum van Hedendaagse Kunst, Citadelpark, Gent.

Ricardo Brey : wanneer zelfs het meest banale materiaal iets spiritueels krijgt.

Brey’s installatie voor De Rode Poort : het is de straling die verschijnt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content