Aspirant-politieagenten in Brussel moeten leren omgaan met de nieuwe Belgen. Dat zegt commissaris Paul Jacobs. Een gesprek.

COMMISSARIS PAUL JACOBS bekleedt een belangrijke functie in het politiewezen van ons land maar daar weidt hij liever niet over uit. Hij is ook docent aan de Intercommunale Brusselse Politieschool. Al als jong docent aan die politieschool voelde hij zich aangesproken door de grote aanwezigheid van mensen van niet-Belgische afkomst in de hoofdstad. Nieuwe Belgen, noemt Jacobs ze. In zijn cursussen deontologie of plichtenleer bouwde hij op eigen initiatief interculturele communicatie en multiculturaliteit in. Hoewel hij zichzelf geen witte raaf noemt binnen het politiekorps, laat hij zich geregeld opmerken door uitspraken over de verhouding tussen politie en migranten. Het gerucht doet zelfs de ronde dat deze geëngageerde christen en overtuigd pleitbezorger van de niet-Belgen een overstap naar de islam zou overwegen.

De jonge kandidaat-politiemensen komen een beetje onwennig in Brussel aan : niet vertrouwd met de typische problemen ervan, zoals prostitutie, drugs en migranten. Zijn die jongens en meisjes dan zo wereldvreemd ?

PAUL JACOBS : De Nederlandstalige rekruten die voor de negentien Brusselse gemeenten bij ons les beginnen te volgen, komen meestal uit het Vlaamse hinterland. We vinden nog heel weinig Vlaamse kandidaten in Brussel zelf. De kandidaten zijn dus niet vertrouwd met de grootstad. Over Brussel hebben ze negatieve ideeën, die berusten op clichés en vaak stigmatiserende opvattingen naar bepaalde groepen toe. Ik heb aardig wat werk om die clichés te doorprikken. Ze weten natuurlijk wel iets over migranten, prostitutie, drugs, maar slechts partieel, in schijfjes als het ware. Dan komen ze in de stad terecht en daar vormt dit alles een onontwarbaar kluwen. Ze staan daar bepaald onmachtig en angstig tegenover. Als ik met hen op de noord-zuid-as wandel en hen attent maak : kijk hier heb je een stuk crisis in de stad, migranten, illegalen, werklozen, daklozen, prostitutie, drugsdealing, homoseksualiteit , dan komt dat zo geweldig op hen over dat de angst hen bekruipt.

Reageren ze niet zoals de doorsnee burger die een even grote angst heeft voor dit alles ?

JACOBS : Inderdaad, ze zijn niet beter of niet slechter dan de doorsnee Vlaming. Maar zij worden wel op relatief korte termijn midden in die problematiek gedropt en met een zware verantwoordelijkheid. Daarbij komt nog een andere communicatiestoornis : voor de Nederlandstaligen die ik begeleid, blijft het Frans een tweede taal.

Behalve het taalverschil : zijn Franstalige kandidaten meer vertrouwd met de grootstadsproblematiek ?

JACOBS : Ze voelen zich alvast een beetje meer thuis in Brussel en ik merk ook dat onder hen meer kandidaten uit de negentien Brusselse gemeenten zelf komen en ook uit de Franstalige milieus van de rand. Ze kennen ook meestal de stad beter ; in mindere mate de problematiek, maar voor hen is het terrein meer vertrouwd. Ze hebben hier vrienden, ze gaan hier uit.

Hoe pakt u het aan om studenten meer efficiënt de problemen te laten aanpakken ?

JACOBS : Een gulden regel voor de politieman, maar tenslotte voor iedereen is : wie geen respect heeft voor andere mensen, heeft ook geen respect voor zichzelf. Ik stel vast dat wij in dit land meer gescheiden leven dan in andere landen. Wie op zaterdag door de Schaarbeekse Brabantstraat loopt, ziet overal Turken en Marokkanen. Wie dezelfde dag op de Louisalaan wandelt, ontmoet daar louter blanken. We leven in één stad, maar naast mekaar. Dat vind je nergens, niet in New York, maar ook niet in Londen of Amsterdam. We moeten absoluut proberen contact te leggen. Ik probeer dat, bijvoorbeeld, door op vrijwillige basis met mijn studenten op een avond een Marokkaans jeugdhuis te bezoeken. Eerst bekijken we samen een video of zo, maar het informele gedeelte dat erop volgt, is voor mij zeker zo belangrijk. Dan zie je een aspirant-agent tafeltennissen met een Marokkaan. Je moet daar geen wonderen van verwachten. Maar ik ben zeker dat die jonge agent zal zeggen : alle Marokkanen zijn misschien criminelen, maar die Ahmed was toch een toffe gast. En Ahmed zal zeggen : alle politiemensen zijn misschien racisten, maar die met wie ik getennist heb, zeker niet. We moeten uit die stellingenoorlog komen, dan zullen we ook minder angst hebben van mekaar. Want wanneer ik met zo’n groepje aspirant-politiemensen ’s avonds door Molenbeek wandel, voel ik hen angstig dichter en dichter rond mij komen lopen alsof ze zich bedreigd voelen. Angst is altijd een slechte raadgever.

Het is met de Brusselse politie zoals met de ozonlaag. Alleen in crisissituaties vraagt men zich af welke maatregelen er moeten getroffen worden.

JACOBS : Beklemd door angst duikt men nogal vlug dankbaar onder in de politionele subcultuur. Ieder beroep heeft zo zijn eigen normen en waarden, eigen jargon zelfs. Jonge mensen moeten die eigen cultuur van de oudere politiemensen overnemen om zich aanvaard te weten. Zo stel ik vast dat jonge agenten eens weg van de school, nogal eens hun eigen principes en attitudes opgeven, gewoon om aanvaard te worden in de groep. Een van de negatieve aspecten van de politionele subcultuur is het bekijken van de wereld buiten het politiemilieu als een soort vijandige Umwelt. In die vijandige Umwelt zijn migranten heel sterk herkenbaar. Daarbij komt dat men hoofdzakelijk contact heeft met migranten die crimineel of semi-crimineel zijn. Met de anderen krijgen ze vanuit hun beroep niet te maken. Belgen kunnen ze relativeren omdat ze thuis in een Belgisch milieu leven. Maar migranten niet, omdat ze er buiten hun beroep geen enkele kennen ; of als vriend of buur hebben.

Hoor ik u nu zeggen dat men een stukje racist moet zijn om zich goed te kunnen integreren in het politiekorps ?

JACOBS : Ik spreek nooit over racisme, dat is een heel zwaar woord. Er zullen wel, zoals overal, racisten tussenzitten, maar ik denk dat het veeleer met intolerantie te maken heeft. Sommigen zien het niet zitten dat er vrouwen bij de politie zijn, niet zelden dezelfden die het ook moeilijk hebben met migranten. Die reageren ook onverdraagzaam op jongeren, vooral jongeren die er anders uitzien : lang haar of klaar geschoren, speciale kledij, enzovoort. Jonge agenten constateren dat het gangbaar is dat politiemensen alles eigenaardig, ja zelfs verdacht vinden wat niet tot hun eigen milieu behoort. Zo komen ze natuurlijk moeilijk tot communicatie met de zogezegde buitenwereld, en zeker met migranten loopt dat helemaal verkeerd.

Een jonge lesbische migrante, die speciaal gekleed en gekapt loopt, moet het wel heel moeilijk hebben met de politie ?

JACOBS : Die zal het inderdaad zeer moeilijk hebben.

Biedt het aanwerven van meer allochtone politieagenten een oplossing ?

JACOBS : Er zijn nog altijd zeer weinig vrouwen bij rijkswacht en politie. Nu willen ze de deuren openzetten voor allochtonen. De onderliggende bedoeling was aanvankelijk want nu hebben ze dat ingeslikt , om allochtone agenten in te zetten in buurten waar de politie problemen ondervindt. Dat komt volgens mij over als apartheid. Men moet allochtonen aanwerven vanuit het principe dat die een eigen waarde, een meerwaarde betekenen voor de politie, zoals ze die ook bezitten voor de samenleving. Zoals ook vrouwen een meerwaarde vertegenwoordigen. Het kan alleen de kwaliteit van het politioneel optreden verbeteren, zowel intern als extern. Allochtonen binnen het korps zullen de intolerantie doen afnemen. Eens ze een uniform dragen, worden ze namelijk wel aanvaard, dan passen ze in de subcultuur. Extern : een vrouw van wie de handtas wordt afgenomen door een Marokkaan, maar die geholpen wordt door een Marokkaans agent dat zal een heel ander effect sorteren dan wat we nu kennen.

Het blijft toch onmiskenbaar dat de criminaliteit in de grootstad hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door vreemdelingen, of ze nu Belg geworden zijn of niet.

JACOBS : Je kan niet ontkennen dat in de straatcriminaliteit de nieuwe Belgen een grote rol spelen. Wat is er nu eigen aan de straatcriminaliteit ? Ze wordt meer gepleegd door jongens dan door meisjes, meer door jongeren dan door ouderen en, zonder iemand te stigmatiseren, het gebeurt door mensen die in de marge van de maatschappij leven. Onwillekeurig hebben we nu een uitstekende definitie gegeven van de meeste migrantenjongeren. In Brussel zijn overigens geen Belgische jongens meer. Ik las in een krant dat in Sint-Joost-ten-Node, ongeveer 60 procent van de straatcriminaliteit in handen zou zijn van allochtone jongeren. De krant schreef er niet bij dat in die gemeente 85 procent van de jongeren allochtoon is. Bij benadering wil dat zeggen dat de resterende 15 procent Belgische jongens 40 procent van de criminaliteit in handen heeft. Je moet opletten met zulke sfeerscheppende berichten. Veralgemening is hier meer nog dan elders uit den boze.

Wanneer ik in Brussel rondkijk in jeugdhuizen waar Marokkaanse jongeren zich inzetten voor leeftijdsgenoten, wanneer ik kijk naar het aantal Marokkaanse studenten aan de Brusselse universiteiten, dan zeg ik : er zijn nog heel wat andere jonge Marokkanen. Die komen echter niet in de pers. Ik wil daar ook aan toevoegen dat slachtoffers van aanrandingen en diefstallen nogal vlug iedereen met een donkere huid of gekruld haar als Marokkaan betitelen. Overigens, in de grote criminaliteit hebben wij Belgen nog altijd het grootste deel van de markt in handen.

Hoe komt het dat mensen denken dat Arabieren haast per definitie criminelen zijn ?

JACOBS : Ons geschiedenisonderricht is schuld aan die beeldvorming. Hoe er, bijvoorbeeld, nog altijd wordt gesproken over de ?helfdhaftige? kruisvaarders die het graf van Christus uit de handen van de Moren gingen halen. Ze vertellen er niet bij wat die kruisvaarders onderweg zo al niet uitspookten. Bij zwarten speelt dan weer het zwarte-pietsyndroom : je kan geen volk respecteren dat je ooit hebt gekoloniseerd. Daarbij maken velen nog de fout Marokkanen voor Arabieren uit te schelden, daar waar ze in meerderheid Berbers zijn. Ook het zogezegde Arabisch gedrag wordt onvoldoende gerelativeerd. ’s Avonds in groepjes rondlopen, lawaaierig gesticuleren en zo, dat is eigen aan de hele Middellandse-Zeecultuur. Van Sicilianen of Zuid-Fransen aanvaarden we dat zonder commentaar.

Berust het gevaar van het fundamentalisme ook al op een mythe ?

JACOBS : Daar erger ik me stierlijk aan. Wat de kranten daarover vertellen ! Wanneer mensen uit de boot vallen, wanneer geen communicatie meer mogelijk is, wanneer om het even welke groep zich niet aanvaard weet of zich uitgespuwd voelt, dan ontstaat inderdaad een opening naar verschijnselen als fundamentalisme. In ons land is zeker het islamitisch fundamentalisme momenteel niet opvallend aanwezig. Jonge migranten vertonen, op zoek naar een identiteit, wel een back-to-the-roots-neiging, de hang naar eigen geloof en cultuur. Maar dat is nog geen fundamentalisme. Het is trouwens meestal van korte duur. De meeste Marokkanen hebben als niet-Arabieren de islam opgedrongen gekregen en zijn dus zeker niet zo ontvankelijk voor fundamentalisme. Het extreme is overal aanwezig, ook bij ons. Maar de geloofspraktijk gaat bij hen meer achteruit dan bij ons. Natuurlijk, wanneer die jongeren zich blijvend uitgespuwd voelen, kunnen ze achter gelijk welk vaandel gaan lopen. Dat is het grote gevaar. Na de val van het communisme hebben sommigen de islam als nieuwe vijand, als vijfde colonne in eigen midden, uitgeroepen. Het gaat erop lijken dat we niet kunnen leven zonder vijandbeeld. Iemand moet dat toch eens analyseren.

U bent intussen een islamkenner geworden. Een bewonderaar, ook ?

JACOBS : Ik bewonder het cultuurdragende van deze godsdienst. Wij zijn dat al lang kwijt geraakt. Bij ons wordt het gelovig zijn weggemoffeld in het donkerste hoekje van onze persoonlijkheid. Ook als islamitische jongeren niet meer naar de moskee gaan, houden ze nog erg aan de culturele rijkdom van hun godsdienst, denk maar aan de ramadan. Religie is voor hen een soort desem. Er bestaat ook een grote ongedwongenheid in die godsdienst, zeg maar vrijheid. Wij kennen vooral een hiërarchische kerk, zo in de trant van : de hiërarchie spreekt en het voetvolk marcheert. De islam kent geen clericale hiërarchie, geen paus of bisschoppen, iedereen staat rechtstreeks met zijn verantwoordelijkheid ten overstaan van God. De imam is een louter bemiddelaar, en als er geen imam is, kan gerust iemand anders voorgaan in de dienst. Een machtig kerkelijk instituut zoals in het katholicisme kennen ze niet. Tenslotte schrijft deze godsdienst ook betrekkelijk weinig verplichtingen voor. Wanneer die er toch zijn in bepaalde landen of streken, dan is dat louter mensenwerk en cultuurgebonden. De islam is ook een tolerante godsdienst.

In de koran lees ik dat christenen, joden en mohammedanen kinderen zijn van eenzelfde God, broeders en zusters tegenover wie men verdraagzaam moet staan. Oorspronkelijk was er ook een grote openheid naar de vrouw toe, historisch is dat echter heel anders ingevuld. Maar is hetzelfde niet gebeurd bij ons, christenen ? Wij moeten nog altijd strijden voor een plaats van de vrouw in maatschappij en kerk. Ik zie in de islam meer gelijkenissen met onze godsdienst dan de vele verschillen die anderen er steeds proberen in te ontdekken. Joden, christenen en mohammedanen zijn de mensen van het Boek, zoals ze zeggen, en ik vind bij hen het hele Oude Testament terug. Ze kennen Abraham als vader van het geloof, ze kennen Mozes, Jakob en Maria, de moeder van Jezus. Zij is de enige vrouw die de koran herhaaldelijk citeert. Jezus is een van de grootste profeten voor hen. Wat ik ook waardeer in de islam, is dat mensen zich nog klein voelen ten overstaan van God en dat ook uitdrukken in hun gebedshoudingen. Denk aan de prosternatie het knielen en zich voorover buigen met het hoofd tot aan de grond bij het gebed. Zij voelen zich niet het middelpunt van de schepping. Elke ware godsdienst leert de kleinheid van de mens tegenover God, ik vind dat bij ons bijvoorbeeld ook terug in de gebedshouding van trappisten. Ik verafschuw de excessen en het feit dat vele geloofsgegevens in de praktijk niet worden toegepast. Maar is dat ook bij ons niet het geval ?

Is de islam niet te veel verweven met nationalisme en politiek ? Zouden islamieten toch ook niet beter een soort concilie houden, openstaan voor een aggiornamento, het bij de tijd brengen van hun godsdienst ?

JACOBS : Ik kan daar zeker inkomen. Maar om, bijvoorbeeld, een concilie te houden, moet je al een kerkelijke hiërarchie hebben, een centraal gezag dat al die mensen samenroept en modereert. Maar er zijn vele moslimtheologen die in de richting van een soort aggiornamento denken en die richting uitgaan. Ik deel de zorg om de binding met het nationalisme. Neem Saddam Hoessein, die helemaal niet religieus is, hij behoort tot de Baath-partij, die dan midden de Golfoorlog in het openbaar gaat bidden om God aan zijn kant te krijgen en vooral om de gelovigen mee te trekken.

Maar langs de andere kant stond de Amerikaanse president George Bush ook te oreren dat het voor hem een heilige oorlog was, ook in de naam van God. Het is wel typisch dat wij het allemaal zo goed zien bij de anderen en zo weinig bij onszelf.

Bent u nu echt zinnens om van het christendom over te stappen naar de islam ?

JACOBS : Eerst wil ik zeggen, in tegenstelling tot wat nogal eens gesuggereerd wordt, dat ik geen enkel bijkomend persoonlijk motief heb om mij op te stellen zoals ik nu doe. Ik ben, bijvoorbeeld, niet getrouwd met een Marokkaanse of zo. Ik heb wel veel Marokkaanse vrienden. En ik vind dat in een democratische monarchie geen tweederangsburgers mogen bestaan. Islamiet worden ? Als ik een moskee binnenstap, is het alleen om mijn studenten meer vertrouwd te maken met de cultuur en het geloof van een groot deel van onze landgenoten.

Staf Nimmegeers

Agressief politieoptreden in Schaarbeek. Paul Jacobs : Een van de negatieve aspecten van de politionele subcultuur is dat de buitenwereld als vijandig wordt ervaren.

Commissaris en docent aan de politieschool Paul Jacobs : Ik moet heel veel clichés doorprikken.

Jonge agenten geven vaak hun principes prijs om aanvaard te worden in hun werkkring.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content