Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Vijf kandidaten dingen naar het rectorschap van de Katholieke Universiteit Leuven. Op 10 mei begint de slag om de macht.

Het blijft koffiedik kijken. Niemand durft momenteel veel geld te zetten op een van de vijf hoogleraren van de Katholieke Universiteit Leuven die strijden om het hoogste ambt aan hun instelling: dat van rector. Een tijdje geleden staken twee kandidaten als favoriet boven de rest uit en waren er twee die geen schijn van kans toegedicht kregen. Huidig vice-rector en Bijbeldeskundige Marc Vervenne en longarts Marc Decramer zouden in een tweede stemronde, zo was veler overtuiging, de finale tweestrijd voeren. Kerkjurist en mediafiguur Rik Torfs en ingenieur Bart De Moor hadden geen enkele kans – de laatste vooral omdat de huidige rector, de ‘manager’ André Oosterlinck, ook ingenieur is. De vijfde kandidaat, jurist Herman Nys, zat ergens tussen beide uitersten in.

Maar nu de campagne volop loopt, durft niemand zich nog echt uit te spreken over wie het zal halen. Alle kandidaten hebben hun uiterste best gedaan om hun imago grondig bij te stellen. Torfs wist menigeen ervan te overtuigen dat zijn kandidatuur geen grap was. Vervenne slooft zich uit om te bewijzen dat hij geen watje is dat nooit zal wegraken van onder de vleugels van Oosterlinck – die als voorzitter van de associatie tussen de universiteit en een rist hogescholen een vinger in de pap zal behouden. Decramer en De Moor proberen aan te tonen dat ze meer zijn dan goede managers met dossierkennis, en Nys doet het omgekeerde: hij beklemtoont dat hij meer te bieden heeft dan een algemene visie op wat een universiteit moet zijn.

‘Met alleen concrete voorstellen maak je geen verschil als kandidaat’, countert Nys de kritiek dat zijn programma wel heel erg vaag is, dat het in feite geen programma is. ‘Het gaat hier toch niet om partijpolitiek, maar om de verkiezing van een rector die een duidelijke visie op zijn universiteit heeft. Ik wil de overlast die veel collega’s nu ervaren net afbouwen door minder programmatorisch te werken, door minder van bovenaf op te leggen. Ik wil wel hun mening als er drastische veranderingen gepland worden, bijvoorbeeld door een referendum te organiseren. En anders dan de andere kandidaten kan ik bewijzen dat ik pro democratie ben, want ik heb als enige van hen hard gevochten om de rectorverkiezingen niet te laten vervangen door een systeem waarbij de rector door een commissie wordt aangewezen.’

De kandidaat die het meest als een manager gezien wordt, is longarts Decramer. Hij liet zich adviseren door een echt campagneteam, inclusief ghostwriter. Maar hij verzet zich met klem tegen het beeld dat hij een tweede Oosterlinck zou zijn, die in de campagne een wel erg gepolijst beeld van zichzelf ophangt: ‘Ik denk net dat ik een antipode van Oosterlinck ben. Ik ben iemand die goed kan relativeren, iemand die luistert, iemand die mensen ademruimte geeft – als longarts heb ik nooit anders gedaan. En ik wil weer rust brengen en creativiteit stimuleren, rust na al die uitputtende onderwijsvernieuwingen, en creativiteit om opnieuw langetermijndenken en -werken in het onderzoek mogelijk te maken. Ik wil afstappen van dat voortdurende gemeet en geëvalueer waarmee wetenschappers in de richting van oppervlakkig onderzoek gestuwd worden. De mensen moeten opnieuw vertrouwen krijgen in het beleid.’

We are the champions

De vrees dat de figuur Oosterlinck als een zwarte schaduw over de campagne zou hangen, bleek grotendeels ongegrond. Sommige kandidaten hadden aanvankelijk binnenskamers te kennen gegeven dat ze er als rector een strijdpunt van zouden maken Oosterlinck te wippen als voorzitter van de associatie. Maar niemand wil nog zo ver gaan. Dat Oosterlinck het na de verkiezing van een nieuwe rector nog steeds zo veel mogelijk voor het zeggen zal willen hebben, ligt in ’s mans karakter. Desnoods zal hij van tactiek veranderen, zal hij zich verschuilen achter de hogescholen om zijn visie – ook over de universiteit – te blijven doordrukken.

Vervenne heeft als vice-rector jarenlang onder Oosterlinck gewerkt. Hij was de enige van de vijf kandidaten die we niet tijdig voor een gesprek konden vinden. Waarnemers wijzen erop dat zelfs hij alles in het werk stelt om zich anders dan zijn huidige chef te profileren. Hij voert zijn campagne onder het thema ‘De Kwetsbare Universiteit’, waarmee hij zich lijnrecht opstelt tegenover het We Are The Champions-gevoel dat Oosterlinck graag promootte. Naar verluidt straalt hij ook voldoende charisma uit om onder meer stemmen van studenten te kunnen aantrekken. Studenten leveren eentiende van de ongeveer vijftienhonderd stemgerechtigden.

Ingenieur De Moor paart charisma aan een aanstekelijk enthousiasme. Hij weet vele waarnemers te overtuigen met zijn dossierkennis en zijn inzichten. Maar het zal moeten blijken of dat opweegt tegen het ‘nadeel’ dat hij de zoveelste ingenieur aan de top is. ‘Ik kan er toch niks aan doen dat Oosterlinck een ingenieur is’, poneert hij lachend. ‘En we moeten daar ook de voordelen van durven in te zien. Ik heb door mijn samenwerking met industriële ingenieurs veel contact met de hogescholen, waar sommige collega-kandidaten nogal gemakkelijk omheen walsen, maar ze horen nu eenmaal bij het beleid. We moeten er bijvoorbeeld rekening mee houden dat er in 2007 een nieuw financieringsdecreet voor de universiteiten komt, dat heel sterk op het bestaan van die associaties met de hogescholen zal steunen. En meer dan de andere kandidaten ben ik overtuigd van de noodzaak om de universiteit een internationale uitstraling te geven. Een universiteit die zich in de huidige context niet internationaal profileert, telt niet meer mee.’

De cijferaars die voorspellingen doen over de slaagkansen van iedere kandidaat, baseren zich graag op de grootte van de faculteit waaruit hij komt. Als De Moor de Exacte en de Toegepaste Wetenschappen helemaal achter zich krijgt, is hij niet kansloos. De grootste faculteit is die van de Geneeskunde, maar Nys probeert daar actief stemmen af te snoepen van Decramer, niet alleen omdat hij expert biomedisch recht is, maar ook door zich als enige kandidaat openlijk met een running mate (een kandidaat-vice-rector) te presenteren: neurochirurg Jan Goffin. In de Humane Wetenschappen zal hij stemmen moeten delen met Vervenne en Torfs.

Tot veler verbazing heeft Torfs tijdens de debatten, waarin hij zijn verbale slagkracht ten volle kan laten gelden, een aura van ernst over zich heen gekregen. Maar niet iedereen neemt het hem in dank af dat hij tijdens de campagne naar Rome verdween om voor het televisienieuws commentaar te leveren bij het overlijden van de paus. Hij krijgt wel het meest kritiek op zijn programma: 55 bladzijden tekst om te zeggen dat hij eigenlijk geen programma heeft, dat hij iedereen zo vrij mogelijk zal laten.

‘Blijkbaar koesteren sommigen, inbegrepen een aantal collega-kandidaten, nog altijd een traditioneel beeld van het rectorschap’, zegt Torfs glimlachend. ‘Ik ben de enige kandidaat die echt een analyse maakt van de universiteit en van daaruit actiepunten lanceert, in plaats van gewoon voort te denderen op de trein die al lang rijdt. Te veel mensen gaan uit van iets wat bestaat en willen gewoon hier en daar wat wijzigen. Ik durf de fundamentele vragen te stellen, om van daaruit een zorgvuldig afgewogen poging tot vernieuwing te lanceren. Zo focust het beleid te gemakkelijk op eenvoudige topdownmodellen die de complexiteit van een universiteit ontkennen. Dat is natuurlijk makkelijk voor beleid en overheid, maar niet het beste voor de universiteit. Ik wil alleen het beste voor de universiteit. En dat is méér dan uitblinken in onderzoek naar aids en de ziekte van Alzheimer.’

Als er op 10 mei geen uitsluitsel komt, volgt er op 18 mei een tweede stemronde, en op 24 mei eventueel een derde.

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content