‘Paus Pius XII wist alles af van de holocaust, maar verzweeg die informatie.’ Geen wonder, vindt Daniel Goldhagen: de kerk propageerde zelf de haat tegen de joden. Hij vindt dat nu de tijd voor een ‘morele afrekening’ is gekomen. Een interview.

Bijna veertig jaar geleden, in 1963, zorgde Rolf Hochhuth voor ophef met zijn toneelstuk Der Stellvertreter, dat paus Pius XII voorstelde als een feitelijke bondgenoot van de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog, vooral in de jodenvervolging. De centrale stelling was dat de paus wist van de holocaust, maar zweeg en zijn morele autoriteit er niet tegen inzette. Het thema dook begin dit jaar opnieuw op in de film Amen van Constantin Costa-Gavras. De Amerikaan Daniel Jonah Goldhagen zet het nu voort met A moral reckoning, een boek dat net in het Duits is verschenen en waarvan vandaag de Nederlandse vertaling als Een morele afrekening op de markt komt.

‘Academici spannen zich te weinig in om serieuze boeken voor een groot publiek te schrijven’, zegt Goldhagen. En dat wil Een morele afrekening zijn, een ernstig boek over een ernstig thema. Goldhagen maakte naam met Hitlers gewillige beulen (1996), een studie waarin hij besloot dat de Duitsers vóór en tijdens WOII bijvoorbeeld niet onder dwang van of uit angst voor de nazi’s zo massaal aan de jodenvervolging hadden meegewerkt, maar vanuit hun diepgewortelde antisemitisme. En, zo benadrukte hij, dat is geen zaak van collectieve schuld maar van individuele verantwoordelijkheid, want iedereen maakt voor zichzelf uit waarom hij iets doet of laat, bijvoorbeeld meewerken aan de holocaust of zich ertegen verzetten.

Een morele afrekening gaat naar het hart van de jodenvervolging, het antisemitisme, en richt de focus op de historische propagandist ervan, het christendom, en de hoogste gezagsdrager in de katholieke kerk, Pius XII, paus sinds 1939. Maar het boek wil méér zijn dan een historische studie. Het wil er ook de morele consequenties uit trekken. Het is opgevat als een exemplarische studie voor morele afrekeningen, hoe instituties moeten omgaan met het kwaad dat ze hebben aangericht en hoe ze dat moeten herstellen.

DANIEL GOLDHAGEN: Ik was bezig met een boek over genocides, een systematische analyse naar waarom er in onze tijd zoveel wordt gemoord. Dat is nu voor de helft af. Toen vroeg het tijdschrift The New Republic me om een stuk over een aantal nieuwe boeken over de houding van Pius XII en de katholieke kerk tegenover de holocaust. Ik merkte dat daar een reeks morele kwesties aan verbonden was, waarover veel méér te vertellen viel. Dat is dit boek geworden. Maar al staat de katholieke kerk centraal in dit boek, ze levert er alleen het materiaal voor. Het boek wil vooral de mogelijkheden en eigenschappen van een morele afrekening onderzoeken, een afrekening die ook veralgemeenbaar is tot andere groepen en instellingen in andere situaties. ‘Afrekenen’ is hier bedoeld als een neutrale term. Het gaat om wat zij die schade hebben berokkend, moeten doen om de aangerichte schade weer goed te maken.

U verwijst geregeld naar uw vorige boek, vooral om de notie van de collectieve schuld af te wijzen. Zag u dit boek als een gelegenheid om uw ideeën daarover helder te stellen?

GOLDHAGEN: Er bestonden zeker ‘misverstanden’ rond het vorige boek. Het werd graag verkeerd begrepen door zij die de waarheid ervan niet onder ogen wilden zien. De idee van collectieve schuld is moreel onverdedigbaar. Mensen zijn persoonlijk verantwoordelijk voor wat ze doen: ze zijn in staat om te begrijpen wat er gebeurt, om te beslissen wat ze doen en laten, om nee te zeggen. In mijn vorige boek ging ik na waarom de moordenaars aan het moorden waren geslagen, waarom de holocaust gebeurde zoals hij is gebeurd. Je kunt dat analyseren en uitleggen, maar dat is iets helemaal anders dan het uitspreken van een moreel oordeel daarover. Dit boek gaat vooral over dat laatste. Rond mijn vorige boek doken voortdurend vragen over schuld en verantwoordelijkheid op. Dus dacht ik, oké, laten we die ernstig nemen en nagaan hoe dat daar nu mee zit.

Moraal is iets wat historici doorgaans net willen scheiden van het historische onderzoek.

GOLDHAGEN: Mensen vellen altijd oordelen. Een van de manieren waarop we zin zoeken, is ons afvragen wat goed en slecht is. Dat vinden we essentieel. Ook wetenschappers ontsnappen daar niet aan, maar ze doen dat meestal onbewust en niet systematisch. Maar we moeten verklaren en oordelen goed uit elkaar zien te houden.

Verantwoordelijkheid voor fouten, dat kan alleen voor wie vrij kan oordelen. Mensen worden echter ook beïnvloed door de historische context, door hun omgeving en hun tijd. Dat relativeert toch de idee van de vrije wil?

GOLDHAGEN: Ik gebruik de term agency. De centrale vraag is wat mensen ervan dachten dat joden werden vermoord en of zij beslisten om daaraan, direct of indirect, mee te werken. Je kunt bedenkingen hebben bij de vrije wil, maar mij gaat het om de katholieke clerus, mensen die geschoold zijn in de moraal. De vraag is of mensen in staat zijn om nee te zeggen of om dat te willen zeggen. Wel, als je gelooft dat de vrije wil bestaat, dan moet je ervan uitgaan dat die ook bestond voor een katholieke bisschop in de nazi-tijd. Het probleem van de context beïnvloedt dus niet de filosofische vraag of mensen al dan niet over een vrije wil beschikken.

Ik aanvaard niet dat mensen op een bepaald moment goed en kwaad niet meer uit elkaar kunnen houden. Ook de Belgen hadden ongetwijfeld hun oordeel over de vraag of de bezetting van België goed of kwaad was. Waarom dan niet over de jodenvervolging? Of waren universele morele oordelen niet van toepassing op joden? Dat zegt al iets over hun morele kijk op deze mensen. En al kun je stellen dat de morele inhibities afnamen naarmate de oorlog vorderde, tevoren hadden sommige katholieken al bedenkelijke standpunten over de joden. Je kunt natuurlijk stellen: die mensen hadden geen keuze, gezien de – achteraf overigens overdreven – nazi-terreur of de verruwing die eigen is aan de oorlog. Maar dat zegt niks over wat de mensen dachten over de joden en over wat er met hen gebeurde.

De katholieke kerk is een omvangrijke instelling met zeer veel volgelingen. Is het mogelijk om een alomvattend oordeel te vellen over wat bij die mensen allemaal leeft aan ideeën?

GOLDHAGEN: Dit boek gaat over de kerkleiding. Die is identificeerbaar en we weten wat ze denkt door wat ze heeft gezegd en geschreven. En die voelt zich exclusief verbonden met de kerk; leken kunnen veel meer vormen van verbondenheid hebben. En al weet je niet noodzakelijk wat een parochiepriester van een klein Belgisch dorpje precies heeft gepreekt, van clerici kan je redelijkerwijs aannemen dat ze wel degelijk geloofden wat de kerk voorhield en dat wat in de bijbel staat inderdaad het woord van God is. En als het dan over de joden gaat, hebben we het over fundamentele vooroordelen, die opriepen tot angst, vijandschap en haat.

‘Rome’ kan soms erg ver zijn in de katholieke kerk en katholieken zijn niet altijd erg bijbelvast.

GOLDHAGEN: Ja, er bestond veel variatie en ik pleit uitdrukkelijk voor een systematisch onderzoek daarvan. En er waren inderdaad ook clerici die niet alleen de jodenvervolging veroordeelden, maar

ook actief joden hebben geholpen. Dat is uitstekend. Hoezeer dit boek ook onaangename waarheden over de kerk blootlegt, het blijft een sobere, kalme evaluatie. Wie lof heeft verdiend, krijgt die ook. Maar dat verandert niets aan alles wat de kerk deed om joden te schaden. Dat onrecht wordt daardoor niet uitgewist. Daarin ligt precies de kern van een morele afrekening.

Toch valt het verschil op tussen bijvoorbeeld de vele kloosters die joodse kinderen hebben verborgen, onder meer in België, en het vreselijke gedrag van veel katholieken in Kroatië.

GOLDHAGEN: Veel Kroatische clerici waren nauw betrokken bij de massamoorden. Ze hebben zélf gemoord, ze hebben concentratiekampen geleid, enzovoort. De Kroatische kerk speelde een grote rol in de vervolging van joden, maar ook van zigeuners of Serviërs. Maar je ziet inderdaad een grote variatie. Al is de katholieke kerk sterk gecentraliseerd en beschikt ze over een consistente doctrine, individuele clerici kunnen ook onder invloed staan van hun eigen samenleving. Zeker in Oost-Europa toonde de katholieke kerk zich nog veel antisemitischer dan elders. En naast de traditionele religieuze opvattingen over de vermeende verdorvenheid van de joden, bestonden ook moderne visies van jodenhaat, ook bij Pius XII, die wilden dat de joden de gangmakers van het bolsjewisme waren, bedoeld om het christendom te vernietigen. Maar doorheen de regionale variaties blijft de invloed van het leiderschap belangrijk.

Ook anderen, zoals de communisten, werden door de nazi’s vervolgd. Ook zij konden niet rekenen op veel steun van het Vaticaan.

GOLDHAGEN: Het Vaticaan stond inderdaad niet afkerig tegen de vervolging van de communisten. Het hoopte dat nazi-Duitsland, als bolwerk tegen het bolsjewisme, de oorlog tegen de Sovjet-Unie zou winnen. Dat was al zo onder Pius XI. Het koesterde dus nog andere vormen van antipathie en haat. Maar het Vaticaan berokkende geen enkele andere groep dan de joden zoveel kwaad, systematisch en over heel Europa.

De kerk bleef ook nog in de jaren ’30 en ’40 de jodenhaat verspreiden. Ze leverde de mensen de argumenten waardoor zij gingen denken dat de joden vijandig en schadelijk waren en waardoor ze ervan overtuigd raakten dat het een goede zaak was om de joden de vervolgen en uiteindelijk zelfs te vermoorden. Het Vaticaan gaf zijn zegen aan anti-joodse wetten, bijvoorbeeld in Frankrijk en Italië, die leidden tot discriminatie en uitsluiting van de joden. In Duitsland steunde de katholieke kerk, net als de andere nationale kerken, de anti-joodse wetten. De Slovaakse kerk was nauw betrokken bij de deportatie van de joden – de Slovaakse president was een priester, de katholieke partij was er aan de macht, de bisschoppen legden hun gelovigen uit waarom de joden, ‘de pest’ zoals zij hen noemden, moesten worden gedeporteerd.

Dat de kerk op die manier de joden actief schaadde, was ook verklaarbaar, want het vloeide voort uit wat ze tot dan toe altijd had gepredikt. De christelijke bijbel, het Nieuwe Testament, wemelt van uitspraken waarin de joden als boosaardig worden voorgesteld, als de moordenaars van Jezus, als kinderen van de duivel, als de ultieme vijanden van het goede en uiteindelijk van God. Dat is de kern. Het tijdschrift van de jezuïeten, Civilta Catolica, dat onder Vaticaanse controle stond, vroeg zich in 1937 nog af wat er met de joden moest gebeuren en overwoog zelfs hun ‘vernietiging’ als een mogelijke optie, al werd die vervolgens verworpen. Zo diep zat de haat.

Hoe moeten we de verantwoordelijkheid van Pius XII precies inschatten?

GOLDHAGEN: Zou hij, als hij geen antisemiet was, als paus hebben toegelaten dat nog altijd werd gepredikt dat alle toen levende joden mee verantwoordelijk waren voor zoiets verschrikkelijks als de dood van Jezus? Vervang in het Nieuw Testament het woord joden door zwarten of protestanten of Belgen, zou je dat dan aanvaarden of kunnen verontschuldigen? De christelijke bijbel stelt dat de joden collectief, van de ene generatie op de andere, voor eeuwig, schuldig zijn aan de moord op Jezus – wat overigens niet eens waar is, dat waren de Romeinen. Wie dat gelooft, is een antisemiet.

Het antisemitisme van Pius XII is dan ook niet opmerkelijk. Het ware opmerkelijker geweest had hij ermee gebroken. Dat zou niet gemakkelijk zijn geweest, maar mensen kunnen toch van mening veranderen. Daar gaat het mij net om. Dit boek gaat verder dan alleen de feiten. Het pleit voor een verschuiving in paradigma, om aan het begrijpen van wat is gebeurd een morele afrekening toe te voegen. En dat niet alleen voor de houding van de kerk in de oorlog. Er is ook een moreel oordeel nodig, plus een herstel van het aangerichte kwaad. Dit boek pleit dus, ten eerste, voor meer morele afrekeningen. Ten tweede omschrijft het de principes van zo’n afrekening, zodat het op andere gevallen kan worden toegepast, bijvoorbeeld voor wat de blanke Amerikanen hun zwarte landgenoten schuldig zijn. Ten derde is het een case study over de katholieke kerk.

Is het wel mogelijk om zo’n alomvattend moreel oordeel te vellen over zo’n veelzijdig en veelkantig instituut als de katholieke kerk?

GOLDHAGEN: Wellicht hebben meer katholieken joden gered dan leden van andere instellingen. Dat toont net aan hoeveel méér de kerk had kunnen doen. Ze was tijdens de oorlog de enige nog relatief intact gebleven transnationale organisatie, die beschikte over een enorm sociaal netwerk en over een groot aantal instellingen als kloosters of scholen. Daarom krijgt de kerk ook deze aandacht. Had de paus niet gezwegen over het lot van de joden, op wat vage allusies laat in de oorlog na, had hij de holocaust veroordeeld als een zonde waartegen alle katholieken zich hoorden te verzetten, dan had de geschiedenis een heel andere wending genomen. Anders dan vele gelovigen, wist Pius XII heel goed wat er gebeurde, maar hij hield de informatie achter. Als de kerk niet méér heeft gedaan, was dat niet omdat ze niet kon, maar omdat ze niet wilde, omdat ze de jodenvervolging een goede zaak vond, al waren – dat moet ik erbij zeggen – velen het niet eens met de uitroeiing.

In de reacties op uw artikel in ‘The New Republic’ klonk geregeld het verwijt door dat u zou zijn gemotiveerd door antikatholicisme of antigodsdienstigheid.

GOLDHAGEN: Om de aandacht af te leiden. De kerk wordt net geschaad door wie de waarheid wil verbergen. De feiten zijn goed bekend en vallen niet te weerleggen. De Britse katholieke bisschop Christopher Budd erkende in 1994 dat de eeuwenoude beschuldiging tegen de joden van de Godmoord ‘de vruchtbare bodem was waarin het kwaad van het nazisme wortel schoot met zulke cata-strofale gevolgen’. Is Budd dan een antikatholiek? In mijn pleidooi voor een morele afrekening beroep ik me trouwens geregeld op principes uit de officiële katholieke doctrine. Maar – ik laat me nu even meeslepen – als je gelooft dat de kerk verkeerd heeft gehandeld, dan moet het kwaad worden vastgesteld, de verantwoordelijken ervoor moeten worden aangewezen en er moet een herstelprogramma worden opgesteld. De intenties van mijn boek zijn positief.

Moet bij dat herstel dan ook de bijbel worden herschreven?

GOLDHAGEN: Herstel is tot nu toe vooral monetair gedefinieerd. Dat is belangrijk, maar mijn eerste bekommernis is een morele restitutie. Wie kwaad heeft berokkend, moet dit vooreerst erkennen. Vervolgens moet om vergiffenis worden gevraagd. En dan komt het herstel: het antisemitisme elimineren. Ten vierde moeten de elementen worden onderzocht waardoor een instelling dat kwaad heeft voortgebracht: zijn interne autoritarisme of zijn functioneren als politieke instelling. En ook moet de ideologie worden gewijzigd, die eeuwenlang de jodenhaat heeft gepropageerd.

Het antisemitisme van de christelijke bijbel valt niet te loochenen. En het gaat hier inderdaad om wat katholieken beschouwen als het woord van God, een heilige tekst. De paus moet een congres bijeenroepen om die tekst grondig te onderzoeken, samen met andere christenen en met de joden, die betrokken partij zijn. Dat zou ertoe kunnen leiden dat bij de bijbel een kritisch commentaar wordt gevoegd, dat uitlegt wat erin niet waar is, dat de vijandigheid tegenover de joden het gevolg is van conflicten uit de tijd van de evangelisten enzovoort. De bijbelstudie erkent trouwens dat heel wat van de heilige schrift niet waar is. De kerk kan dit probleem niet terzijde schuiven. En de oplossing moet van haar komen; het is nu eenmaal háár heilige schrift.

U wil ook dat de kerk haar missionaire taak opgeeft, dat ze niet langer probeert anderen te bekeren. Wat is daar fout aan?

GOLDHAGEN: Er is niets fout aan een geloof waarvan de principes leiden tot eerst een deugdzaam leven en achteraf tot de verlossing. Die kunnen net de basis leggen voor een morele afrekening. Fout is wel de idee dat katholieken de enige weg naar de verlossing bezitten, dat bijvoorbeeld het judaïsme die niet kan bieden en daarin is vervangen door het christendom. En dat wie het woord van Jezus kent maar het verwerpt, zoals de joden, in de hel zal eindigen. Wat moeten katholieken dan wel van zulke mensen denken? Het probleem is het katholieke exclusivisme, de noodzaak tot bekering en de bewering dat de joden de verlossing van de mensheid in de weg staan.

De Vaticaanse staat moet dan ook maar weg.

GOLDHAGEN: Tot nu toe vertoont de kerk een imperialisme van de ziel: het wil – met de beste bedoelingen – alle zielen ter wereld veroveren. En daarbij maakt ze ook gebruik van haar staat. Zeker tijdens de Tweede Wereldoorlog gedroeg de kerk zich meer als een politieke dan als een religieuze instelling, waardoor ze morele plichten ging verwaarlozen. Politiek beweegt zich in de machtssfeer, die moreel heel corrosief kan zijn. De Taliban zijn eraan ten onder gegaan, de morele, haast religieuze kern van het communisme ook. En zo’n staat is toch niet essentieel voor de religieuze opdracht van het katholicisme.

Gelooft u echt dat dergelijke morele afrekeningen van de wereld een betere plek kunnen maken?

GOLDHAGEN: Dit boek zal de wereld niet veranderen. Ik hoop dat ik mij vergis, maar het Vaticaan zal het wellicht ook niet als handboek voor een oordeel over zijn handelen gebruiken. Ik heb het net geschreven omdat de kerk de discussie smoort waar ik voor pleit. Maar als je denkt dat er een goede manier van handelen bestaat, dat het schaden van anderen daar niet in past en dat, als je dat toch doet, je het aangerichte onrecht moet goedmaken, dan tracht je daarnaar te handelen en zal dit inderdaad tot een verbetering leiden. En weten dat een morele afrekening zal volgen, kan als afschrikking dienen.

Hoe beoordeelt u de huidige paus in deze kwestie?

GOLDHAGEN: Hij spreekt met respect en warmte over de joden, wat te maken heeft met zijn eigen oorlogservaring in Polen. Maar aan de doctrine raakt hij niet: de katholieken hebben gelijk en de joden niet, al zijn ze, in zijn woorden, oudere geloofsbroeders. Hij negeert ook het verleden van de kerk, door te proberen van haar een slachtoffer van de holocaust te maken en door mensen als Pius XII te canoniseren, die verantwoordelijk is voor zoveel kwaad, of Pius IX, die de joden ‘honden’ noemde. Het is triest dat ook hij de kerkelijke belangen laat voorgaan.

Marc Reynebeau

Daniel Jonah Goldhagen, ‘Een morele afrekening. De rol van de katholieke kerk in de holocaust en haar onvervulde plicht tot herstel’, Manteau-De Bezige Bij, Antwerpen-Amsterdam, 382 blz., a 29,95.

‘Wat moeten gelovigen denken als hun paus zegt dat de joden Jezus hebben vermoord?’

‘Het goede wat sommige katholieken hebben gedaan, wist het kwaad van de paus niet uit.’

‘Als de kerk niet méér heeft gedaan, was dat niet omdat ze niet kon, maar omdat ze niet wilde.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content