“India Song” van Ivo Van Hove: een voorstelling geritmeerd door licht, geur en geluiden.

Ivo van Hove heeft als artistiek leider van het Zuidelijk Toneel een bijzondere relatie ontwikkeld met onspeelbaar geachte toneelstukken. “Rijkemanshuis” van Eugene O’Neill was er zo een, of “Splendid’s” van Jean Genet. Dankzij doordachte vertalingen en bewerkingen en een ingenieuze vormgeving slaagde hij er meer dan eens in om zulke teksten uit hun obscuur bestaan in bibliotheken te verlossen. Niet dat ze meteen tot het repertoire gingen behoren, maar van ongekende rariteiten werden ze wel plots ijkpunten in het theaterlandschap. Dat is op zichzelf al een enorme verdienste. Met zijn nieuwe productie lijkt hij nu hetzelfde te hebben verwezenlijkt voor “India Song” van de Franse schrijfster Marguerite Duras (1914-1996).

“India Song” is nauwelijks te vatten als toneeltekst en is in allerlei opzichten een grensgeval.

“Tekst, theater, film” luidt het op de titelpagina van het tekstboek dan ook cryptisch, een omschrijving die eigenlijk van Duras zelf komt. In zijn inleiding geeft Van Hove ook meteen aan dat je je met dit stuk als theatermaker op glad ijs begeeft en dat Marguerite Duras zelf misschien niet echt ingenomen zou zijn geweest met zijn aanpak.

“In interviews en beschouwingen heeft ze ( Duras, J.G.) rond haar oeuvre een hermetische mythologie gebouwd. Met als doel elke visualisering als banaal te doen ervaren en het woord in ere te herstellen. Duras gelooft in de bijbelse gedachte ‘in den beginne was het woord’. Ze wil dat de toeschouwer naar literatuur kijkt.”

Duras was allerminst een makkelijke dame, zoals uitvoerig blijkt uit de onlangs in het Nederlands vertaalde biografie van Laure Adler. Misschien koos Van Hove er daarom voor om “India Song” zelf te vertalen. Zo moest hij zich als regisseur natuurlijk eerst verdiepen in de grote, maar gecompliceerde literaire kwaliteiten van deze toneeltekst.

“India Song” ging in première in de Stadsschouwburg van Amsterdam en was een van de opvallende producties van het Holland Festival. Zo maakte Van Hove het zich natuurlijk niet meteen makkelijk. Als artistiek leider en programmator van dat prestigieuze festival vangt hij sowieso erg veel wind, zeker aangezien hij erg nieuwe accenten legt.

“Serieuze muziek” stond traditioneel altijd zeer centraal op het Holland Festival: opera en hedendaagse klassieke muziek gingen met veel aandacht en centen lopen. Voor een deel is dat nog zo, maar theater en podiumkunsten krijgen weer een groter deel van de koek. En het muziekluik trok Van Hove radicaal open: rock, jazz en wereldmuziek komen nu uitgebreid aan bod, Deus sluit het festival af in Koninklijk Theater Carré. In zijn eigen voorstellingen zal zo’n regisseur wel even op veilig spelen, zou je dan denken.

Integendeel. Voor de meeste theaterbezoekers beantwoordt een stuk als “India Song” nauwelijks aan een of ander verwachtingspatroon, en bovendien tast deze productie de grenzen van het theatergenre af. Toch komt dit alles niet echt uit de lucht vallen.

DE DONKERE KANT VAN HET LEVEN

De afgelopen jaren heeft Van Hove met het publiek van het Holland Festival een bijzondere relatie opgebouwd. Producties als “Splendid’s” of “Koppen”, geïnspireerd op de film “Faces” van John Cassavetes, neigden al erg naar de “performance”. In ieder geval lagen ze niet meteen in de lijn van vroegere, en toch nog in grote mate verhalende en psychologiserende voorstellingen als “Rijkemanshuis” of “De tramlijn die Verlangen heet”. Kortom, enerzijds onttrekt “India Song” zich aan iedere vergelijking en staan het stuk en de voorstelling op zichzelf, anderzijds maken ze ongetwijfeld deel uit van een evolutie die zich in het regiewerk van Van Hove sedert enige tijd aftekent.

Duras schreef “India Song” in 1972 in opdracht van de Engelse regisseur Peter Hall, die toen directeur was van het National Theatre in Londen. Ze verfilmde de tekst zelf tweemaal, een eerste keer drie jaar na de eerste publicatie, later nog eens met als titel “Son nom de Vénise dans Calcutta désert”. Een filmische aanpak van deze tekst lijkt eigenlijk ook veel meer voor de hand te liggen dan een scènische, het universum van Jean-Luc Godard is trouwens nooit ver weg bij een lectuur van “India Song”. Zowat ieder houvast dat een min of meer klassieke toneeltekst aan een theatermaker biedt, ontbreekt hier. En in een categorie krijg je “India Song” in ieder geval niet ondergebracht. Nouveau roman, prozagedicht, scenario, hoorspel: iedere term licht een tipje van de sluier op, maar schiet toch ook weer tekort. Personages zijn er tot op zekere hoogte, maar we leren ze eigenlijk enkel kennen via de “stemmen” die doorheen het hele stuk hun fragmentarische verhaal doen.

Samen met de uitgebreide regie-aanwijzigingen vullen zij haast het hele stuk. Om dialogen tussen de personages was het Duras duidelijk veel minder te doen.

Het verhaal, of wat daar voor moet doorgaan, is gesitueerd in het India van de jaren ’30, een deels realistische, deels imaginaire plek. Armoede en miserie zijn troef, en te midden van dat alles is de Franse ambassade een oase van luxe, rust en gesofisticeerde passie. Al die elementen komen samen in de figuur van de ambassadeursvrouw Anne-Marie Stretter, die voortdurend afleiding zoekt bij het jonge ambassadepersoneel. Tot de vice-consul van Lahore opduikt: een blik, een seconde en een verterende passie zullen het leven van beiden voorgoed veranderen. Die passie geeft dit stuk zijn dynamiek, zoals Van Hove zelf mooi uiteenzet in zijn inleiding: “India Song beschrijft de schoonheid van de passie die gedoemd is te sterven. De passie is een onverwoestbare kracht. Tegelijk is zij nietig, want voortdurend tot mislukken gedoemd. Het is deze aanvaarding van de donkere kant van het leven, die “India Song” en zijn personages demoniseert. Het verlangen te leven ondanks het leven is Duras’ drijfveer om te schrijven.”

Samen met vormgever Jan Versweyveld en muzikant Harry Dewit, die voortdurend live aan het musiceren is, heeft Van Hove ervoor gekozen om van “India Song” een totaalervaring, een happening te maken. Van zodra je het theater betreedt, word je via al je zintuigen opgenomen in een andere wereld. Om te beginnen zit een deel van het publiek op de bühne, zodat van een aparte toeschouwersruimte niet echt sprake meer is. Aan drie kanten wordt die bühne afgesloten door wit doek, dat bijna de hele tijd fel wordt belicht. Chique, enigszins versleten tapijten bedekken het speelvlak, waarop zich kriskras een aantal objecten bevinden die op de ene of andere manier een rol in het verhaal spelen. Een grote, metalen waaier hangt als een enorme vogel boven dat speelvlak. Nog voor de voorstelling begint, baden bühne en zaal in warm, bijna goudkleurig licht. Versweyvelds belichting is tijdens de hele voorstelling prachtig, maar ook haast ondraaglijk intens. Dat zal zeker de bedoeling zijn geweest: India als een betoverende, uiterst zinnelijke plek waar het klimaat en de armoede het leven echter onuitstaanbaar maken. Geluid en geuren zijn op zijn minst even belangrijk.

OVERWELDIGENDE ONLEEFBAARHEID

Net zoals veel lichtbronnen zijn geïntegreerd in de scenografie, zo ben je ook van alle kanten omgeven door geluids- en geurbronnen. Die geuren vormen een fascinerende aanwezigheid: je moet er als toeschouwer echt aan wennen dat een verhaal ook “via de neus” wordt verteld.

“India Song is een tekst vol demonen. Deze moeten losgeweekt worden van de opvoeringstraditie die Duras ons heeft opgedrongen. Dat kan enkel als de voorstelling een sensitieve ervaring biedt; de toeschouwer kan niet denken, maar wordt gedwongen te ondergaan. “India Song” moet de toeschouwer het gevoel geven in het India van Duras te zijn en zo het leven in zijn overweldigende onleefbaarheid te voelen.”

Versweyveld en Dewit zijn er op wonderbaarlijke wijze in geslaagd om Van Hoves visie te realiseren.

De bewuste stemmen uit de tekst zijn op band opgenomen. Naast de acteurs die zich op de bühne bevinden en die ook op band te horen zijn, nemen Joop Doderer, Loes Wouterson en ook een formidabele Dora van der Groen het meest tekst voor hun rekening.

Het tempo van die opgenomen teksten is strak, bijna onderbroken, en de intenties zijn ingehouden. Het effect is sterk: allerlei niveaus gaan door mekaar heen spelen; droom en realiteit, werkelijkheid en vertelde werkelijkheid, verleden en heden zijn naast elkaar aanwezig. Je beluistert de stemmen, je ziet de acteurs op de bühne die soms “doen” wat de stemmen “vertellen”, soms ook niet.

Tijdens de dialogen past Van Hove het “playback-procédé” toe: lippen en monden van de acteurs bewegen, de stemmen komen echter van de band. Slechts op een moment is de menselijke stem te horen, als Bart Slegers als de vice-consul Anne-Marie Stretter in een wanhopige en woedende uitbarsting smeekt om hem een nacht bij haar te laten blijven. Die scène valt uiteraard op, en het idee erachter is sterk, maar gek genoeg werkt ze niet echt.

In het geheel stellen de acteurs zich erg functioneel op. Het zijn nochtans niet van de minsten: Chris Nietvelt, Steven van Watermeulen, Ramsey Nasr, om er enkelen te noemen. Ze worden gehanteerd als bijna-marionetten in een voorstelling geritmeerd door licht, geur en geluiden. In die zin lijkt Van Hoves eerste opera-ervaring eerder dit seizoen, toen hij in de Vlos “Lulu” ensceneerde, van groot belang te zijn geweest. Ook “India Song” wordt opgevat als een soort strakke partituur. Toch moet gezegd dat die acteurs niet zomaar vervangbaar zijn: ze worden op functionele wijze gehanteerd, maar allen hebben ze hun ontegensprekelijke, bijzondere uitstraling. Misschien had er met hen nog iets meer ingezeten: de acteursregie is strak, rigoureus en de invulling van een interessant concept, maar ze kan niet altijd blijven boeien.

Allicht is de aanpak hier iets te reducerend geweest, hoewel de tekst van Duras uiteraard niet veel andere poortjes openlaat.

Het minste wat je Van Hove en zijn medewerkers en acteurs van het Zuidelijk Toneel moet nageven, is dat ze op koppige en inventieve wijze de confrontatie blijven aangaan met belangrijke, en vaak onterecht onspeelbaar geachte theaterteksten. De resultaten lopen uiteen, maar altijd komen ze voort uit een groot engagement om klassiekers, zoals vorig seizoen nog “Romeo en Julia”, in een nieuw licht te plaatsen of obscure stukken van de vergetelheid te redden. Dat “India Song” een prachtige en fascinerende tekst is, hebben ze met deze productie alleszins bewezen.

“India Song” is op het eind van de zomer te zien op het festival van Edinburgh. Daarna een uitgebreide tournee in België en Nederland, van 21 tot 25/9 in de Minard Schouwburg in Gent, en van 20 tot 23/10 in deSingel in Antwerpen.

Jan Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content