De paradoxen van de hoofdstad

© Reporters

Lappendeken van gemeentelijke baronieën, smeltkroes van culturen, internationale hoofdstad aan de bedelstaf: Brussel roept bij de gemiddelde landgenoot zeker niet de meest positieve gedachten op. Maar hoe staat het jongste gewest van het land er nu werkelijk voor? Knack onderzoekt: de gezondheidstoestand van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

1 Demografie: een heuse bevolkingsexplosie

In 2020 zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer dan 1,2 inwoners tellen, een aangroei van bijna 150.000 zielen in nauwelijks tien jaar tijd. Die explosie komt vooral door migratie, maar ook door het geboortecijfer, dat in Brussel aanzienlijk hoger ligt dan in de rest van het land.

Toch barst Brussel niet uit zijn voegen, vindt demograaf Patrick Deboosere (VUB). ‘In 1970 had Brussel al meer dan een miljoen inwoners. Dat aantal is tot halverwege de jaren negentig blijven zakken. Brussel kan gerust nog 100.000 inwoners extra aan, zonder dat de leefbaarheid erop achteruitgaat.’

De belangrijkste factor in die aangroei is de migratie. ‘Brussel is een echte migrantenstad’, zegt Deboosere. ‘Meer dan 50 procent van de inwoners is buiten het hoofdstedelijk gewest geboren. In bepaalde Brusselse gemeenten verandert om de vijf jaar de helft van de bevolking. Het gaat vooral om de typische ‘wijken van aankomst’ rond de treinstations, waar migranten zich vestigen.’

De migratie is bijzonder divers, gaande van arme gelukszoekers tot welgestelde Europeanen die aan de internationale instellingen komen werken. ‘Zo’n heterogene samenstelling vind je eigenlijk enkel in Londen of New York’, stelt Deboosere. ‘In de meeste grootsteden heb je grote groepen van dezelfde nationaliteit met een vergelijkbaar socio-economisch profiel. In Brussel bestaat dat niet.’

Die bevolkingsaanwas zorgt ook voor uitdagingen. Het hogere geboortecijfer leidt tot capaciteitsproblemen in de kinderopvang en het onderwijs. Ook de schaarste op de woningmarkt is een oud zeer. ‘Er is vooral een groot tekort aan goedkope huisvesting’, aldus Deboosere. ‘Brussel telt ongeveer 500.000 woningen, waarvan nog geen 40.000 sociale woningen. Ik schat dat Brussel momenteel 100.000 sociale woningen nodig heeft.’

2 Onderwijs: veel meer voortijdige schoolverlaters

Als het in Brussel ergens écht slecht toegaat, is het in het onderwijs. Dat kampt met grote personeelsproblemen, geldgebrek en een schrikwekkend aantal voortijdige schoolverlaters. Bijna 18 procent van de Brusselse leerlingen behaalt geen diploma secundair onderwijs. Ook de leerkrachten zijn weinig honkvast. In het Nederlandstalig onderwijs viel de afgelopen vijf jaar ongeveer 18 procent van de leerkrachten af. In het Franstalig onderwijs is dat percentage maar liefst 36 procent.

‘Brussel concentreert heel wat problemen van het Vlaamse en het Waalse onderwijs’, zegt Dirk Jacobs, socioloog aan de Université Libre de Bruxelles. ‘Die regionale organisatie is een van de grote problemen. In het Franstalig onderwijs worden te veel maatregelen uitgedacht die geen rekening houden met de specifieke problemen van Brussel.’

Voor Jacobs is de grote sociale segregatie in het Brusselse onderwijs het voornaamste pijnpunt. ‘Het zou al veel helpen als alle kinderen in hun eigen buurt naar school zouden gaan. Ouders in de armere wijken bewegen nu vaak hemel en aarde om hun kind toch maar niet in een ‘zwarte’ school onder te brengen. Een goede sociale mix op school is ontzettend belangrijk. Die zorgt ervoor dat kansarme leerlingen beter scoren, terwijl de prestaties van de sterkste leerlingen er niet onder lijden.’

De prioriteiten voor de politieke wereld zijn duidelijk, vindt Jacobs. ‘Desnoods moeten we de vrije schoolkeuze ter discussie stellen.’

Ook het beroep van leerkracht moet dringend opgewaardeerd worden. ‘Nu is leerkracht worden vaak een tweede of derde keuze, een job die je doet als je echt niets anders vindt op de arbeidsmarkt. Het moet ook aantrekkelijker worden om in ‘moeilijke’ scholen te werken, bijvoorbeeld door een extra premie. De beste leerkrachten moeten worden ingezet in de scholen waar de uitdagingen het grootst zijn.’

3 Mobiliteit: bye-bye auto

Het goede nieuws is dat Brusselaars steeds vaker het openbaar vervoer gebruiken. De zogenaamde ‘modal shift’, waarbij mensen de auto op stal laten en op zoek gaan naar alternatieven, is onmiskenbaar ingezet, stelt Cathy Macharis, hoogleraar Mobiliteit en Logistiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Het slechte nieuws is dat we toch almaar langer in de file staan in de hoofdstad. ‘Dat komt vooral door de sterke bevolkingsgroei in Brussel en de Rand.’

Het hoofdstedelijk gewest moet nog meer streven naar duurzame mobiliteit, vindt Macharis. ‘Door rekeningrijden of tolheffing in te voeren, zal Brussel de nodige infrastructuur kunnen financieren.’

Het Brusselse mobiliteitsprobleem gaat verder dan de gewestgrenzen, benadrukt Macharis. ‘In zowat alle belangrijke Brusselse mobiliteitsdossiers heb je intergewestelijke samenwerking nodig, en dat is niet vanzelfsprekend. Er zijn veel plannen, maar die worden te vaak op de lange baan geschoven.’

Het voornaamste toekomstproject is het Gewestelijk Expres Net, een voorstadnet van spoorverbindingen met frequente lighttreinen dat Brussel met zijn hinterland moet verbinden. Alleen duurt het veel te lang om het zogenaamde GEN te implementeren. ‘Het staat momenteel gepland voor 2025’, zegt Macharis. ‘Dat is veel te laat.’

4 Taal: steeds minder Nederlands en Frans

Veel Vlamingen zien Brussel nog te vaak als een Franstalig gewest. In werkelijkheid gaat het Frans al enkele jaren fors achteruit. ‘Er zijn steeds meer mensen die in Brussel komen wonen zonder ooit Frans te leren’, zegt taalwetenschapper Rudi Janssens (VUB), die elke zes jaar het Brusselse Taalbarometeronderzoek leidt. ‘Je kunt de kranten uit je eigen land blijven lezen, en op het werk spreek je gewoon Engels. Integratie is veel individueler en tijdelijker geworden.’

De evolutie is vooral duidelijk in de thuistalen. ‘Terwijl anderstalige ouders met een verschillende moedertaal hun kinderen vroeger in het Frans grootbrachten, merken we dat zij vandaag hun eigen moedertaal wel vaak doorgeven.’

Ook het Nederlands boert verder achteruit. ‘Dat komt vooral door het Franstalig onderwijs, waar steeds minder leerlingen behoorlijk Nederlands of Engels leren spreken.’ Toch doet het Nederlands het niet slecht, vindt Janssens. ‘Bijna een op de vier leerlingen gaat naar school in het Nederlandstalig onderwijs. Dat zorgt ervoor dat het Nederlands in Brussel verankerd blijft.’

Een van de sterkste stijgers in het lijstje gesproken talen is het Arabisch. In de laatste barometer verklaarde 18 procent van de ondervraagden vlot Arabisch te spreken. Al moeten die aantallen wel genuanceerd worden, waarschuwt Janssens. ‘Veel jongeren die aangeven Arabisch te spreken, gebruiken een soort mengtaal van Berbers, Arabisch en Frans, die voor de meeste sprekers van het Standaard Arabisch niet verstaanbaar is.’

5 Veiligheid: de criminaliteitscijfers dalen

Brussel heeft zijn imago niet mee. De stad haalt het nieuws al te vaak met gewelddadige incidenten. Die reputatie blijkt evenwel niet gebaseerd op harde cijfers. In 2012, het laatste jaar waarvoor de politiecijfers volledig zijn, daalde het aantal woninginbraken, autodiefstallen en beschadigingen van eigendom.

Toch kan professor criminologie Els Enhus van de Vrije Universiteit Brussel niet garanderen dat er ook een echte daling in het aantal feiten is. ‘Je kunt politiecijfers enkel correct interpreteren met de Veiligheidsmonitor, een slachtofferenquête die aangeeft in welke mate de bevolking bereid is van bepaalde misdrijven aangifte te doen. En die Veiligheidsmonitor is al jarenlang afgeschaft.’

Dat Brussel in verhouding veel hogere misdaadcijfers laat optekenen dan de rest van het land, is volgens Enhus normaal. ‘Een grootstad groepeert allerlei vormen van criminaliteit: van gewelddelicten tot fiscale fraude, omdat de hoofdzetel van veel bedrijven nu eenmaal in Brussel ligt. Dat zorgt ervoor dat de statistieken een vertekend beeld geven.’

Het Brusselse veiligheidsbeleid schiet in elk geval tekort, vindt Enhus. ‘Het grootste probleem is de moeizame samenwerking tussen de politie en het overbelaste Brusselse parket. Er wordt ontzettend hard gewerkt bij de politiekorpsen, maar kleine misdrijven worden bijna altijd geseponeerd.’

Ook de instroom bij de Brusselse politie is problematisch. ‘Veel nieuwe agenten komen van buiten Brussel en zijn niet vertrouwd met grootstedelijke fenomenen’, zegt Enhus. Er wordt ook amper gerekruteerd in Brussel zelf. Redenen voor dat falende rekruteringsbeleid zijn het lage opleidingsniveau van een groot deel van de bevolking, maar ook de slechte reputatie die de politie in sommige wijken geniet.

De dieperliggende oorzaak van de onveiligheidsproblemen, besluit Enhus, is de grote ongelijkheid in het gewest. ‘Zorg ervoor dat er genoeg werk is, en ik ben ervan overtuigd dat de straatcriminaliteit al een heel stuk zal afnemen.’

6 Werkloosheid: mismatch tussen vraag en aanbod

Of de economie nu door een dal gaat of hoge toppen scheert: de Brusselse werkloosheidsgraad blijft rond de 20 procent hangen. Structurele werkloosheid is het, die nauwelijks wordt beïnvloed door de economische conjunctuur.

Yves Bastaerts, adjunct-directeur generaal van Actiris, de Brusselse dienst voor arbeidsbemiddeling, ontkent de omvang van het probleem niet. ‘Die werkloosheidsgraad heeft te maken met de structuur van de Brusselse arbeidsmarkt. Wij hebben een grote dienstensector, met ontzettend veel banen voor hooggeschoolden. Industrie is er haast niet meer. Ongeveer 70 procent van onze werkaanbiedingen is bestemd voor hooggeschoolden, maar ongeveer 70 procent van onze werkzoekenden is laaggeschoold. De kern van het probleem is dus de mismatch tussen vraag en aanbod.’

‘Bovendien worden aan laaggeschoolden in de horeca of bij koerierdiensten in een tweetalig en internationaal gewest als Brussel vaak hoge eisen gesteld qua talenkennis’, vervolgt Bastaerts. Terwijl meer dan 90 procent van de Brusselse werkzoekenden eentalig Franstalig is.

De Brusselse jeugdwerkloosheid is verontrustend hoog. In sommige buurten zit 40 procent van de jongeren zonder werk. ‘Vaak gaat het om jongeren met een migratieachtergrond, die slecht zijn opgeleid of op school hebben afgehaakt’, aldus Bastaerts.

Een extra moeilijkheid, legt hij uit, is dat heel wat jonge werkzoekenden volstrekt niet ‘arbeidsrijp’ zijn. ‘Voordat Actiris ook maar iets voor hen kan doen, moeten ze eerst nog een aantal elementaire competenties verwerven. Rekenen bijvoorbeeld. Je kunt immers geen beroepsopleiding tot stukadoor volgen als je niet eens vierkante meters kunt berekenen.’

Verder vormt ook de werkattitude vaak een probleem. ‘Op tijd komen, zich aan regels houden, de hiërarchie respecteren, niet overal zomaar beginnen te bellen.’ Ook daarvoor organiseert Actiris zogenaamde vooropleidingen.

In het verleden kwam er veel kritiek op de werking van Actiris, dat de reputatie had van een oubollige, inefficiënte organisatie, die nauwelijks verder kwam dan het registeren van het groeiende leger Brusselse werklozen. Vandaag haalt Actiris alles uit de kast om jonge werklozen goed te begeleiden, benadrukt Bastaerts. En dat levert resultaat op. ‘In weerwil van de economische crisis is de Brusselse jeugdwerkloosheid sinds 2012 met meer dan 1 procent gedaald.’

Binnenkort verhuist Actiris naar een nieuw gebouw, samen met de VDAB en Bruxelles Formation, die in Brussel namens de gemeenschappen bevoegd zijn voor beroepsopleidingen. ‘Doel is dat de werkzoekende aan het loket één geïntegreerde dienstverlening krijgt’, besluit Bastaerts.

7 Economie: de motor sputtert

‘In Brussel zitten fantastische bedrijven’, vindt Thierry Willemarck. Hij is ceo van Touring en voorzitter van BECI, de vereniging van Brusselse werkgevers, die 35.000 Brusselse bedrijven vertegenwoordigt. ‘Er is ook best wel economisch dynamisme. Zo worden hier 10.000 bedrijven per jaar opgericht. Maar jammer genoeg zijn er ook heel veel faillissementen. In 2013 telden we er 2666. Dat is 15 procent meer dan in 2012 en maar liefst 80 procent meer dan in 2007. Vooral kleine bedrijven hebben het moeilijk. Bijna de helft van de kmo’s gaat binnen de vier jaar over de kop. Startende ondernemers moeten veel beter worden ondersteund.’

Grote ondernemingen zitten met de moeilijkheid dat ze in Brussel geen geschikte werknemers vinden, aldus Willemarck. ‘Vraag en aanbod op de Brusselse arbeidsmarkt zijn volstrekt onaangepast. Slechts acht procent van de beschikbare banen komt in aanmerking voor ongekwalificeerde laaggeschoolden. Voor een groot stuk van de huidige werklozen is er dus niet veel hoop.’

De economische motor in Brussel sputtert, vervolgt Willemark. Daarvoor zijn een aantal voor heel België geldende economische handicaps verantwoordelijk, denk aan de hoge loonlasten, maar ook een aantal typisch Brusselse factoren.

Met name de dichtslibbende mobiliteit is voor Brusselse bedrijven een levensgroot probleem. ‘Volgens een enquête die wij bij onze leden lieten uitvoeren ziet 55 procent van de Brusselse bedrijven de mobiliteit als een rem op hun verdere groei. 30 procent van de hier gevestigde bedrijven overweegt om Brussel te verlaten. De hoofdstad wordt stilaan onbereikbaar’, legt Willemarck uit.

Een ander pijnpunt is de gemeentelijke fiscaliteit. ‘Een bedrijf in Brussel betaalt 38 procent meer lokale belastingen dan een bedrijf in Vlaams-Brabant en 28 procent meer dan een bedrijf in Waals-Brabant. Natuurlijk is het internationale prestige van Brussel een troef, maar voor hoelang nog? Het imago van Brussel gaat erop achteruit en tegelijk biedt de Vlaamse Rand heel wat voordelen: vlot bereikbaar, een aantrekkelijker fiscaal stelsel en toch vlak bij Brussel gelegen.’

8 Armoede: vooral kinderen en jongvolwassenen

Een sociale tijdbom wordt Brussel vaak genoemd, omdat zo veel Brusselaars niet of nauwelijks in de eigen levensnoodzakelijke behoeften kunnen voorzien. ‘Ongeveer een derde van de Brusselaars leeft onder de armoedegrens – circa 1000 euro per maand voor een alleenstaande – en dat is een pak meer dan in Vlaanderen en Wallonië’, bevestigt Gille Feyaerts, wetenschappelijk medewerker bij het Brusselse Observatorium voor Gezondheid en Welzijn. ‘Ongeveer 5 procent van de Brusselse beroepsbevolking krijgt een leefloon. Bij jongvolwassenen gaat het zelfs om 9,5 procent.’

Voornaamste oorzaak van die navrante armoede is de moeizame inschakeling op de arbeidsmarkt en de hoge werkloosheid, vooral bij jongeren. ‘Het is niet dat Brusselse jongeren niet wíllen werken’, zegt Feyaerts. ‘Ze vinden gewoon geen werk. Er zijn te weinig beschikbare jobs. En zelfs voor laaggeschoolden zijn er hoge eisen op het gebied van tweetaligheid en beroepservaring.’

Het niveau van de sociale uitkeringen is gelijk in heel het land, maar in Brussel is het leven een stuk duurder. Met name omdat er in Brussel een groot gebrek is aan kwaliteitsvolle, betaalbare huisvesting. ‘De hoge huisvestingskosten leggen een groot beslag op het beschikbare inkomen,’ aldus Feyaerts, ‘wat deels verklaart waarom meer dan een kwart van de Brusselse huishoudens medische zorg moet uitstellen of zelfs afstellen.’

Kenmerkend voor Brussel is dat armoede er vooral kinderen en jongvolwassenen treft. Tevens is armoede ruimtelijk geconcentreerd in de centraal gelegen, zogenaamde ‘arme sikkel’, die delen van Anderlecht, Molenbeek, Brussel-stad, Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek omvat. Buurten met een grote migrantenbevolking en een hoog geboortecijfer. ‘Door demografische groei stijgt het aantal kinderen dat opgroeit in moeilijke sociaaleconomische omstandigheden. Dat brengt enorme sociale uitdagingen mee’, stelt Feyaerts. In Brussel wordt een kwart van de kinderen geboren in een gezin zonder inkomen uit werk.

De Belgische bevoegdheidsverdeling maakt een doelmatig armoedebeleid er niet eenvoudiger op. ‘Er is nu eindelijk een gezamenlijk actieplan’, vertelt Feyaerts. ‘Maar wat baat het als het Brussels Gewest inspanningen levert voor de huisvesting en opleiding van jongeren, als die inspanningen vervolgens door maatregelen van een ander bestuursniveau teniet worden gedaan? Denk aan het beperken van de inschakelingsuitkeringen (de vroegere wachtuitkeringen, voor jongeren die niet of nauwelijks gewerkt hebben, nvdr) in de tijd door de federale regering. Dat klinkt misschien goed, maar komt in de praktijk neer op de transfer van veel Brusselse jongeren van Actiris en de VDAB naar de nu al overbelaste Brusselse OCMW’s.’

DOOR HAN RENARD EN JEROEN ZUALLAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content