Silvio Berlusconi blijft de Italiaanse regering gijzelen met zijn oorlog tegen het gerecht.

De meeste Italiaanse politici lijken ervan overtuigd dat zij sinds ’94 in de Tweede Republiek leven. In dat jaar werden voor het eerst parlementsverkiezingen gehouden volgens het meerderheidsprincipe. Behalve dit nieuw kiessysteem, bleven de staatsordening en haar instellingen evenwel wat ze waren vóór de centrum-rechtse verkiezingsoverwinning van Silvio Berlusconi in maart van dat jaar. Onder de centrum-linkse regering van Roman Prodi – in het zadel sinds mei ’96 – was het de bedoeling formeel de overstap naar de Tweede Republiek te zetten via een ingreep in de grondwet.

Het duurde tot februari ’97 voor het parlement het eens raakte over de procedure tot herziening en over de onderwerpen die in aanmerking kwamen voor herziening, namelijk de regeringsvorm en de politiek-administratieve decentralisering. Maar de Bicamerale Commissie was amper opgestart of oppositieleider en Forza Italia-voorman Berlusconi eiste dat ook de grondwetsaspecten inzake justitie op de agenda kwamen. Uiteindelijk volgde er een halfslachtig compromisvoorstel inzake rechtsordening, dat begin juni aan de goedkeuring van het parlement onderworpen zou worden. Maar met een coup de théâtre blies de FI-Cavaliere vijftien maanden commissiewerk in de lucht.

Hoe de eersterangspolitici het formeel ook draaiden of keerden, iedereen wist en diverse media meldden vóór, tijdens en na de val van de Tweekamercommissie, dat mediamagnaat Berlusconi op alle mogelijke manieren probeert uit de handen van de justitie te blijven. In november ’94, tijdens zijn premierschap, botste hij voor de eerste keer met het gerecht wegens omkoperij door zijn Fininvest-imperium. De controversen van de ondernemer-politicus tegen het Italiaanse gerecht werden intenser naarmate de aanklachten in verband met smeergeld, onwettige partijfinanciering of boekhoudingvervalsing, zich opstapelden. Berlusconi beweert dat de magistraten (van Milaan en Palermo) aan een complot werken om hem van het toneel te gooien. De zwaarste aanval lanceerde de Man van Arcore een tiental dagen geleden, toen hij bepaalde onderzoeksrechters vergeleek met de Rode Brigade – de linkse terroristenbeweging die in de tweede helft van de jaren zeventig de Italiaanse staat viseerde.

Met het uitbreken van Tangentopoli, in februari ’92 in Milaan, kwam het Italiaanse gerechtelijk apparaat stilaan onder het vuur van de politici te liggen. Het schokte het politieke milieu dat het voortaan niet meer immuun was voor gerechtelijke onderzoeken, processen en veroordelingen. Zowat alle traditionele partijen die het nationaal of lokaal jarenlang voor het zeggen hadden, kregen onderzoeksrechters over de vloer.

Berlusconi leerde het aanvalsjargon van zijn politieke vriend Bettino Craxi, gewezen socialistische partijleider en premier. Die had het begin ’93 al over “juridische verbetenheid” om hem te vervolgen; vandaar zijn vrijwillige ballingschap en de systematische weigering zich aan te melden voor de processen waarin hij betrokken is. Zijn politieke zakenvriend wil zich niet aan de justitie onttrekken, maar weigert de vonnissen te respecteren.

WAPENSTILSTAND TUSSEN DE GROEPEN

De oorlog tussen politici en de magistratuur heeft echter het gerechtelijke wereldje zelf aangetast. Vóór en nadat de Milanese onderzoeksrechter Antonio Di Pietro zijn toga aan de haak hing om in ’96 aan een centrum-linkse politieke carriere te beginnen, werden in het naburige district Brescia dossiers tegen hem geopend inzake favoritisme en procedure-onregelmatigheden, waarvan de vroegere volksheld inmiddels al deels is vrijgesproken. Nadien werd de Bresciaanse betrokken onderzoeksrechter zelf van zo’n feiten verdacht. Later was er onder meer het hardnekkig getouwtrek tussen procureurs om het dossier over corruptie bij de Italiaanse spoorwegen naar zich toe te trekken.

De jongste episode betreft de zelfmoord van een hooggeplaatst onderzoeksrechter in Sardinië, verdacht van dubbelspel bij de ontknopingen van ontvoeringen op het eiland. Luigi Lombardini sloeg de hand aan zichzelf vlak na zijn verhoor door Giancarlo Caselli. Zowel enkele collega’s als leden van de parlementaire oppositie schreeuwden letterlijk moord, eisten een disciplinair onderzoek of zelfs juridische verbanning tegen de hoofdprocureur van Palermo, die tevens hoofd is van de Speciale Anti-Maffiapool.

Het klimaat rond justitie raakte zo verhit dat de hoogste institutionele gezagsdragers tussenkwamen. Staatshoofd Oscar Luigi Scalfaro drong bij politici en magistraten aan binnen de eigen competentie te blijven. Senaatsvoorzitter Nicola Mancino riep op tot een “wapenstilstand” tussen de elkaar contesterende groepen om op politiek niveau de dialoog over de justitiehervorming te heropenen.

Dadelijk na het faillissement van de Bicamerale werd binnen de Olijfboommeerderheid en in delen van de oppositionele Pool van de Vrijheid, namelijk door AN-voorzitter Gianfranco Fini, al luidop nagedacht hoe de gestrande hervormingen opnieuw konden gestart worden: via rechtstreekse behandeling en stemming van de betrokken artikels in de Kamers of via verkiezing van een grondwetgevend parlement. Maar zolang de aanvoerder van de oppositie zich niet leert te gedragen als een verantwoordelijk politicus, dreigt elke hervormingspoging een vicieuze cirkel te blijven en wordt de echte Tweede Republiek uitgesteld. Indro Montanelli, decaan van de Italiaanse journalistiek en tot voor enkele jaren hoofdredacteur van een Berlusconi-krant, gelooft niet in zo’n bekering en riep de Italianen vorig weekend op de man “buiten te gooien”.

Marcel Meeus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content