De opkomst van de killerstad

In een reeks essays gaat Jonathan Holslag, docent internationale politiek aan de VUB, op zoek naar de grote verhalen van morgen. Deze week: de komende vijftien jaar zal de stedelijke bevolking met meer dan een miljard mensen toenemen. Hoe kunnen we onze wereld dan leefbaar houden?

U kent ze wel, de plaatjes van slimme projectontwikkelaars: hoekige witte torengebouwen, een pluk artificieel groen en enkele kuierende koppeltjes. Het stadsleven oogt mooi vanachter de tekentafel. De voordelen zijn talrijk: compact samenleven spaart open ruimte, stimuleert de creativiteit en vermengt groepen van diverse afkomst. Zo wordt het ook politiek een aantrekkelijk verhaal. Staatsmannen zijn er in Europa niet meer, dus maken we er maar stadsmannetjes van.

Stadslucht maakt gelukkig! Als ik door het centrum van een stad als Gent kuier, kan ik dat alleen maar beamen. Maar in de meeste Europese steden is de realiteit grauw en somber. Studies tonen aan dat het geluk steeds verder afneemt naarmate je van het dorp naar de buitenwijk en van de buitenwijk naar de stad trekt. Steden lijken helemaal niet op de gezellige plaatjes van stedenplanners. Bewoners van de stad zijn gefrustreerd over het gebrek aan autovrije ruimte, het schaarse groen, het straatvuil en de onveiligheid. En de stad polariseert: de ongelijkheid in grootsteden is groter dan elders én ook meer zichtbaar.

Dat steden broedplekken van creativiteit zijn, is ook een misvatting. De meeste banen in de stedelijke dienstensector zijn routineus en monotoon. Ze geven werknemers niet het gevoel dat ze hun talenten kunnen ontwikkelen. Laten we eerlijk wezen: wat is meer breindodend dan een landschapskantoor zonder uitzicht en zonder verse lucht? En ga maar eens na waar de meeste innovatieve bedrijven neerstrijken: niet in de stedelijke drukte, maar waar groen, ruimte en zuivere lucht voorhanden zijn.

De kosmopolitische mythe is vaak ook nadelig voor de economie. De idee dat de grootsteden de groeimotoren van de toekomst zijn, neemt bij politici de urgentie weg om na te denken over hoe de economie elders te lande kan worden aangezwengeld. Grootsteden hebben in Europa weliswaar een groot stuk van de economische leegloop in kleinere steden opgevangen, maar dat is niet duurzaam. Door bezuinigingen bij de overheid of automatisering bij bedrijven staan veel banen in de dienstensector onder druk. Landen die sterk afhangen van een grootstedelijke diensteneconomie hebben ook veel vaker grote handelstekorten dan landen waar dat niet zo is.

Grootsteden verzwakken ook onze samenleving. Binnen de stad is de samenhorigheid doorgaans zwakker dan elders en het ontstaan van een pendeleconomie slaat ook het sociale weefsel elders stuk. We verliezen dagelijks gemiddeld een uur in het verkeer, tijd ten koste van het gezin en verenigingsleven. Loop tijdens de spits de perrons maar eens af: muren van verzuring zijn het. Niemand praat, niemand lacht. Ligt dat aan de mensen, de opmars van iPad, de smartphone? Een praatje slaan maakt gelukkig, zo bleek uit onderzoek in de metro van New York. Tja, met wat pech heb je een uur lang een bolleboos aan de haak die je nog eens haarfijn de werking van het zonnestelsel wil uitleggen. Dan liever een romannetje op de iPad.

Konijnenhokken

Al die problemen stellen weinig voor vergeleken bij wat een groot deel van de ontwikkelingslanden te wachten staat. De komende vijftien jaar zal de stedelijke bevolking daar met 1 miljard mensen uitbreiden. Tegen 2030 zullen er wellicht 30 steden in Azië, Afrika en Latijns-Amerika zijn met meer dan 10 miljoen inwoners. Dat zijn geen grootsteden, maar megasteden.

Vooral in China gaat het hard. Als ik het centrum van Peking of Shanghai doorkruis naar de luchthaven, bekruipt me telkens weer een gelaten gevoel: de eerste ringweg, de tweede ringweg, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde… de zevende. De ruimte ertussen wordt steevast opgevuld door troosteloze woontorens. Je moet zo’n woonblok eens bezoeken: konijnenhokken met een plasmascherm.

De Chinezen hebben nog het geluk dat hun urbanisering gepaard ging met industrialisering. Net zoals in Japan en Zuid-Korea zijn de inwoners van de grote steden er financieel op vooruit-gegaan. Dat is niet het geval in Zuidoost-Azië, Zuid-Azië en Afrika. De economische basis van de megasteden is daar veel zwakker dan in China. Als ik Dhaka, Lagos of Kinshasa bezoek, verbaast het me hoe de bewoners erin slagen in hun basisbehoeften te voorzien. Omdat het rurale achterland de bevolkingsgroei niet kan volgen, wordt een groot deel van de informele handel vervangen door ingevoerd voedsel. De georganiseerde misdaad ent zich gretig op het politieke machtsvacuüm dat in die grote steden vaak bestaat. Doordat ze van heinde en verre migranten aantrekken, lopen ook de etnische spanningen er vaak hoog op. In India bijvoorbeeld woedt een onzichtbare oorlog tussen verschillende bevolkingsgroepen.

Terwijl Europa worstelt met zijn verstedelijking, dreigen de nieuwe megapolissen van het Zuiden voor bijkomende problemen te zorgen. De criminele banden tussen de Afrikaanse megasteden en de Europese achterbuurten én Pradawijken worden steeds manifester. Hetzelfde kan worden gezegd over het religieuze radicalisme. Als die killersteden nu ook nog eens een incubator worden van killervirussen, wordt elke vlucht vandaaruit die in Brussel of Schiphol arriveert een mogelijke dreiging.

Middeleeuws stadspatroon

Achter de problematiek van de grote steden gaan een aantal diepere kwalen van onze tijd schuil: ons onvermogen om kwaliteitsvolle banen te scheppen, om groei te genereren buiten de dienstensector, om die groei ook duurzaam te maken en om een visie te ontwikkelen over wat voor samenleving we willen. Alles hangt met elkaar samen. In een aantal landen wordt het zonder meer zaak om mensen van de grootsteden weg te houden. In China denken ze daar nu op het hoogste niveau over na. Maar wat komt er in de plaats?

Laten we eerst bekijken wat mensen zelf willen. Er zijn diverse studies die een goed beeld schetsen van de ideale stad: ze heeft minder dan 100.000 inwoners, ze is compact, verkeersluw en groen. De woon- en werkfuncties zijn er verweven. Ze is organisch gegroeid, een beetje rommelig zelfs, maar helemaal opgetrokken uit natuurlijke bouwmaterialen in aardse kleuren. De ruimte rondom de steden is open en groen.

Als ik door de talrijke rapporten over de ideale stad blader, komt me een middeleeuws stadspatroon voor de geest: een organisch gegroeid geheel, vijf verdiepingen hoog en met alle comfort, compact en toch verbonden met andere steden om de zaken waar het werkelijk om gaat: de uitwisseling van bijzondere goederen, culturele kruisbestuiving… Ik beeld me ook in dat de huizen zijn gebouwd met bakstenen die hergebruikt kunnen worden. Stedenbouw als onderdeel van een circulaire economie. Je zou dan nog kunnen denken aan grootsteden, maar die dan zijn samengesteld uit een aantal kleine steden met gedeelde functies.

Onhaalbaar? Niets is minder waar. Neem opnieuw China. Als we uitgaan van steden met 50.000 inwoners met de bevolkingsdichtheid van Amsterdam, dan zouden al die steden samen slechts vier procent van de totale Chinese landoppervlakte inpalmen. Je zou telkens in een klein uur van de ene kant van zo’n stad naar de andere wandelen. Ruimtelijk moet het dus perfect kunnen, maar de economie moet wel anders worden georganiseerd. Sceptici zullen stellen dat je de klok niet meer kunt terugdraaien. Ik vrees dat we op de huidige wijze ook niet verder kunnen. De veiligheid en leefbaarheid van deze wereld staan op het spel.

De ideale stad heeft minder dan 100.000 inwoners, is compact, verkeersluw en groen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content