Han Renard

Na het bloedbad op Bali is de klopjacht begonnen op Riduan Isamuddin, de Indonesische evenknie van Osama bin Laden.

Hij is een stevige kerel met een rond gezicht. Hij draagt een bril en een dikke zwarte baard. Hij is 36 jaar oud, en ziet eruit als een eenvoudige Javaanse boer. Zijn echte naam is Riduan Isamuddin, zijn (beter bekende) strijdnaam luidt Hambali, en op dit moment is hij een van ’s werelds meest gezochte terroristen. Hambali wordt als de geheime opdrachtgever van de bomaanslag op Bali gezien. Bij die aanslag kwamen 200 mensen om het leven.

Harde bewijzen die Hambali en zijn organisatie Jemaah Islamiah met Bali in verband brengen, heeft de politie niet. Alleen sterke vermoedens dat deze fanantieke islamstrijder de leiding had over het groepje lokale terroristen dat de aanslag uitvoerde. Wegens zijn vermeende banden met het terreurnetwerk al-Qaeda, wordt Hambali door de CIA de ‘Osama bin Laden’ van Zuidoost-Azië genoemd.

Hambali wordt al sinds mei 2002 intensief gezocht door de VS, de Filipijnen, Maleisië en Singapore. Veiligheidsagenten van die landen houden hem verantwoordelijk voor een reeks terreuraanslagen in de regio en geloven dat hij de drijvende kracht is achter het Aziatische filiaal van al-Qaeda. De vraag die veiligheidsagenten vandaag uit hun slaap houdt, is waar Hambali zich verschuilt. Voorlopig slaagt niemand erin die vraag te beantwoorden.

Hambali’s organisatie, het schimmige Jemaah Islamiah (islamitische gemeenschap), zou bestaan uit een netwerk van lokale terreurorganisaties, dat Indonesië als thuisbasis heeft, maar ook actief is in Maleisië en Singapore. Abu Bakar Bashir (64), de vermoedelijke geestelijke leider van Jemaah Islamiah (JI), werd vorige week – na zware internationale druk – gearresteerd. Het doel van JI zou de creatie zijn van een soort pan-Aziatische Islamitische superstaat, die onder meer Indonesië, Maleisië, Singapore en de Filipijnen zou omvatten.

Over de persoonlijkheid van Hambali is niet veel bekend. Hij wordt beschouwd als een intelligent, nauwgezet en discreet samenzweerder, die evenwel soms ook bereid is grote risico’s te nemen bij het ontwerpen van zijn verwoestende plannen. Hambali schuwt de publiciteit en verbergt zijn ware identiteit achter een onopvallende, vrome verschijning. Op zijn discipelen zou deze timide man wel een magnetische aantrekkingskracht uitoefenen.

De wortels van Hambali’s virulente islamitische geloof liggen in zijn jeugd. Hambali werd in 1966 in het dorpje Sukamanh op West-Java geboren, in een relatief arme familie. De jonge Hambali woonde bij zijn tante, die islamonderricht gaf aan vrouwen. Toen hij oud genoeg was, begon hij aan een religieuze opleiding in de school die zijn overgrootvader nog had gesticht. Hambali groeide op in de hoogdagen van de dictator generaal Suharto, die de islamcultus zo goed als verboden had. Deze onderdrukking veroorzaakte bij de devote, diepgelovige Hambali een grote verachting jegens het Suharto-regime. Hij sloot zich aan bij lokale islamgroepen, die door oudere activisten als Abu Bakar Bashir werden geleid. Hambali wilde in buurland Maleisië doorleren aan een gerenommeerde islamschool, maar kreeg geen studiebeurs. In 1985 ging hij als negentienjarige toch naar Maleisië, om werk te zoeken en om zich bij de gevluchte Bashir te vervoegen. Maar lang zou Hambali daar niet blijven. In 1988 vertrok hij naar Afghanistan, waar hij met de moedjaheddin tegen de Sovjets vocht.

Wat hij precies gedaan heeft in Afghanistan, is niet bekend. Wel zeker is dat Hambali, zeker na elf september, in besloten kring geregeld opschepte over zijn ontmoetingen met Osama bin Laden. Vast staat ook dat Hambali na Afghanistan een vurig aanhanger werd van de gewapende strijd, de heilige oorlog (jihad) – volgens hem de enige manier om de samenleving opnieuw naar het pure islamgeloof van de profeet Mohammed te ordenen. In de vroege jaren ’90 begon Hambali in Maleisië de jihad te prediken, een concept dat daar tot dan toe onbekend was, maar er dankzij Hambali aan aanhang won.

De Afghaanse opleidingskampen hadden van Hambali ook een volleerd terrorist gemaakt. Die macabere kennis zou hij na zijn terugkeer ten dienste gaan stellen van de strijd in het thuisland.

TWAALF LIJNVLIEGTUIGEN

Hambali’s eerste kennismaking met het echte internationale terrorisme was niet erg succesvol. In 1994 richtte hij het bedrijf Konsojaya op, zogenaamd om palmolie van Maleisië naar Afghanistan te exporteren. Zijn zakenpartner was Wali Khan Amin Shah, een Pakistaan die later in de VS zou worden veroordeeld voor de bomaanslag op een Filipijns lijnvliegtuig, waarbij een Japans zakenman het leven liet. Amerikaanse onderzoekers geloven dat Hambali de hand had in de aanslag, die, zo bleek achteraf, in feite slechts de generale repetitie was voor het veel ambitieuzere plan om boven de Stille Oceaan twaalf lijnvliegtuigen simultaan te laten ontploffen. Diezelfde Khan werd later samen met ene Ramzi Youssef veroordeeld voor de bomaanslag op het WTC in New York in 1993. Hambali voorzag de bommenleggers van cash om via Pakistan te ontkomen, maar in 1995 werd Khan in Maleisië opnieuw gearresteerd.

Na de arrestatie van Khan in 1995 hield Hambali zich een tijdje gedeisd. Hij legde zich toe op de zaken waar hij goed in was: de strijd tegen de wereldwijde moslimonderdrukking prediken, en fundraising. Zijn verhalen over ontmoetingen met Osama bin Laden en de oorlog in Afghanistan maakten op zijn publiek grote indruk.

Pas in oktober 2000, twee jaar na de omverwerping van het Suharto-regime, keerde Hambali uit Maleisië naar zijn geboorteland Indonesië terug. Met geld, grootse projecten en eigen bommenmakers. Wat hij nog niet had, was voetvolk voor de uitvoering van zijn moorddadige plannen. Hij begon onmiddellijk te rekruteren, en te plannen. Op 30 december 2000 gingen er ongeveer tegelijkertijd twintig bommen af, meestal in kerken, in negen verschillende steden van Indonesië. Achttien mensen werden daarbij gedood. Aangehouden verdachten noemden Hambali als opdrachtgever. Zes dagen later volgden er vijf explosies in Manila, de hoofdstad van de Filipijnen, waarbij tweeëntwintig doden vielen. Ook daar zeiden verdachten dat Hambali achter de aanslagen zat. De ultravoorzichtige Hambali bleef opnieuw uit de handen van de politie. Hij was kort na de aanslagen naar Pakistan vertrokken.

Af en toe kende ook de politie een succesje. Eind 2001 werd in de Afghaanse hoofdstad Kabul, in het huis waar Mohammed Atef (Osama bin Ladens militaire rechterhand) verbleef, een videocassette gevonden. Op die cassette werden plannen ontvouwd voor verschillende aanslagen op Amerikaanse doelwitten in Singapore. De bedenkers van die plannen spraken de hoop uit dat al-Qaeda de operatie zou financieren. Het grote brein achter het plan was, alweer, Hambali. Het feest ging niet door omdat in april 2002 een aantal JI-mannen in Kuala Lumpur, in Maleisië, bij een domme overval tegen de lamp liep. Hun bekentenissen leidden tot een vijftigtal arrestaties in Singapore en Maleisië. De politie vernam ook dat de top van al-Qaeda grote sommen geld naar Hambali had doorgesluisd, waarmee die laatste vier ton ammoniumnitraat had gekocht. Niemand van de arrestanten wist echter waar Hambali zich bevond, noch wat er gebeurd was met de tonnen explosieven die hij had besteld. Sommige onderzoekers denken dat dit materiaal werd gebruikt bij de Bali-bom. Zolang het ammoniumnitraat spoorloos is, kan en zal Hambali elk moment opnieuw toeslaan, zeggen veiligheidsagenten ook.

Als tegenprestatie zou Hambali twee van de 11-september-kapers in het jaar 2000 onderdak hebben verleend in Kuala Lumpur. Later dat jaar zou de bende van Hambali ook Zacarias Moussaoui, de zogeheten twintigste kaper die nu in een Amerikaanse gevangenis zit, in Kuala Lumpur hebben opgevangen.

De grote middelen worden nu ingezet om de Aziatische Osama op het spoor te komen. Want ook al zijn er voorlopig geen harde bewijzen die Hambali met de aanslag in Bali in verband brengen, toch zou de politie hem graag eens over een en ander aan de tand voelen. Maar dan moet ze hem eerst vinden. Sommige experts denken dat hij het land heeft verlaten. Anderen geloven dat hij zich opnieuw in Indonesië bevindt. Voor wie niet gevonden wil worden, bieden de immense, chaotische Zuidoost-Aziatische steden, de duizenden eilanden – 2700 in Indonesië alleen – en de ondoordringbare jungle in ieder geval een oneindig grote keus aan schuilplekken. Een Indonesisch veiligheidsagent verklaarde vorige week dat Hambali zich om het even waar tussen Afghanistan en Peru kan bevinden. Toch staat of valt de reputatie van de oorlog tegen terreur met het succes van de klopjachten op de ‘Osama bin Ladens’ in deze wereld.

Han Renard

In de vroege jaren ’90 begon Hambali in Maleisië de jihad te prediken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content