In het criminele milieu van tal van Europese steden (onder meer Brussel) zijn zowel de Albanese als de Servische maffia geïnfiltreerd. Het slagveld van de oorlog om Kosovo verplaatst zich ook naar daar.

Honderdduizenden Albanezen leven in de diaspora. Vooral sedert 1981, toen de Servische terreur tegen de Volksalbanese Kosovaren voor de eerste keer sinds Tito’s dood in 1980 in alle hevigheid losbarstte, kwam in Kosovo een echte exodus op gang. Velen verlieten het land en zwermden uit naar de Verenigde Staten en naar Turkije.

In Europa vestigden de Albanezen zich bij voorkeur in Duitsland (250.000) en Zwitserland (200.000). In België leven ongeveer 25.000 etnische Albanezen, van wie de meesten in Brussel verblijven. Gani Azemi is een van hen. Azemi, directeur van het LDK-informatiecentrum (LDK, Democratische Liga van Kosovo) voor de Benelux en de Europese Unie, reageert furieus als hij wordt aangesproken over mogelijke banden tussen het Kosovaarse Bevrijdingsleger (UCK) en de maffia. Het geld dat door de Albanezen in de diaspora wordt opgebracht om de Kosovaarse zaak te steunen, is immers legaal, aldus Azemi.

Het is inderdaad geen geheim dat de geïmmigreerde Albanezen sinds jaar en dag maandelijks 3 procent van hun loon afstaan. Dat geld wordt gebruikt om de noden als gevolg van de repressie in Kosovo te lenigen en ter plaatse een minimum aan infrastructuur (ziekenhuizen, onderwijs, enzovoort) in stand te houden. Het gaat dus om een soort niet verplichte belasting die op een volkomen legale manier wordt geïnd en via geëigende kanalen wordt overgedragen aan de Kosovaarse Albanezen, aan de instellingen van de Kosovaarse regering in ballingschap en aan de diensten van de Kosovaars-Albanese president Ibrahim Rugova.

Gezien de Servische onderdrukking in Kosovo is het natuurlijk uitgesloten om de centen via gewone bankverrichtingen op hun bestemming te bezorgen. Vandaar dat gebruik wordt gemaakt van koeriers en vaak ook van reisbureaus. Precies omdat de geldstromen clandestien gebeuren, rijst hier en daar de verdenking dat samen met de legale ook illegale middelen – inkomsten uit bijvoorbeeld de heroïnehandel – mee naar Kosovo worden versluisd.

Niemand ontkent dat de Albanese maffia bestaat. Maar als het waar is dat ze in België zeer actief is op het terrein van bijvoorbeeld de prostitutie ( zie kader), moet ze volgens Gani Azemi door de bevoegde politiediensten onverbiddelijk worden aangepakt en uitgeschakeld.

DE KONING DER ALBANEZEN

Ook in het criminele milieu lijken Serviërs en Albanezen elkaar niet te kunnen luchten. Vooral in Duitsland en met name in Frankfurt kwam het in het verleden geregeld tot vuurgevechten tussen Albanese en Servische gangs. Enkele jaren geleden schreef het Oostenrijkse maandblad Wiener over deze territoriumoorlog: “De Albanezen uit Kosovo kopen al maanden alles in wat maar kan schieten en ontploffen. Vanuit Wenen maar ook vanuit Duitsland leiden ze de rebellie tegen de Serven, die er de baas zijn.”

Sedert het begin van de jaren tachtig waren Albanese misdadigers actief in de Europese heroïnehandel die geleid werd door een zekere Dhzerat Berisa, die in Frankfurt de “Koning der Albanezen” werd genoemd. In 1989 werd in Zwitserland tijdens de operatie-“Benjamin” een syndicaat van Albanese wapen- en drugshandelaren opgerold. Albanezen uit Kosovo hadden in Zwitserland heroïne binnengesmokkeld en in ruil daarvoor wapens gekocht: 6.700 machinepistolen van Israëlische makelij en een aantal kalashnikovs. “Het landelijk openbaar ministerie”, aldus Jörg Schild, de hoogste narcoticarechercheur in Zwitserland, “moet lijdzaam toezien hoe afzonderlijke kantons zich bijna als wapenwinkels voordoen.” In een kanton als Bern levert het geen enkel probleem op in een winkel vijftig tot honderd kalashnikovs te kopen.

Steevast wordt gesuggereerd dat deze wapens door de Albanezen werden gebruikt in de bevrijdingsoorlog om Kosovo, maar harde bewijzen kwamen niet op tafel. Overal hoor je de Kosovaarse Albanezen net klagen dat ze met vrijwel blote handen tegen de goed uitgeruste Servische troepen moeten vechten.

Ook Gani Azemi, wiens Brusselse informatiecentrum stilaan de allure van een echte ambassade heeft aangenomen, maakt van zijn diplomatieke contacten gebruik om bij zijn gesprekspartners aan te dringen op een degelijke bewapening van het UCK, dat een deel van de grondtroepen in de oorlog met Servië zou kunnen leveren.

Azemi hamert erop dat de Servische propaganda al altijd haar best heeft gedaan om de billijke zaak van de Kosovaarse bevrijdingsbeweging te criminaliseren. Op dat terrein hebben de Servische en de Russische propaganda elkaar gevonden. Het is typisch dat op geen enkel kanaal van de Russische televisie ( NTV, RTR, ORT en Kanaal 36) beelden van de Albanese vluchtelingen werden getoond. Integendeel, op de Russische televisie worden de Kosovaarse Albanezen voorgesteld als separatisten die door de drugsmaffia worden gesteund. Het Sint-Peterburgse kanaal LOT verkondigde bij monde van presentator Sergej Nenasjev letterlijk: “De westerse massamedia proberen de strijd van Milosevic tegen de Albanese drugsmaffia af te schilderen als een etnische zuivering.” (Pas op 4 april legde de presentator van het actualiteitenprogramma “Iotogi” van NTV voorzichtig aan de stomverbaasde kijkers uit hoe de vork in de steel zit).

DE CRIMINELE GEHEIME DIENST

Wat Kosovo betreft, lijkt de Albanese connectie met de drugsmaffia inderdaad onbestaand of marginaal, terwijl het voor iedereen duidelijk is dat in Servië de criminaliteit het hart van de staat veroverd heeft. In Europa gezochte bandieten en oorlogsmisdadigers zoals volksvertegenwoordiger Raznjatovic Zjeliko ( Arkan) of vice-premier Vojislav Seselj maken in Belgrado grote sier.

Een tweetal weken geleden werd Slavko Curuvija, de uitgever van Belgrado’s meest verkochte krant Dnevni Telegraf door onbekenden aan zijn voordeur doodgeschoten omdat hij al in oktober vorig jaar in een open brief aan Milosevic had durven schrijven dat nergens in Europa criminelen, ambtenaren en regeringsleden zo harmonieus samenleefden als in Servië: “Georganiseerde gangs controleren de circulatie van sleutelgoederen en diensten. Paramilitaire formaties blijven opereren. Straatgeweld en moord zijn dagelijkse kost en de staat heeft in feite opgehouden zijn verantwoordelijkheid op te nemen voor de veiligheid en het eigendom van zijn burgers.”

De Joegoslavische binnenlandse geheime dienst (SDB) ontsnapt niet aan de criminele kanker die alle instellingen van Servië heeft aangetast. De geheime dienst van Milosevic wordt niet alleen gefinancierd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en door gelden die afkomstig zijn uit goederen die door de douane aan de grens in beslag genomen zijn, maar ook uit opbrengsten van drugs die via de Balkanroute naar Europa worden gesmokkeld. Gegevens over de begroting en het aantal medewerkers van de geheime dienst zijn niet beschikbaar omdat ze behoren tot de Joegoslavische staatsgeheimen. Maar het is een publiek geheim dat heel wat criminelen voortijdig uit de gevangenis worden vrijgelaten als ze beloven met de geheime dienst samen te zullen werken. SDB-medewerkers worden niet alleen voortreffelijk betaald, ze krijgen ook vouchers waarmee ze zich kunnen bevoorraden met goederen waar de gemiddelde Serviër alleen maar kan van dromen.

De SDB heeft zijn hoofdkwartier in een bunker in de Kneza-Milosastraat in het hart van Belgrado. Drie dagploegen van telkens twintig mensen scannen er het telefoonverkeer met behulp van een afluistersysteem ( “2001”) dat in 1990 door een Britse producent aan Belgrado werd geleverd. Volgens de Federation of American Scientists is het systeem in staat om per minuut 40.000 telefoongesprekken op sleutelwoorden te controleren. De SDB staat ook in voor de veiligheid van Milosevic en zijn gezin. De dienst bespioneert studentenleiders en dissidenten. Maar hij controleert ook de handel en wandel van de nieuwe rijken, incluis hun kinderen, die hun opgang aan Milosevic te danken hebben. Het behoort tot de opdrachten van de SDB om de adepten van Milosevic in compromitterende situaties te fotograferen, zodat ze, wanneer dit nodig wordt geacht, kunnen worden afgeperst. De geheime dienst verdeelt ook neppamfletten, spuit graffiti op de muren en verspreidt valse geruchten om na te gaan hoe de bevolking erop reageert. Verder is de SDB in elke buitenlandse vertegenwoordiging van Joegoslavië met tenminste drie medewerkers present. Het behoort tot hun opdracht om Belgrado op te hoogte te houden van de activiteiten van “onbetrouwbare” Joegoslaven in het buitenland.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content