De strijd tegen de Taliban en Osama Bin Laden verloopt niet naar wens. De Amerikanen worden ongeduldig.

Terwijl Straw aan het spreken was, leidde de Amerikaanse president George W. Bush een paar kilometer verderop een herdenking op Ground Zero, tussen de resten van wat eens de WTC-torens waren geweest. De duizenden _ nooit meer precies te tellen, laat staan te bergen _ slachtoffers daar kwamen uit 86 landen, dat is haast de helft van de VN-leden. Van elk van die landen werd zondag een vlag aangedragen, ook een Belgische. Zo maakte Bush zijn eigen VN’tje, alsof er geen twijfel kon bestaan over wat ook de jaarlijkse VN-vergadering, die tal van prominenten uit de hele wereld naar New York had gebracht, als haar eerste prioriteit diende te beschouwen.

Niet dat de strijd tegen de terreur internationaal wordt onderschat. Zelfs voor de Iraanse president Mohammed Khatami bestaan geen excuses voor het terroristische ‘fanatisme’. De vraag is evenwel hoe dat aan te pakken valt. Zeker is: later, eens het stof gaat liggen en de wederopbouw van Afghanistan kan beginnen, krijgt bijvoorbeeld Europa volop de kans om er te doen wat het goed acht. De Verenigde Naties (VN) idem, die zijn het al lang gewend om weinig glamoureuze taken als het ruimen van puin toegewezen te krijgen. Maar voor het zover komt, is het oorlog en die willen de VS naar eigen inzicht voeren.

Zelfs al komt de ramadan er aan _ voor moslims een periode van gebed en soberheid _, het zal de Amerikanen niet beletten om met de bombardementen op Afghanistan door te gaan, al zal hen dat in andere islamitische landen niet veel sympathie opleveren. Washington denkt echter dat het zich dat risico kan permitteren: de coalition of the willing, de verbondenen in de strijd tegen de terreur, houdt stand en de gevreesde massale protesten tegen de oorlog in ‘gematigde’ islamitische landen blijven uit. Bovendien zien de VS die coalitie niet als een onveranderlijk eenheidsblok. Als het maar hecht genoeg is voor de noden van het moment; niet iedereen hoeft het op elk ogenblik met alles eens te zijn. En verder heeft Washington voldoende incentives in de mouw zitten om zijn geallieerden te kopen, letterlijk met geld, zoals Pakistan het afgelopen weekend nog is toegezegd, of met goodwill, waardoor bijvoorbeeld de autoritaire Centraal-Aziatische staten zich geen zorgen hoeven te maken over kritiek over hun belabberde mensenrechtenbeleid zolang ze de oorlogsinspanning tegen de Taliban en tegen de terreur maar blijven steunen.

MEER DAN SYMPATHIE

Tot enkele dagen geleden liep die oorlog helemaal niet goed. De aanhoudende bombardementen leken niet voor mekaar te brengen wat Washington ervan verwachtte: dat het Taliban-regime meteen als een kaartenhuisje in elkaar zou storten. Zelfs de inzet van Amerikaanse special forces leidde vooral tot pijnlijke, meestal verzwegen mislukkingen. Het tij leek pas het voorbije weekend te keren, toen de Noordelijke Alliantie _ een tot nu toe weinig succesvol, onderling verdeeld en weinig populair allegaartje van rivalen van de Taliban _ erin slaagde om, zij het ten koste van zware verliezen, plots heel wat terrein te veroveren en zelfs om het strategische stadje Mazar-i-Sharif in te nemen.

Toch reageerde het Pentagon allerminst euforisch op die militaire successen. Het ziet dat zootje van de Nationale Alliantie ook liever niet aan de macht komen in de Afghaanse hoofdstad Kabul, waar het overigens om tribale redenen nog meer wordt misprezen dan de Taliban. En met een militaire nederlaag van de Taliban is ook de terreur nog niet uitgeroeid, zeker niet het internationaal wijdvertakte al-Qaedanetwerk. Dat verklaart de scherpe toon die president Bush aansloeg toen het zaterdag zijn beurt was om de Algemene Vergadering van de VN toe te spreken. Van de internationale gemeenschap verwachten de VS meer dan alleen sympathiebetuigingen, zei hij, ze verwachten actie.

En al gooide Bush een snoepje naar de islamitische wereld door de Palestijnen een eigen staat in het vooruitzicht te stellen, hij weigerde in New York wel ostentatief om de Palestijnse leider Yasser Arafat te ontmoeten. Niet alleen lust hij Arafat niet, Bush wil de strijd tegen de terreur vooral niet bemoeilijken door die aan andere hangijzers te verbinden, bijvoorbeeld door hem afhankelijk te maken van een vredesregeling voor het Midden-Oosten. En dat de oorlog op die manier alle voorrang krijgt, wekt dan weer het vermoeden dat de tweestrijd aan de Amerikaanse top tussen de behoedzamen rond minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell en de haviken rond minister van Defensie Donald Rumsfeld en vice-president Dick Cheney nog lang niet is uitgewoed.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content