De Verenigde Staten broeden op een oorlog tegen Irak en de Verenigde Naties bieden hen daarvoor de argumenten. Tegen deze imperiale ambitie heeft ook de EU weinig in te brengen.

EEN BERICHT UIT NEW YORK

Misschien, zo laat Belgiës minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR) uitschijnen, misschien kan de Europese Unie een bemiddelende rol spelen. De EU kan er bij Iraks dictator Saddam Hoessein op aandringen om zich wat buigzamer op te stellen om alzo een oorlog alsnog te voorkomen. Voor Saddam is het vast makkelijker om zich coulant te tonen tegenover Europa dan tegenover de aartsvijand, de Verenigde Staten. Het zou bovendien hun oorlogsstokerij lelijk dwars zitten. Louis Michel heeft dat enkele weken geleden al eens voorgesteld aan zijn EU-collega’s, maar veel succes had hij daar niet mee. ‘Het was toch nuttig,’ zegt Michel, ‘maar daarna kon het niet meer tot de toespraak van de Amerikaanse president George W. Bush vorige donderdag, want dat zou getoond hebben dat er een kloof bestond binnen de internationale gemeenschap.’

President Bush hield zijn toespraak net een jaar en een dag na de terreuraanvallen van 11 september op New York en Washington. De Verenigde Staten maken zich op voor wat ze een nieuwe fase in de strijd tegen de terreur noemen, nadat eerst het Taliban-regime in Afghanistan onderuitging waardoor het al-Qaeda-terreurnetwerk zijn belangrijkste basis verloor. Niet dat al-Qaeda is geëlimineerd – hoe zit dat trouwens met Osama bin Laden? – of dat Afghanistan nu zo’n erg stabiel land is geworden. De enige georganiseerde structuur waarop de Amerikanen er rekenen is de drugshandel. Voor de rest is het land ten prooi aan rivaliserende warlords en heeft de Afghaanse president Achmed Karzai het alleen aan zijn Amerikaanse lijfwachten te danken dat hij vandaag nog in leven is. Niettemin verschoof de focus van de Amerikaanse regering – of althans van de haviken daarin – de voorbije maanden naar Irak. Het land wordt ervan verdacht massavernietigingswapens aan te maken en verder nog een dozijn resoluties van de Verenigde Naties (VN) aan zijn laars te lappen. En als Irak niet wil luisteren en vooral geen VN-wapeninspecteurs toelaat, dan moet het maar vóélen.

Omdat hij met de resoluties een goed argument achter de hand had, hield Bush zijn toespraak vorige donderdag voor de jaarlijkse algemene vergadering van de VN in New York – een vergadering die wel allerlei interessants in petto had, maar dat geheel door de Iraakse kwestie in de schaduw werd gesteld. In zijn retorisch doorzichtige, maar vrij efficiënte rede had de president aan een dun bruggetje genoeg om Irak met de terreur in verband te brengen. Met name dat de VS ‘vreest’ dat Saddam Hoessein wel eens massavernietigingswapens zou kunnen leveren aan de terroristen. Vrezen, meer niet. Het was slechts een hypothese; meer kon Bush niet hard maken. Met het propagandistische opbod van de voorbije week zou elk ‘bewijs’ hoe dan ook ongeloofwaardig uitvallen. Hoewel het anders was aangekondigd, was van enig nieuw, overtuigend bewijs in Bush’ toespraak niets te merken, zeker niet aangaande enige samenwerking tussen Saddam en al-Qaeda.

Al enige maanden getuigt de Amerikaanse diplomatie van zulke dubbelzinnige retoriek. Want heet het aan de ene kant dat het Washington erom gaat om eindelijk die VN-resoluties uitgevoerd te krijgen, aan de andere kant maakt het er ook geen geheim van dat de Amerikanen in naam van vrijheid en democratie kortweg aansturen op een regimewissel in Bagdad. Dat is een nieuwigheid in het internationaal recht en, zo vrezen vele diplomaten, vooral een gevaarlijk precedent. En nog een derde argument luidt dat (omdat voorkomen beter is dan genezen) een ‘preventieve’ actie Saddam moet beletten ooit zijn vermeende ‘massamoordwapens’ daadwerkelijk te gebruiken.

DUBBELZINNIG WASHINGTON

De dubbelzinnigheid weerspiegelt zich ook aan de top van de Amerikaanse regering. Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell, een generaal, voelt er weinig voor om ‘zijn’ soldaten louter om politieke redenen een oorlog te laten beginnen waarover de Amerikaanse publieke opinie sterk verdeeld is. Maar minister van Defensie Donald Rumsfeld is dan weer niet te vinden voor enige, volgens hem naïeve appeasement (verzoeningspolitiek). Hij opteert voor wat hij ‘vooroverleunen’ noemt, de agressieve aanpak volgens methodes uit de Koude Oorlog: liever een risico te nemen door iets te doen dan een risico te nemen door niets te doen. Het is aan Bush om te kiezen, en het lijkt er meer en meer op dat hij richting Rumsfeld en dus richting Irak leunt.

‘Nu Bush aandringt op de uitvoering van de VN-resoluties’, oppert Louis Michel, ‘ontstaat toch weer een gelegenheid voor de EU om bemiddelend op te treden.’ Maar het zal vast bij deze vrome wens blijven. Al was het maar omdat het ontbreken van een gemeenschappelijke Europese veiligheidspolitiek elke dag nog schrijnender wordt. Als het erom gaat spannen, wegen de nationale ambities van de grote lidstaten nog veel te zwaar door. Het valt Washington dan ook moeilijk te verwijten dat het, om redenen van efficiëntie, niet met de EU als dusdanig in zee gaat, maar wel geprivilegieerde, betrouwbare en volgzame partners uitzoekt, het Verenigd Koninkrijk voorop. Het maakt het diplomatieke belang van de EU als dusdanig en met name van kleinere landen als België onbetekenend.

In zijn speech voor de algemene VN-vergadering kon Louis Michel vorige zondag dan ook weinig meer doen dan voorzichtig zijn scepsis uiten en nog maar eens de humanistische principes van zijn buitenlandse politiek herhalen. Amper iemand let bijvoorbeeld nog op de Europese overtuiging dat een efficiënte strijd tegen de islamitische terreur ondenkbaar is zonder een duurzame oplossing in het Palestijns-Israëlische conflict – naast Afghanistan en, mogelijk dus, straks Irak, een derde ‘front’ waar geen politieke oplossing in zicht is. En dat terwijl Israël zich toch ook nog wel naar een VN-resolutie of twee te schikken heeft.

Over de Amerikaanse visie bestaat weinig twijfel: de Veiligheidsraad van de VN een resolutie laten goedkeuren waarin Irak wordt aangemaand wapeninspecteurs toe te laten – Londen klaart die klus en heeft de tekst ervan al klaar – waarna de VS op korte termijn de vrije hand krijgt voor een militair optreden indien Bagdad zich daar niet naar plooit. Al gaat Washington daarmee bij het interpreteren van het VN-charter wel heel kort door de bocht. Geeft niet. Het is het resultaat dat telt. Meegaandheid vanwege Saddam valt niet te verwachten, zodat militaire actie de enige uitkomst wordt.

EN NU DE KOEHANDEL

Het moet allemaal ‘een zaak van dagen en weken, niet van maanden’ zijn, zo kreeg de EU van Colin Powell te horen, net wat Bush even later ook publiek zou verklaren, ‘de VN moet maar eens tonen wat ze waard is en hoe ernstig ze haar eigen resoluties neemt’. Al is het duidelijk dat wapeninspecteurs toch wel ten minste een half jaar nodig zullen hebben om met hun eerste resultaten voor de dag te kunnen komen – en zo lang wil de VS dus niet wachten. Dat het daarbij nog geen enkele politieke strategie heeft geformuleerd – bijvoorbeeld over welk regime dan in Bagdad de macht moet overnemen – verbijstert Europese diplomaten.

Om de resolutie door de strot van de permanente leden van de Veiligheidsraad te duwen (die immers over een veto beschikken), zal zich ongetwijfeld een nooit eerder geziene koehandel ontwikkelen. China zal niet dwarsliggen als het voortaan niet meer met al te veel gezeur over mensenrechten zal worden lastiggevallen. Rusland kan de vrije hand krijgen in Tsjetsjenië, plus de belofte van een voorkeursbehandeling zodra Irak na een machtswissel zijn buitenlandse schulden begint af te betalen. Frankrijk wordt wellicht een part beloofd in de exploitatie van Iraks petroleum. En het Verenigd Koninkrijk, wel, dat land denkt van zichzelf graag dat het nog altijd een grootmacht is. Het is catch as catch can, wat overigens ook voor Bush geldt, want in november zijn er verkiezingen in de VS, waarin zijn Republikeinse partij graag haar politieke positie in het Congres wil versterken. Terwijl kwatongen al opperen dat het oorlogsgerommel van nu het begin is van Bush’ campagne voor een tweede ambtstermijn. En bovendien kunnen de militaire industrie en de oliesector er maar wel bij varen, wat de kwakkelende Amerikaanse economie er weer bovenop kan helpen.

Als dit scenario zijn beslag krijgt, kunnen de Verenigde Staten niet meer van unilateralisme worden beschuldigd – ze zullen via de VN de feitelijke goedkeuring van de ‘wereldgemeenschap’ hebben gekregen. De uitkomst blijft evenwel dat een militaire actie in Irak onvermijdelijk wordt. Begin januari lijkt het juiste moment, eens de verkiezingen van november achter de rug zijn, net als Christmas, wat ook geen tijd is om met body bags naar huis te komen. Dat is net waar de VS op aanstuurt, op unilateralisme met een schaamlapje. Het brengt Washington alweer een stap dichter bij de imperiale ambities die het steeds vaker wordt toegeschreven.

En de socialistische ministers van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte (SP.A) en André Flahaut (PS) mogen nog zo hard beweren dat niet op enige medewerking van betekenis vanwege België hoeft te worden gerekend, de Amerikanen vinden vast wel een middel om alle Europese partners mee in bad te nemen en hen en passant te verdelen. Wat als ze bijvoorbeeld simpelweg landingsrechten vragen op een Belgische militaire basis voor militaire vliegtuigen richting Irak? Op zo’n bescheiden vraag kan de Belgische regering onmogelijk negatief antwoorden.

Marc Reynebeau

Unilateralisme met een schaamlapje, dat is waar de Verenigde Staten op aansturen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content