Dezer dagen wordt op Justitie discreet maar druk onderhandeld over de verwachte opde- ling van de taken van gerechtelijke politie.

HERHAALDE KEREN al hebben speurders van de Bijzondere Opsporingsbrigades (BOB) van de rijkswacht en van de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (GPP) elkaars informanten gedeeld zonder het te weten of ze bewust van elkaar afgesnoept, elkaars observaties en arrestaties in de war gestuurd, met scherp op elkaar geschoten en nog liefst elkaars misstappen aangeklaagd. De rivaliteit tussen de verschillende politiediensten is zo oud als dit soort diensten zelf en niet eens zo slecht. Enige wedijver werd verondersteld de kwaliteit van het werk en bepaalde democratische evenwichten te garanderen. Die ijverzucht heeft echter ook in ons land tot een guerre des polices geleid, die geen enkele overheid zich kan veroorloven : zeker niet in tijden van budgettaire schaarste en van een almaar gedifferentieerdere criminaliteit.

Wat de taken van bestuurlijke politie betreft, hebben rijkswacht en gemeentepolitie het voorbije jaar hun vredesbestand van april 1995 voort vorm gegeven. Dit gebeurt onder de auspiciën van minister van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte (SP) en binnen de zogenaamde interpolitiezones (IPZ). In het najaar worden in dit verband twee proefprojecten per provincie opgestart. De ministeriële omzendbrief terzake wordt eerstdaags rondgestuurd.

In haar regeerakkoord van juni 1995 heeft de rooms-rode coalitie het niet alleen over die interpolitiezones en de afspraken ?over de organisatie van de basispolitiezorg door de drie politiediensten.? Tot tweemaal toe wordt ook aangestuurd op ?een verdergaande specialisering en samenwerking tussen de politiediensten en een betere verdeling van de taken, meer bepaald van de gerechtelijke, tussen de rijkswacht, de gerechtelijke politie en de gemeentepolitie (…) De regering zal het onderzoek voortzetten van het voorontwerp van wet op de gerechtelijke politie met het oog op een spoedige indiening ervan in het parlement.?

OUDE SCHOOL.

Dit wetsontwerp en de verdeling van de taken van gerechtelijke politie worden sinds juli vorig jaar besproken liefst buiten de aandacht van de media. Eerst, tussen de swingende maar niet altijd even geïnspireerde commissaris-generaal van de gerechtelijke politie Christian De Vroom en de vier vakbonden, waaronder niet het minst in de Autonome Vakbond van de Gerechtelijke Politie. Daarna volgden sinds 10 januari 1996 na een mislukte start de besprekingen op Justitie tussen vertegenwoordigers van de GPP, de magistratuur en het kabinet van justitieminister Stefaan De Clerck (CVP). Op 17 april werd deze werkgroep uitgebreid met een paar stafofficieren van de rijkswacht onder leiding van de opperbevelhebber, luitenant-generaal Willy Deridder, én met vertegenwoordigers van de Vaste Commissie voor de Gemeentepolitie onder het voorzitterschap van Carlos De Troch, hoofdcommissaris in Aalst. Zij gaven meteen een heel andere inhoud aan de discussies van de werkgroep, die wordt voorgezeten door de adjunct-kabinetschef op justitie Cédric Visart de Bocarmé, prokureur des konings in Namen.

Als er derhalve deze week en vooral op vrijdag 14 juni geprobeerd wordt om de taken van gerechtelijke politie voor het eerst na gezamenlijk overleg en volgens welbepaalde criteria onder de drie politiediensten te verdelen, dan is dit vooral door de inbreng van de rijkswacht en de gemeentepolitie. Zij hebben immers al bij de voorbereiding van de interpolitiezones ook de krijtlijnen van een nieuw politiebestel uitgetekend.

Het is duidelijk en voor sommigen zelfs tergend hoe commissaris-generaal van de gerechtelijke politie De Vroom zich sinds 17 april in het defensief laat dringen. In de daarop volgende vergaderingen van 13 mei en 7 juni heeft hij zelfs laten weten dat een vernieuwde aanpak van de criminaliteit aan hem niet is besteed. Ook de procureur-generaal bij het Hof van Beroep in Bergen Georges Demanet, in dit geval nochtans de vertegenwoordiger van het college van de vijf procureurs-generaal, heeft daar geen oren naar en in wezen ook adjunct-kabinetschef Visart niet. Als parketmagistraten van de oude school blijven zij een louter reactieve aanpak van de criminaliteit voorstaan. Die wil nu eenmaal dat het gerecht pas reageert nadat een misdrijf is gepleegd en dit volgens een welbepaald artikel van het strafwetboek of van bijzondere wetten kan gekwalificeerd, vervolgd en bestraft worden.

Zoals luitenant-generaal Deridder echter in een exclusief interview in Knack op 1 mei opmerkte : ?Als wij niet anticiperen, blijven wij met zijn allen reactief achter de feiten aanhollen (…). Intussen moeten zowel speurders als magistraten niet langer reactief maar proactief en projectmatig leren optreden.? En dit houdt zowel preventie als de eigenlijke proactieve politierecherche in. Of zoals het intussen in het ?Actieplan tegen de georganizeerde criminaliteit? geformuleerd staat, dat eind deze maand aan de regering wordt voorgelegd : ?Er moet een kader worden vastgelegd dat de politiediensten in staat stelt om proactief onderzoek te doen naar elementen die niet dadelijk verbonden zijn met een reeds gepleegd misdrijf, maar wel samenhangen met misdrijven die waarschijnlijk zullen gepleegd worden. Dit met de bedoeling zicht te krijgen op de geplande misdrijven en in de organisatie die erachter staat.?

PERSONEELSGEBREK.

Daar wordt uitdrukkelijk aan toegevoegd dat dergelijke multidisciplinaire en projectmatige rechercheoperaties ?onder toezicht van de magistratuur? moeten gebeuren. En toch heeft commissaris-generaal van de gerechtelijke politie De Vroom vorige week vrijdag in de werkgroep andermaal duidelijk gemaakt dat proactieve misdaadbestrijding voor hem niet hoeft. Of toch zeker niet als een van de belangrijkste criteria kan weerhouden worden krachtens dewelke dezer dagen de taken van gerechtelijke politie tussen de drie betrokken corpsen opgedeeld worden. De Vroom liet op 13 mei al opmerken dat de GPP, die ?enkel een reactieve aanpakmogelijkheid? heeft, in feite geen proactief en projectmatig onderzoek van misdaadfenomenen aankan bij gebrek aan een bestuurlijke politiecomponent die in voeling leeft met de straat. Hij herhaalde toen nog eens dat hij in de 23 brigades van gerechtelijke politie slechts 900 operationelen ter beschikking heeft en dat een proactieve strategie de GPP ?in een moeilijke positie brengt door gebrek aan personeel (…) De proactieve aanpak is momenteel voor ons onmogelijk.?

En toch kan de werkgroep deze aanpak, die een regeringsprioriteit wordt, als criterium bij de taakverdeling niet zomaar over het hoofd zien. Want, zoals de dienst voor het strafrechtelijk beleid nog op 24 mei aan de werkgroep schreef, moeten er krachtens het regeerakkoord alleen al 14 misdaadfenomen bij voorrang bestreden worden. Denk maar aan de corruptie, allerhande fraudes, de mensen-, drugs-, hormonen- en afvalzwendel, het witwassen van de opbrengsten van dit alles en de verschillende vormen van georganiseerde criminaliteit, zowel internationaal als in de steden. Redenen genoeg dus voor politie en gerecht om proactief te handelen.

Ook het potentiëel aan mensen en middelen, hun lokale verankering, hun verworven kennis en hun successen zijn stuk voor stuk criteria waarmee rekening moet gehouden worden bij de taakverdeling tussen de drie politiediensten. Zelfs indien bepaalde van die criteria in het nadeel van de GPP uitdraaien en sommige van haar troeven de GPP nu parten spelen. Zo wordt van de GPP onder meer verwacht dat zij met haar mobiele labs van technische en wetenschappelijke politie zo vlug mogelijk op de plaats van de misdaad verschijnt om er de geijkte vaststellingen te doen. De Vroom geeft echter toe dat hun aanrijtijd te lang is en dat zij in feite onderbemand zijn. Om deze specialisatie alleen al waar te maken, zou de GPP in totaal minstens 264 experts nodig hebben : naar rata van twee operationelen in elk van de brigades, die de klok rond beschikbaar zijn en dus in ploegen werken.

Als De Vroom bovendien zijn commissariaat-generaal voort wil uitbouwen, wordt het duidelijk dat de GPP zelfs geen 900 maar amper 500 operationele speurders zal resten. Terwijl de rijkswacht er in de BOB alleen al 900 ter beschikking heeft, ongeveer 2.600 leden van de rijkswachtbrigades voor speurwerk kan inzetten, nog eens 200 extra getrainden voor protectie-, observatie-, steun- en arrestatieopdrachten (Posa) heeft en het Speciaal Interventie Escadron (SIE) op zijn beurt zo’n 150 superflikken telt.

VALKUIL.

Ook de gemeentepolitie, die in totaal goed is voor ongeveer 16.000 politiemannen en -vrouwen, bezit binnen haar diverse corpsen en niet alleen binnen de opsporingsdiensten (OD) een groot potentiëel dat klaar staat voor proactieve opdrachten en reeds reactief werkt. De gemeentepolitie kan en wil echter niet het voetvolk van de GPP worden, zoals uit de vakbondsplannen en het daarbij aansluitende wetsontwerp betreffende de GPP kan afgeleid worden. Want daar wordt binnen de GPP wel eens van gedroomd ; was het maar om een alternatief te vinden voor de talsterkte van de rijkswacht. Vandaar dat de voorzitter van de vaste commissie voor de gemeentepolitie, hoofdcommissaris De Troch, alvast die valkuil wil vermijden en er unisono met de rijkswacht op aandringt dat al wie een taak op zich neemt, die ook effectief moet aankunnen en die nadien niet mag afschuiven op andere diensten.

Ook deze capaciteit wordt dus een criterium bij de taakverdeling. Daardoor worden de taken die de GPP echt aankan almaar geringer en worden ook de keuzemogelijkheden van de parketmagistraten beperkt. Artikel 22 van het wetboek van strafvordering bepaalt wel dat ?de procureurs des konings belast zijn met de opsporing en de vervolging van alle misdrijven (…)?, maar over enkele weken zal de taakverdeling (bij ministeriële omzendbrief ?) duidelijk maken welke politiedienst uiteindelijk het meest geschikt is bevonden om de dader(s) van die misdrijven op te sporen en te vervolgen. Al blijft artikel 22 onverminderd van kracht.

Alles wijst er dus op dat de GPP een gespecialiseerde tweedelijnspolitie wordt, die haar laboratoria van technische en wetenschappelijke politie ter ondersteuning van andere politiecorpsen (eventueel binnen de Algemene Politiesteundienst, APSD ?) optimaliseert en zichzelf bekwaamt in (bijna uitsluitend reactieve) onderzoeken, waarvoor weinig voeling met de straat en andere politiediensten vereist is. Commissaris-generaal De Vroom, die in juli 1995 toen al in tegenspraak met de regering nog openlijk pleitte voor één grote criminele politie, vraagt nu zelf de opdrachten van de GPP te beperken. Zoals justitieminister De Clerck op 2 juni in het VTM-middagjournaal verklaarde, zal de GPP zich veeleer inlaten met ?immateriële criminaliteit?, zoals computer-, economische- en financiële misdrijven. Daarin maakt de Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie zich nu nog binnen de APSD verdienstelijk, maar straks wellicht binnen de GPP (met acht speurders en zes documentalisten).

Tot de twee andere politiediensten op de vergadering van 17 april verschenen, hebben de vertegenwoordigers van Justitie, de parketten-generaal, het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie en de vakbonden gedurende maanden nochtans gedacht dat de GPP op haar dooie ééntje zou beslissen welke taken zij op andere diensten zou afwentelen en welke gerechtelijke onderzoeken zij bij voorrang zou uitvoeren. De ogen van de GPP waren echter groter dan haar buik en haar portemonnee.

Frank De Moor

Commissaris-generaal van de gerechtelijke politie De Vroom wil wel maar kan niet.

Opperbevelhebber van de rijkswacht Deridder gaf de discussie een heel andere wending.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content