Voetbal is van iedereen. Geweld komt er wat vaker voor dan in een andere sport. Maar er is ook meer geld om alles aan te pakken: van wantoestanden in de sport tot scheidsrechterlijke dwalingen. Waarom offsides niet altijd offsides zijn.

Met haar 53 aangesloten Europese bonden is de UEFA (de Union of European Football Associations) groot. Groter dan de Europese Unie, die slechts 27 landen vertegenwoordigt. De UEFA vertegenwoordigt alle nationale voetbalbonden, organiseert clubcompetities, zoals de Champions League en de UEFA Cup, en beheert het prijzengeld, de regels en de media-rechten voor deze competities. Zelf maakt ze deel uit van de FIFA (de Fédération Internationale de Football Association). En die is reusachtig groot. Ze overkoepelt wereldwijd 208 aangesloten federaties. Voetbal is big business. Er gaat veel geld om en er wordt fors verdiend.

‘Geld dat goed besteed wordt’, weet professor Werner Helsen van de faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen aan de K.U. Leuven, én trainingsexpert van FIFA en UEFA. ‘Het geld dat verdiend wordt aan topvoetbal, wordt grotendeels opnieuw geïnvesteerd aan de basis: in de opleiding van jonge spelers, in voetbalstadia, in de beteugeling van agressie op het veld en in de rekrutering en opleiding van scheidsrechters.’ Dat de agressie toeneemt op en rond het voetbalveld, kan niemand ontkennen. Nadat een grootvader en een vader met elkaar slaags zijn geraakt tijdens een wedstrijd tussen de voetbalduiveltjes van Gravelo en Zepperen in Limburg, moeten er volgend seizoen strooifolders tegen voetbaloudergeweld rondgebracht worden. Ook het tijdschrift Klasse voert actie tegen geweld bij jeugdvoetbalwedstrijden.

Voetbal en agressie gaan blijkbaar hand in hand. Werner Helsen: ‘Voetbal is een populaire sport die alle lagen van de bevolking aanspreekt. Samen met wielrennen de populairste sport in ons land. Het klopt dat het geweld in de voetbalsport toeneemt, parallel met de toename van geweld in de maatschappij. Voetbal is een goede spiegel van onze samenleving. Datzelfde fenomeen heb je bijvoorbeeld niet met tennis en golf, sporten die vooral de elite aanspreken, of volleybal, dat vooral door universitair geschoolden beoefend en bekeken wordt.’ De UEFA is zich al langer bewust van geweld bij topwedstrijden. Daarom ziet ze er streng op toe. Helsen: ‘Een speler of een coach die over de schreef gaat, moet binnen de twee dagen voor een disciplinaire commissie verschijnen en mag een boete of een schorsing verwachten. Streng zijn is de regel. Meestal kom je er met een berisping niet van af. Wie geen respect heeft voor de fysieke integriteit van de tegenstander of het imago van het voetbal, zit zonder pardon op de bank.’ Die strenge aanpak mist zijn effect niet.

WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

Trekt voetbal veel jongeren aan omdat topvoetballers poenscheppende wereldsterren zijn? ‘Het is veeleer omgekeerd’, meent professor Helsen. ‘Voetbal brengt veel geld op omdat het zo’n populaire sport is. Televisiestations betalen heel veel voor exclusieve wedstrijdverslagen, precies omdat topmatchen massaal veel kijkers garanderen.’ Met dat geld wordt ook wetenschappelijk onderzoek gefinancierd. Zo trok de FIFA onlangs 27,7 miljoen euro uit voor de opleiding en verdere professionalisering van scheidsrechters, met het oog op de wereldbeker in 2010 in Zuid-Afrika. Werner Helsen: ‘Maar de FIFA startte een onderzoeksproject in 2002 na de Wereldbeker in Japan en Korea. Het uitgangspunt was dubbel. Eén: hoe kunnen we scheidsrechters fysiek zo goed mogelijk begeleiden en testen? Tot 2002 werd een aantal sprinttests over 50 en 200 meter gebruikt, evenals de coopertest, om de fysieke fitheid van scheidsrechters te evalueren, dezelfde conditietest die doorgaans wordt aangewend om de aerobe uithouding van een doorsneebevolkingsgroep te bepalen. Voor topscheidsrechters en -assistenten is hij absoluut niet meer geschikt.

‘Tweede punt: wat beïnvloedt de waarneming en de beslissingen van een scheidsrechter? En hoe kan dat gemeten en verbeterd worden?’ In dit tweede luik hoort de doctoraalscriptie van Bart Gilis thuis, hij is een onderzoeker aan de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen van de K.U. Leuven. Zijn onderzoek werd eind april voorgesteld en handelt over de waarnemings- en beslissingsprocessen van scheidsrechters en assistent-scheidsrechters (de vroegere lijnrechters).

OFFSIDE

Was de FIFA dan niet tevreden over de prestaties van de scheidsrechters? Werner Helsen: ‘De analyse van video-opnames van de wereldbeker in 2002 leerde ons dat 26,2 procent van de offside-beslissingen van de assistent-scheidsrechters incorrect was. Dat is een op vier!’ De Leuvense groep onderzocht onder leiding van Helsen en op vraag van de wereldvoetbalbond wat de reden is van zoveel foutieve beslissingen en wat eraan gedaan kan worden.

Buitenspel wordt altijd beoordeeld door de assistent-scheidsrechter. Die moet op het moment dat de pass gegeven wordt, beoordelen of een aanvaller offside staat of niet. Dat betekent dat hij moet kunnen inschatten of de speler dichter bij de doellijn staat dan de op een na laatste verdediger. Stelt de assistent een offside vast, dan steekt hij de vlag omhoog: het spel wordt onderbroken en er wordt een vrije schop gegeven.

Werner Helsen: ‘Een assistent kan twee fouten maken: zijn vlag omhoogsteken als de aanvaller niet buitenspel staat (een vlagfout) of de vlag niet omhoogsteken als de aanvaller wel buitenspel staat (een niet-vlagfout). Om de posities correct te kunnen beoordelen, moeten de assistenten normaal gezien loodrecht in lijn staan met de op een na laatste verdediger. Volgens de Nederlandse bewegingswetenschapper Raoul Oudejans ligt de oorzaak van zoveel beslissingsfouten bij de verkeerde opstelling van de assistent ( Nature, 2000). Werner Helsen: ‘Een verkeerde positie vertekent inderdaad het gezichtsveld, maar volgens de hypothese van Oudejans zouden de fouten evenredig verdeeld moeten zijn aan beide zijden van de loodlijn ten opzichte van de op een na laatste verdediger. En daar wringt de schoen: analyses van videobeelden van wedstrijden uit de Champions League tonen dat assistenten ook vlagfouten maken als ze perfect in positie staan én dat de verdeling van fouten niet evenredig verdeeld is.’

Uit het doctoraalonderzoek van Bart Gilis (ondertussen gepubliceerd in de Journal of Experimental Psychology) blijkt dat een bewegend object, in dit geval de aanvaller, verder wordt waargenomen dan hij in werkelijkheid is. Het brein denkt dus iets te snel vooruit. Het gaat om een optische illusie, in de psychologie bekend als het ‘flash-lageffect’. Het Leuvens team toonde aan dat dit effect de beslissing van de assistent-scheidsrechters beïnvloedt bij het bepalen van een offside. Helsen: ‘Spelers die met hoge snelheid in een richting bewegen, worden perceptueel verder waargenomen dan in werkelijkheid het geval is. Daardoor worden meer vlagfouten gemaakt dan logisch lijkt.’

Videoanalyses van alle offsides op de wereldbeker van 2002 wezen uit dat 87 procent van de foutieve beoordelingen vlagfouten waren en slechts 13 procent niet-vlagfouten. Vervolgens werden computeranimaties en videoclips ontwikkeld van buitenspelsituaties die toelaten perceptuele illusies op te sporen en te objectiveren. Altijd worden er meer vlagfouten dan niet-vlagfouten gemaakt. Hoe dichter de aanvaller bij de buitenspellijn komt, hoe moeilijker de beoordeling en hoe meer foute beslissingen.

In een andere proef werd de assistenten gevraagd, na een blik op het gesimuleerde computerveld, de positie van de aanvaller weer te geven op een blanco blad. Ze tekenden de aanvaller altijd een beetje te ver. Ook topassistenten maken die fout, zij het in mindere mate.

De nieuwe inzichten werden meteen gebruikt tijdens de voorbereiding op de wereldbeker 2006. Aan de K.U. Leuven werden tests ontwikkeld om de beoordeling van offsidesituaties van scheidsrechters en assistent-scheidsrechters te evalueren. Op basis van deze proeven werden de assistenten met het beste beoordelingsvermogen geselecteerd voor de wereldbeker. Het aantal foutieve offsidebeoordelingen kon zo met de helft verminderd worden: van 26,1 in 2002 tot 12,1 procent in 2006.

In Leuven weten ze ondertussen niet van ophouden. Werner Helsen: ‘We onderzoeken nu het verschil in visuele perceptie tussen goede en heel goede assistenten. Kijken ze anders naar de dingen? Door de oogbewegingen te bestuderen, ontdekten we dat mensen verschillende punten van eenzelfde bewegend beeld fixeren. Beïnvloedt de manier waarop een individuele assistent het veld in het oog houdt zijn beslissingen? Kunnen we dat aanpassen? In topvoetbal is het optimaliseren van de arbitrage een topprioriteit.’

DOOR MARLEEN FINOULST

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content