De Oeso ergert zich aan dictaten vanuit Amerika.

De geheimzinnige onderhandelingen in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) over het Multilateraal Investeringsakkoord (MAI) zijn mislukt. Op hun jaarlijkse vergadering in Parijs keurden de ministers van de 29 lidstaten van de industriële landenclub geen slotakkoord goed. Zij beslisten integendeel de nu al vier jaar aanslepende onderhandelingen voor zes maanden op te schorten. Niemand gelooft er nog echt dat er nog ooit iets van die door Amerika opgedrongen MAI in huis komt. Secretaris-generaal Donald Johnston van het ultraliberale cenakel slaat wild in het rond: “Als de vakbonden en de niet-gouvernementele organisaties zich verzetten tegen de verdere liberalisering van de investeringen in de wereldeconomie, dan bezondigen ze zich aan desinformatie en vervuilen ze de discussie.”

Niet dat syndicalisten en ontwikkelingswerkers veel in de pap van de Oeso te brokken hebben. Maar ze staan, althans daar in Parijs, symbool voor de nieuwe wind die door de wereldeconomie begint te waaien. “De trend naar een buitensporige liberalisering van het kapitaalverkeer is een halt toegeroepen”, merkte de Belgische vice-premier en minister van Financiën en Buitenlandse Handel Philippe Maystadt (PSC) op.

Een multilateraal investeringsakkoord is eigenlijk zo gek nog niet. Het zou de rommel van de vele bilaterale akkoorden vervangen. Met als gezonde basisstelling dat de lidstaten buitenlandse ondernemingen op gelijke voet behandelen als nationale bedrijven. Maar in de Oeso-club zijn de Amerikanen dominant en hun Mai moet het de multinationale ondernemingen gemakkelijker maken om over de wereld te investeren, zonder al te veel bemoeienissen van de overheid en niet te zeer gehinderd door nationale milieuregels en sociale normen. Maystadts suggestie om een bindende gedragscode op te stellen voor de multinationals kreeg dan ook nauwelijks aandacht.

Vele lidstaten ergeren zich eraan dat de Verenigde Staten het vanzelfsprekend vinden dat ze Cuba, Libië en Irak economisch sanctioneren, wat er feitelijk op neerkomt dat de Amerikaanse wetten- Helms-Burton en – d’Amato extra-territoriaal voor het hele Oeso-gebied gelden. Voorts is het een probleem dat de Parijse club de Europese eenheidsmarkt en economische en monetaire unie negeert. Franstalige landen als Frankrijk, Canada en België willen de culturele sector buiten de MAI houden, ter verdediging tegen de Amerikaanse amusementreuzen. Uiteindelijk vinden niet weinig Oeso-lidstaten het nu verkieselijk het hele debat naar de Wereld Handels Organisatie (WHO) te verleggen, wat het voordeel biedt dat de ontwikkelingslanden er dan ook bij betrokken zijn.

Als om te bewijzen dat het er inderdaad in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling wat verfrissender moet toegaan, kwamen de meeste lidstaten overeen tegen 2005 een einde te maken aan alle vormen van fiscale concurrentie om investeringen aan te trekken. Zwitserland en Luxemburg onthielden zich. Dat gezonde principe gaat namelijk in tegen hun bankgeheim.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content