De zee! Al eeuwen krijgen Griekse kunstenaars er niet genoeg van. De intieme expo Nautilus in Bozar zoekt de raakvlakken tussen de antieke Hellenen en de Grieken van vandaag. Met dank aan het Griekse voorzitterschap van de EU.

De wijnvaas heeft de vorm van een peer, onderin zit een opening. Op de buik ervan zijn, in oker en rood, de armen van een inktvis met een schelp geschilderd. Het weekdier kreeg de naam nautilus, omdat het zijn armen als zeilen leek te gebruiken en dus op een echte zeevaarder – een nautilus – leek. Deze plengvaas, naar schatting 3500 jaar oud, bevond zich in het paleis van Phaistos in Iraklion op het eiland Kreta, knooppunt van zee- en handelsroutes in de oostelijke Middellandse Zee. En nu staat ze op de affiche van Nautilus: Navigating Greece, de tentoonstelling in Bozar (Brussel) waarmee Griekenland het voorzitterschap van de Europese Unie kleur geeft. De nautilusvaas is een van 93 geëxposeerde voorwerpen, afkomstig uit dertig archeologische musea uit heel Griekenland, van de prille bronstijd op de Cycladen (3200 v. Chr.) tot de eindfase van het Romeinse Griekenland (100 na Chr.).

Aangewezen als ze waren op een klein circuit in Bozar, kozen de Grieken voor een intieme presentatie van kleine objecten uit de oudheid die met elkaar wedijveren in schoonheid, zeldzaamheid en zeggingskracht. Tegelijk gaan ze een dialoog aan met werken van 23 hedendaagse Griekse kunstenaars, een visuele en narratieve samenspraak over zeven thema’s, van ecologie en mobiliteit tot migratie en geloof. Elk thema hangt vast aan een bepaalde periode uit de oud-Griekse cultuurgeschiedenis. Het element dat het allemaal met elkaar verbindt is de zee.

Gastvrijheid

De zee – er is geen Griek die er ooit aan ontsnapt. In de woorden van minister van Cultuur Panos Panagiotopoulos, die de expo opende, heeft de aanwezigheid van de zee de Grieken ‘een blik op de open horizon gegeven, een dosis durf, een gevoel voor “de eeuwige reis”, en een liefde voor vreemden, gastvrijheid’. Xenofilie kan door buitenstaanders worden geïnterpreteerd als een ongepast grote honger naar toerisme, maar wie zijn klassiekers kent, leest in Homeros’ Odyssee (800 v. Chr.) dat gastvrijheid een diepgewortelde, heilige plicht is die bij niet-nakomen afgestraft wordt door de goden. Berooid en bedroefd na tien jaar van verschrikkelijke omzwervingen op zee wordt de mythische held Odysseus verwend door het kundige schippersvolk der Phaeaken, dat hem uiteindelijk veilig en wel aflevert in Ithaca, waar hij koning is.

De Grieken blijven werk maken van gastvrijheid, ook in crisistijden, benadrukt minister Panagiotopoulos. Uitgerekend nu worden meer dan dertig archeologische sites ‘gevaloriseerd, gemoderniseerd en met nieuwe technologie uitgerust’, heet het. ‘Griekenland is één groot archeologisch park met 60 miljoen mobiele archeologische resten.’ Bij de recente aanleg van een metro in Thessaloniki kwamen er 170.000 stukken bij.

Kunst uit de moederschoot

De traditionele cultuurgeschiedschrijving van Griekenland begon vroeger altijd bij de Minoïsche beschaving (2700 v. Chr.) op Kreta. Het was de eerste ’thalassocratie’: een mogendheid waarvan de macht op zee lag – in dit geval de Egeïsche Zee. Maar ondertussen hebben archeologen dieper in de tijd gegraven. Midden in de Egeïsche Zee ligt een groep van honderd eilanden: de Cycladen. Archeologische campagnes legden daar een cultuur bloot die tot 3200 jaar v. Chr. teruggaat, en brachten artefacten aan het licht waarvan er enkele in Bozar zijn beland: witmarmeren vrouwenfiguurtjes van het Cycladische type ‘met gekruiste armen’; beeldjes van klein-Aziatische oorsprong, ook in wit marmer, met een schijfachtig hoofd, lange vorm en spadevormig lichaam. De verregaande abstrahering van hun volumes houdt ons vandaag nog altijd in de ban. Kregen we hun vormentaal, die van beslissende invloed was voor het ontstaan van onze moderne kunst, niet met de paplepel binnen?

De archeologe Maria-Xeni Garezou, curator van Nautilus, wijst op een wandschildering (17e eeuw v. Chr.) van een visser met zijn vangst: ‘Zulke fresco’s mogen slechts bij hoge uitzondering naar het buitenland reizen, want ze zijn erg kwetsbaar. Dit exemplaar komt uit Santorino, uit de prehistorische site van Akrotiri, een stad bij een vulkaan in het centrum van de Cycladen. Akrotiri is het prehistorische Pompeji: bij de uitbarsting van de vulkaan werd de hele beschaving er in de as gelegd. In de twintigste eeuw hebben we bij opgravingen de hele stad intact teruggevonden onder de vulkanische as.’

Op de Cycladische beschaving volgden de Minoïsche en dan de Myceense (1600-1100 v. Chr.), wat telkens samenging met migratiestromen. Na enkele ‘duistere eeuwen’ verrezen tegen 800 v. Chr. de contouren van het eigenlijke antieke Griekenland, gebouwd op intense kolonisering, die zich niet langer enkel noordwaarts en oostwaarts via de Egeïsche Zee maar ook westelijk, via de Ionische Zee naar Zuid-Italië uitstrekte.

Geen betere figuur dan de mythische koning Odysseus om dat veroveringsproces te belichamen. Homeros situeerde hem in de tijd van de Myceense koningen (13e eeuw v. Chr), maar hij werd het archetype van de Griekse man door de eeuwen heen. Sterk en onverschrokken, schrander en sluw, diep verbonden met het land en de landbouw, maar telkens ook weer door nood of avontuurlijke ontdekkingslust naar de zee getrokken. In de Griekse oudheid was zijn populariteit wellicht het grootst in de 7e en 6e eeuw voor Christus. Op Nautilus vinden we hem in die periode enkele keren terug. Op een krater – een vat waarin wijn met water werd gemengd – staat geschilderd hoe zijn kompanen een puntig geslepen paal door het ene oog van de Cycloop boren. Hoe zij even later uit de grot van de eenogige reus ontsnappen, is te zien op een bronzen reliëfplaatje uit Delphi: vastgebonden op de buik van een ram, zodat de blinde Cycloop, die zijn rammen betast bij het verlaten van de grot, hen niet ontdekt. Uit de 4e eeuw v. Chr., ten slotte, is er een marmeren reliëf met een scène uit een slotepisode van de Odyssee, wanneer de held na jaren zwalpen op zee naar huis teruggekeerd is. Ondanks zijn vermomming wordt hij herkend door zijn oude voedster Eurykleia, wanneer ze zijn litteken opmerkt bij het wassen van zijn voeten. Zelfs zijn eigen vrouw Penelope, werkend aan het weefgetouw, heeft niets in de gaten.

De dialoog van de hedendaagse kunstenaars met de antieke Odysseus is discreet en poëtisch. Wég zijn de lust om te vechten en te veroveren, gebleven zijn het verlangen om te reizen en zich te verliezen op de weidse zee. Afroditi Liti maakte een Little Boat of Innocence, volgepakt met starende, staande figuurtjes op een bootje van aluminium in een zee van mozaïeksteentjes. Een stralende leegte op de foto’s van Stratos Kalafatis doet de Archipelagos verschijnen als de ‘materie van nostalgie’. Weemoed ook, in de ogen van de door fotograaf Leonidas Toumpanos geportretteerden. Een zekere verlorenheid in hun blikken is wel te verklaren door het uitzichtloze van hun situatie. We begrijpen dat het om niet-Grieken gaat, op de luchthaven Elefterios Venizelos wachtend op een gedwongen terugkeer naar hun land van herkomst.

Zoeken naar je eigen god

In de antieke wereld wemelde het van wezens die door Homeros werden omschreven als ‘onsterfelijken’. Hoog in de wolken boven de berg Olympos kijken ze met belangstelling neer op het menselijke bedrijf beneden, en ze tonen zich niet te beroerd om er op de maat van hun grillen aan deel te nemen, partij kiezend voor de ene of de andere, wat niet zelden leidt tot onderlinge conflicten tussen de goden. Omgekeerd hebben sommige stervelingen goddelijke eigenschappen, zoals Homeros’ Odysseus met zijn bovenmenselijke kracht en zijn vermogen om, zij het slechts eenmaal, af te dalen naar de onderwereld om er met de schimmen van de afgestorvenen te spreken.

In de Odyssee van Homeros is een belangrijke rol weggelegd voor Poseidon. De grimmige broer van oppergod Zeus heerst over de zeeën, maar is ook degene ‘die de aarde doet beven’. Om velerlei redenen vertoornd op Odysseus laat de god hem alle hoeken van de zee zien, vastbesloten om hem te doen verdrinken. Alleen de trouwe bijstand van de godin Pallas Athene redt hem bij herhaling van de zeemansdood. Poseidon en Pallas Athene raakten wel vaker met elkaar slaags, zoals een op Nautilus geëxposeerde Attische waterkruik (4e eeuw v. Chr.) uit beschilderde gebakken klei toont: strijdgewoel met rode goden en een wit paard.

Ook Aphrodite en Artemis zijn in al hun goddelijkheid aanwezig op Nautilus. Maar in zijn volmaakte schoonheid, uitgedrukt in een marmeren atletisch naakt, steelt Poseidon de show. Het beeld (2e eeuw v. Chr. naar een voorbeeld uit de 4e eeuw) mist dan wel zijn armen en onderbenen, zijn aura wordt nog versterkt door zijn positionering in het centrum van een installatie die kunstenaar Mario Spiliopoulos speciaal voor Nautilus maakte: Theonymia + Letters. Op twee tegenovergestelde wanden schilderde de kunstenaar in goudverf eigenhandig de 700 epitheta over waarmee de Byzantijnse keizer Theodors II (13e eeuw) de naam van God verbond. ‘Hij die de aarde doet draaien aan de polen’, ‘hij die schaduw geeft op het middaguur, of ‘hij die alle vormen aanneemt’, bijvoorbeeld. Op diezelfde wanden incorporeerde Spiliopoulos fotografische reproducties van de sinds de late oudheid in de rotsen gekerfde aanroepingen van de goden door zeelui, beschutting zoekend in de baai van Syros. En op een derde, centrale wand: de branding van de zee in een videoloop, waar een brandend godslampje voor geplaatst is.

‘Onder het postmodernisme verdween de oude relatie tussen de mens, god, en de zee’, legt Spiliopoulos uit.’Ik wil het ritueel terugbrengen in de postmoderne soep, als een sociale actie in een wereld zonder god. Ik wil dat iedereen mijn ruimte binnengaat om zijn eigen god te zoeken. Het monotheïsme is me te rechttoe rechtaan. God heeft geen eigennaam maar epitheta, waardoor hij zich vermenigvuldigt. Zoals Spinoza wist is god gelijk aan de natuur, aan de zee die naar de oneindigheid gaat.’

Filosofisch koffiedrinken

Nautilus wordt als een kring gesloten door de installatie Salt Testament-Chess Continuum (1989-2013) van Aemilia Papafilippou, het begin en het einde van de tentoonstelling. Boven de hoofden trekt een bundel katoendraden, oplichtend in blacklight, een spoor door een donkere tunnelruimte. Op de vloer ligt een vierkant reliëf, een zanderige archipel, waarover golven van haast vloeibaar licht strijken. Niet alleen wekt het een sensatie van evenwicht en welbehagen op, uit de broosheid spreekt ook de vrees voor de vernietiging van de mensheid en het werelderfgoed door de mens zelf.

De filosofische complexiteit van Salt Testament-Chess Continuum leidt onder meer naar de theorieën van Herakleitos (‘je kunt geen twee keer in dezelfde stroom stappen’), de idee van vergankelijkheid in het boeddhisme, de DNA-helix en het schaakspel, vindt kunstenaar Aemilia Papafilippou. Hij beschouwt kunst als ‘de technologie van het denken’. ‘Als kunstenaar gebruikt je het filosofische erfgoed niet bewust’, geeft hij toe. ‘Je doet het omdat je werkt in een omgeving die vol traditie zit; het maakt deel uit van de plaats waar je koffiedrinkt of je vrienden ontmoet – bijvoorbeeld op de hoek onder de Acropolis. Dat is een voorrecht, in een Athene in crisis, in een chaotische context. Het erfgoed sijpelt door in het leven van elke dag. Weet u, veel mensen vinden koffiedrinken gewoon tijdverdrijf. Grieken niet. Voor ons is koffiedrinken een moment van discussie en dialoog.’

Nautilus, tot 27 april in Bozar, Ravensteinstraat Brussel. Open van dinsdag tot zondag van 10.00 tot 17.30 uur. Donderdag tot 20.30 uur.

DOOR JAN BRAET

Wég zijn de lust om te vechten en te veroveren, gebleven zijn het verlangen om te reizen en zich te verliezen op de weidse zee.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content