Ook de voorgestelde wijzigingen aan het toezicht op de politiediensten bewijzen hoe perfide de regering, onder het mom van het Octopus-ak- koord, bepaalde hervormingen doorvoert.

Het heet dus dat de rooms-rode regering met de steun van VLD, PRL, FDF en VU – in naam van het Octopus-akkoord van 24 mei 1998 – ook het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten dringend moet hervormen.

De problemen in én met het Comité-P zijn nochtans meer dan vier jaar oud. De parlementaire begeleidingscommissie onder leiding van senator Frank Swaelen (CVP) en Kamerlid Robert Delathouwer (SP) heeft het comité al die tijd maar laten aanmodderen, terwijl minister van Justitie Stefaan De Clerck (CVP) en zijn collega van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte (SP) het Comité-P, of althans hun leenmannen aldaar, voor hun kar spanden waar dat mogelijk was. Voor een maandsalaris van zo’n slordige 130.000 frank netto mag een vazal al eens iets doen. Temeer omdat het Comité-P, evenals het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingendiensten (Comité-I), een toezichtsorgaan van het parlement is en dus partijpolitiek werd samengesteld.

De nu in de Senaat en volgende week in de Kamer besproken (maar virtueel al goedgekeurde) wijzigingen aan het statuut van beide comités veranderen daar in wezen niets aan. Integendeel. De Octopus-partners willen ook deze wetswijzigingen zo vlug mogelijk door het parlement jagen om, nog voor de ontbinding ervan begin mei en ongeacht de uitslag van de verkiezingen, in aller ijl in beide comités nieuwe zetbazen te benoemen.

De herschreven benoemingsvoorwaarden en de ambities van sommigen laten trouwens al vermoeden wie onder andere van ministeriële kabinetten naar het Comité-P en -I zal overstappen. Want, als het wetsvoorstel van 9 februari “houdende wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten” ergens duidelijkheid verschaft, dan is het wel in artikel 39. Daarmee worden de resterende leden van beide comités bij de inwerkingtreding van de wet naar huis gestuurd en vervangen. De twee voorzitters moéten voortaan magistraat zijn. Ook de nieuwe benoemingsvoorwaarden voor de vijf permanente leden van het Comité-P en de twee niet-permanente leden van het Comité-I bieden de partijpolitieke cenakels voldoende armslag om welbepaalde kandidaten volstrekt wettelijk te benoemen. Door de verlenging van de voorziene ambtstermijnen wordt hen zelfs een nog mooiere carrière cadeau gedaan.

Andere wetswijzigingen hebben alleen tot doel mogelijke kritiek in of op de comités voortaan binnenskamers te houden en de betrokken ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie voortaan ook een gelegaliseerde greep op de comité-leden te geven. Zelfs al blijven de comités niet onder de uitvoerende maar onder de wetgevende macht ressorteren.

Het parlement staat nog een stuk macht af in de verhouding tussen het vernieuwde Comité-P en de voorziene Algemene Inspectie van de federale en lokale politie, die volgens de Octopus-hervorming rechtstreeks onder de minister van Binnenlandse Zaken zal ressorteren. De opdrachten en de bevoegdheden van het Comité-P en de Algemene Inspectie zijn echter bijna identiek. De gelijkenis van de betreffende wetteksten is zelfs verbazend. Vandaar dat het Comité-P al in zijn jaarverslag-98 schreef: “Het Vast Comité-P dreigt ertoe veroordeeld te worden om op korte of iets minder korte termijn toch te verdwijnen, omwille van de overlapping met de Algemene Inspectie, die eigenlijk een intern toezichtsorgaan is.” Wat dat intern en extern toezicht op de politie in de toekomst ook moge betekenen. Want ook over dit inhoudelijk belangrijk aspect van hun hervorming zwijgen de Octopus-partners. Als het maar loopt zoals premier Jean-Luc Dehaene (CVP) het wil: enkele oogverblindende nieuwigheden voor de kiezer en de problemen voor de politiemensen, de magistraten en de volgende regering.

Dit is vorige week zaterdag in Gent nog eens gebleken op de besloten vergadering waarop de zogeheten Ambtelijke Werkgroep onder leiding van de gouverneur van Vlaams-Brabant Lodewijk De Witte (SP), samen met de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, uitleg verstrekte aan de politiechefs over het voorgestelde administratief statuut van de leden van de “geïntegreerde politie”, die begin 2001 operationeel zou moeten zijn. De politiemensen hebben nu – grotendeels buiten hen om – een nieuw syndicaal statuut en – grotendeels tegen hun zin – een nieuw tuchtstatuut, dat deze week verder wordt besproken.

Het protest ertegen is echter evenzeer gericht tegen de wijze waarop de rooms-rode regering de hervormingen door eenieders strot duwt. Zelfs de vier andere Octopus-partners worden nauwelijks of niet meer geraadpleegd en beklagen zich hierover. Vandaar het voor dinsdag 9 maart geplande onderhoud tussen Dehaene en de voorzitters van de oppositiepartijen: een gezelschap dat alvast niet gehinderd is door een gedetailleerde kennis van zaken.

EEN HOOFDVELDWACHTER IS GEEN POLITIECOMMISSARIS

Ongeacht de al doorgevoerde wetswijzigingen en hun verdere afspraken verzeilen de Octopus-hervormers nu in vijf mijnenvelden.

Een eerste delicaat terrein betreft het aantal rijkswachters dat van de brigades enerzijds naar de federale en anderzijds naar de lokale politie zal overstappen. Vorige maand werd een politiek akkoord bereikt om zo’n 7500 leden van de rijkswacht (burgers inbegrepen) naar de lokale politiediensten over te hevelen. Dit is een duizendtal rijkswachters minder dan er nu in de brigades actief zijn, maar levert nog altijd niet het aantal rijkswachters dat de lokale politie bij zich zou willen om te vermijden dat de geplande politiezones van meet af aan onderbemand zijn.

De opdeling van het land in hooguit 200 politiezones, waarin telkens één of meerdere van de 589 gemeenten samenwerken, is een tweede Octopus-veld dat de regering nog voor de ontbinding van het parlement wil ontmijnen. Dit is des te explosiever omdat de voorstellen van de gouverneurs en van de minister van Binnenlandse Zaken Luc Van Den Bossche (SP) tot op heden boven de hoofden van de betrokken burgemeesters werden opgesteld; omdat vele van de bestaande 209 interpolitiezones niet te best functioneren; omdat er weinig tijd of zin is om die ingrijpend te veranderen; en omdat het er zeker niet inzit dat de zeven interventiezones, die Brussel en de achttien gemeenten errond nu tellen, nog voor de parlementsverkiezingen van 13 juni herschikt worden. De samenvoeging van Ukkel met de interventiezone Vorst/St.-Gillis/Anderlecht niet te na gesproken. Er wordt immers gevreesd dat nieuwe politiezones nieuwe gemeentegrenzen of nieuwe politieke coalities prefigureren. Dit betekent dat het nochtans zo geprezen Octopus-akkoord evenmin een oplossing biedt voor Brussel, terwijl hier meer dan elders een doordachte politionele en justitiële hervormingen noodzakelijk zijn.

Voor de andere politiezones rijst vooral de vraag naar hun getalsterkte: een derde mijnenveld. Kleine zones zullen bijvoorbeeld amper één interventieploeg op de been kunnen houden en dus in de kortste keren ofwel de hulp van naburige zones of van de federale politie moeten inroepen. Met alle operationele, financiële en politieke gevolgen van dien. Dit belet niet dat kleine gemeenten nu al hun interpolitiezone willen verlaten, zelfs als zij daarna op hun dooie eentje onmogelijk het (overigens onduidelijke) minimumaantal politiebeambten kunnen inzetten om dag en nacht de vereiste dienstverlening te verzekeren.

Bij het bepalen van de getalsterkte van de toekomstige politiekorpsen lokt de regering haar Octopus-partners onvermijdelijk in een vierde mijnenveld. Daarin moet het administratief statuut van de federale en lokale politiemensen vastgelegd worden. Mensen uit verschillende korpsen met verschillende bedrijfsculturen, statuten, graden, verantwoordelijkheden en weddeschalen moeten op elkaar afgestemd geraken. Een hoofdveldwachter met een dozijn manschappen is bijvoorbeeld geen commissaris, terwijl een gemeente met amper enkele politiemannen wel een commissaris heeft. De gerechtelijke politie loopt vol van commissarissen, die zelden leiding geven, terwijl de rijkswachters op het terrein zelden officieren zijn maar wel grote verantwoordelijkheid dragen. Deze inschaling, waarover volgende week met de vakbonden wordt onderhandeld, kan zonder meer tot een killing field leiden. Daardoor dreigen niet alleen politie en gerecht, maar ook de alom gepropageerde veiligheidsplannen te sneuvelen. Terwijl de guerre des polices, ongeacht de circulaire van justitieminister Tony Van Parys (CVP) inzake de verdeling van gerechtelijke taken, niet langer tussen de gerechtelijke politie bij de parketten, de rijkswacht en de gemeentepolitie zal woeden, maar in de kortste keren ook zal oplaaien tussen de lokale en de federale politie.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content