Er woedt een heftig debat onder de behoeders van de oudemuziekpraktijk. Het Brugse MAfestival pookt het vuur nog op. ‘Je riskeert dat bij concerten de musicologische achtergrond belangrijker wordt dan de uitvoeringskwaliteit.’

Decennialang is het Brugse festival Musica Antiqua niet alleen in eigen land maar ook ver daarbuiten toonaangevend geweest voor oude muziek en de historische uitvoeringspraktijk. Ruwweg wordt daarmee bedoeld dat die muziek zo authentiek mogelijk wordt gebracht. Daarachter schuilt een Europese beweging waarin Vlamingen zoals Philippe Herreweghe, de familie Kuijken en Paul Van Nevel een belangrijke rol hebben gespeeld.

Maar de voorbije jaren staat de wereld van de oude muziek op zijn kop. Jonge barokensembles met nieuwe, soms controversiële inzichten rijzen uit de grond. Ook de festivals zijn druk bezig met vernieuwing. Vanuit het Antwerpse festival Laus Polyphoniae wordt in augustus een groot debat opgezet, dat Knack voor u zal volgen. En het eerbiedwaardige Musica Antiqua Brugge – intussen herdoopt tot het MAfestival – kreeg twee jaar geleden een tweekoppige directie, die bijna meteen de bakens verzette. Knack sprak met de intendanten Hendrik Storme en Tomas Bisschop over de nieuwe oriëntaties.

Eigenlijk zeggen jullie dat Musica Antiqua zo goed heeft gewerkt dat het dringend aan verandering toe was.

Hendrik Storme: Musica Antiqua was samen met het festival van Utrecht een van de eerste in Europa die zich toelegde op de historische uitvoeringspraktijk. Sindsdien is het festival niet alleen belangrijk geworden in België, waar het na een topfase wat is afgekalfd, maar het heeft in heel Europa navolging gekregen en is volwassen geworden. Die stroming is zo algemeen dat je je zelfs kunt afvragen of we niet naar het einde van de traditionele invulling van het begrip ‘historische uitvoeringspraktijk’ aan het gaan zijn. Door dat alles is ook de rol van Brugge veranderd. MAfestival wil weer een sturende, kritische en eigentijdse invulling geven aan het begrip.

Hoe hebben jullie die nieuwe benadering concreet aangepakt?

Tomas Bisschop: We hebben er vorig jaar voor gekozen om de oude muziek veel meer vanuit haar maatschappelijke en politieke context te bekijken. Bovendien hebben we ook gekeken wat moderne componisten met het begrip oude muziek doen, want ook uit die hoek komt vernieuwing. Er is dus heel wat hedendaags repertoire in het programma geslopen, wel altijd met directe links naar de oude muziek, door het gebruik van de instrumenten, schrijfwijzen, vormen, tekstmateriaal enzovoort. We hebben dus de laboratoriumfunctie van het festival willen herstellen.

Die maatschappelijke relevantie, zijn dat de verhalen die jullie bij de muziek vertellen, of gaat het verder?

Storme: Vorig jaar draaide het festival rond muziek, macht en politiek. Volgend jaar hebben we het over de invloed van niet-westerse culturen op oude muziek. Dat is zeer relevant: denk gewoon aan de manier waarop Mozart beïnvloed werd – soms zelfs op het racistische af – bij het schilderen van niet-westerse figuren in zijn opera’s. Het zijn thema’s die tegelijkertijd heel actueel zijn.

Nog een belangrijk aspect van de actua- lisering is het contact tussen het publiek en de uitvoerder. Wij proberen artiesten uit te zoeken die communicatie belangrijk vinden. Dat aspect is wel het duidelijkst voelbaar voor het publiek.

Dit jaar is het thema het ontstaan van emotie in de muziek. Hoe zien jullie dat?

Bisschop: We hadden de indruk dat bij veel mensen niet meer het gevoel leeft dat muziek er ook is om te ontroeren. En als dat wel het geval is, dan grijpt men meteen terug naar de romantische periode. Maar eigenlijk is de hele evolutie rond emotie ontstaan rond 1600, met Monteverdi als belangrijke figuur. Zijn muziek heeft invloed tot vandaag, tot in de popmuziek en de improvisatie in de jazz. Dat weinig bekende element wilden we gebruiken als basis voor het festival.

Storme: Zelfs de hele geschiedenis van de opera vindt haar oorsprong bij Monteverdi. Voor het eerst wordt de stem ondersteund door continuo-instrumenten om de tekst beter te laten uitkomen. Hoe dan ook is het onderwerp nog altijd heel actueel.

Wat zijn de grote lijnen van het MAfestival dit jaar?

Bisschop: Als het om de ontwikkeling van de stem als solo-instrument gaat, beginnen we zeer vroeg, in de veertiende eeuw, toen Petrarca de individualiteit in de literatuur introduceerde. Monteverdi is in de zestiende eeuw uiteraard een hoofdfiguur. De operalijn trekken we door, zelfs tot Haydn, met het ontstaan van de concertaria. Uiteindelijk belanden we bij John Cage, die het hele solo-idee tot de uiterste abstractie doortrekt.

Storme: Naast de ontwikkeling van de stem als solo-instrument is er de hele ontwikkeling van de solo-instrumenten: het vioolconcerto, het orgelconcerto, klavecimbelconcerto tot concerti in grote symfonieën. We hebben een mooi programma ontwikkeld rond de geboorte van een nieuw ensemble, Scorpio Collectief, dat al begint bij de ontwikkeling van de trombone en de cornetto als solo-instrumenten. Maar we hebben ook een vioolprogramma met bijvoorbeeld de Rozenkranssonates van Biber, tot Haydn en de virtuositeit van het solo-instrument in het orkest.

U had het daarnet over het einde van de historische interpretatie. Wat is jullie analyse van de toestand?

Storme: Alles draait rond een clash van visies over purisme in de uitvoeringspraktijk. Overal ter wereld hebben conservatoria de historische uitvoeringspraktijk in hun curriculum opgenomen. Je krijgt dus een nieuwe generatie uitvoerders die het gestudeerd hebben in plaats van het zelf ontdekt te hebben. Die jonge uitvoerders zijn technisch schitterend en ze weten heel veel, maar je moet ook toegeven dat er soms een zekere oppervlakkigheid optreedt. Daartegenover staan dan de pioniers, die het zelf ontdekt hebben en wat minder aandacht besteden aan technische perfectie.

Is het dan zo dat de historische inzichten zo’n beetje hun limieten hebben bereikt en dat men nu op zoek gaat naar de extremen?

Bisschop: Dat er onderzoek gebeurt, is op zichzelf nog altijd interessant, maar het moet ten dienste staan van de uitvoering en niet omgekeerd. Je riskeert inderdaad dat bij concerten de musicologische achtergrond belangrijker wordt dan de uitvoeringskwaliteit. Muziek is en blijft een uitvoeringskunst, gericht op het overbrengen van inhoud en emotie. Natuurlijk is de discussie niet nieuw – denk aan de vraag of je de Mattheuspassie met een koor of met enkelvoudige stemmen moet zingen -, maar het klopt wel dat we steeds meer naar extremen evolueren.

Het gevaar van purisme is dat het de overleving van de muziek in het gedrang brengt. We leven vandaag in een heel andere context dan vroeger. We luisteren met andere oren, er wordt gespeeld in moderne concertzalen… Ons verwachtingspatroon is anders. Ik heb er geen problemen mee dat hedendaagse ensembles de bezetting verdubbelen, bijvoorbeeld. In het Brugse Concertgebouw zou je de muziek anders soms niet eens horen! Dat betekent helemaal niet dat je de resultaten van het onderzoek aan je laars lapt, wel dat je je naar een modern publiek in moderne omstandigheden richt. Muziek staat niet vast, de uitvoering komt ertussen, en dat heb je niet in een schilderij of een boek.

Jonge ensembles staan voor een grote uitdaging: zij moeten het nu waarmaken. Vinden jullie dat ze vandaag voldoende kansen krijgen om zich te ontwikkelen?

Storme: We zijn allebei oprichters van het ensemble B’Rock. Ik denk dat we heel wat kansen krijgen, al hebben we die zelf ook moeten creëren. Maar we spelen zeer veel, in grote zalen, meer en meer ook Europees. Ook de concertorganisatoren staan open voor verbreding. Wat je wel vaker vaststelt, is dat er tussen de jonge ensembles een soort na-ijver heerst.

Dat heeft ook te maken met de verdeling van de beperkte subsidies. Wat dan weer leidt tot de vraag of er niet te veel barok- ensembles zijn in Vlaanderen.

Storme: Dat vind ik een pertinente vraag. Het budget wordt nu zeer versnipperd, en de vraag is of dat het algemene cultuurbeleid op lange termijn ten goede komt. Een cultuurleven is gebaat bij keuzes. Bij ons bestaat er bijvoorbeeld geen uitdoofscenario. Voor ensembles die internationaal hun weg hebben gevonden – en daar zit veel meer geld – zou een soort tussensysteem moeten bestaan, en ensem- bles die op de terugweg zijn zouden op een waardige manier moeten kunnen afbouwen. Omgekeerd zouden er ook ingroeiscenario’s moeten zijn. Nieuwe ensem- bles zouden minstens een tijd de kans moeten krijgen om professioneel op hoog niveau mee te draaien.

MAFESTIVAL BRUGGE, VAN 31 JULI TOT 9 AUGUSTUS IN HET CONCERTGEBOUW EN ANDERE RUIMTES IN BRUGGE EN OMGEVING. INFO: www.MAfestival.be EN 050 33 22 83.

DOOR PETER VANDEWEERDT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content