DE NEERGANG VAN DE BRIC-LANDEN

Tot voor kort waren China, India en Brazilië de motor van de internationale economie. Nu beginnen ze te sputteren. Wat betekent dat voor ons?

Ruim twaalf jaar geleden had Jim O’Neill een geniaal inzicht. De bankier van de investeringsbank Goldman Sachs kwam na de terreuraanslagen van 11 september 2001 tot de bevinding dat de Verenigde Staten en Europa veroordeeld waren tot een economische neergang. Maar de ontluikende industrielanden China, India, Brazilië en Rusland zouden versterkt uit de globalisering komen en de nieuwe locomotief van de wereldeconomie worden. O’Neill raadde zijn cliënten aan om hun geld aan die veelbelovende voortrekkers te besteden. Alleen miste hij nog een wervende slogan, een handige naam. Alles wat geniaal is, is ook eenvoudig. Hij nam de beginletters van die groep landen, schudde ze en kwam tot BRIC, wat in nogal wat talen geassocieerd wordt met baksteen. Bouwsteen voor een vermogen, bouwsteen voor de toekomst.

O’Neill, volgens het tijdschrift Business Week de ‘rockster’ van de branche, beleefde een triomf over de hele lijn. Van 2001 tot 2003 steeg de economische productie van de groep van zowat 3000 miljard tot 15.000 miljard dollar. Zonder de BRIC-landen – waar nog Zuid-Afrika bij kwam om een fabulous five te vormen – zou ons aller welstand misschien zelfs in gevaar zijn geweest. Investeerders werden rijk, en de intellectuele constructie van de Londense bankier werd een echte politieke factor: inmiddels komen de staats- en regeringsleiders regelmatig bijeen en ze vormen ook politiek vaak een tegenwicht voor het Westen.

‘De opkomst van het Zuiden voltrok zich zeldzaam snel en in ongeziene mate’, zo stond het enkele maanden geleden nog in de Index van de menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties. ‘500 jaar lang was de geschiedenis van de wereld in essentie de geschiedenis van de westerse dominantie’, schreef de Britse historicus Neil Ferguson. Dat was nu verleden tijd. Een baanbrekende verandering.

Alleen: de onttovering is ingezet. In 2013 slaagden ze er wel nog in om het Westen te overtreffen. Maar tegelijk werd het groeipercentage van de BRIC-landen gehalveerd in vergelijking met de vroegere hoogconjunctuur: in China van 14 naar 8 procent; in India van 10 naar minder dan 5, in Brazilië van 6 naar amper 3 procent. Nog altijd beter dan de EU, maar lang niet meer zo indrukwekkend.

Er is zelfs al een nieuwe handige naam in de maak, dit keer gevonden door James Lord, monetair expert van de grootbank Morgan Stanley: ’the fragile five’. Een waarschuwing aan het adres van de nu wat kwakkelende landen Brazilië, India en Zuid-Afrika, in het gezelschap van de met neergang bedreigde landen Indonesië en Turkije.

Investeerdersvlucht

Wat is er gebeurd? Hebben de klimmers kramp in de benen, of is het maar een dipje? Is het een kwestie van overdreven pessimisme, als reactie op de al te roze bril van de eerste dagen? Wat betekent dit voor de wereldeconomie? En voor de landen waar de mensen door de economische opleving toch een begin van politieke vrijheid en een nieuw zelfbewustzijn kenden? Het slechte nieuws houdt tegenwoordig maar niet op voor hen. Onlangs verstrakte de Indiase centrale bank onverwacht de teugels van de monetaire politiek, om de zware inflatie in te dijken. Kort daarop verhoogde de Turkse centrale bank radicaal het basisrentetarief. Even later deed Zuid-Afrika hetzelfde. Onrust heeft zich meester gemaakt van de groeilanden. Ze verzetten zich uit alle macht tegen de vlucht van investeerders en de dalende koers van hun valuta.

Jarenlang waren er voor honderden miljarden obligaties naar de groeilanden gestroomd, omdat de winsten in de gevestigde westerse markten aan de magere kant bleven. Maar in mei 2013 volstonden een paar woorden van Ben Bernanke, hoofd van de Amerikaanse centrale bank, om de geldstromen om te keren. Bernanke had de mogelijkheid geopperd dat zijn Federal Reserve binnenkort iets minder geld zou pompen in het finan-ciële systeem, als het herstel van de Amerikaanse economie zich zou doorzetten. Meteen kwam een eerste vluchtgolf van investeerders uit de groeilanden op gang.

Het duurde zowat een half jaar voordat Bernanke de daad bij het woord voegde. Nu de Fed inderdaad de soepele geldpolitiek ietwat terugschroeft, is een tweede golf bezig, die stilaan op een tsunami lijkt. Wie gelooft in een Amerikaanse opleving met stijgende aandelenkoersen en hogere rentes, moet zijn geld niet langer in vermeend onzekere landen beleggen, redeneren de speculanten. Sinds de aankondiging van Bernanke verloren de Brazilaanse real, de Turkse lira en de Zuid-Afrikaanse rand zowat een kwart van hun waarde.

Voor de betrokken landen is dat heel gevaarlijk, vooral wanneer ze meer invoeren dan exporteren – wat het geval is in India en Brazilië. Ze moeten het gat dan eigenlijk met buitenlands geld dichtrijden.

En zo kwam het dat de Braziliaanse presidente Dilma Rousseff midden januari op het World Economic Forum in Davos onverbloemd internationale investeerders probeerde te werven. ‘Wij groeilanden bieden de grootste investeringskansen’, zo sprak ze de bankiers en ceo’s toe, alsof ze op een roadshow voor een beursintroductie zat. In haar land was er geen tekort aan valutareserves en was het financiële systeem stabiel genoeg om de huidige stormen te trotseren. ‘Men mag de fout niet maken om al te zeer naar kortetermijnontwikkelingen te kijken. Het is absoluut nodig om de perspectieven op de lange termijn in het oog te houden!’

Maar het zijn niet alleen de naakte cijfers die de leiders van de groeilanden zorgen baren. De mensen in Peking, New Delhi, Rio en Istanbul kregen door de economische opleving een nieuw zelfbewustzijn, er ontstond een volksbeweging in de echte zin van het woord. Overal in de groeilanden heeft zich de laatste jaren een indrukwekkende nieuwe middenklasse ontwikkeld. Die eist welstand, hogere lonen maar ook behoorlijk bestuur, meer verantwoordelijkheid van de machthebbers, en daarmee ook meer politieke inspraak. De economische vooruitgang werd de katalysator voor politieke eisen. Als de droom voorbij zou zijn, zou dat de nieuwe burgerbewegingen kunnen afremmen – of de emoties gevaarlijk doen oplaaien.

Dat is vooral duidelijk in Brazilië, een staat die de afgelopen jaren ook sociaal met grote sprongen is vooruitgegaan. De economische boom heeft de werkloosheid doen slinken, de steunprogramma’s voor de armsten functioneren grotendeels. Anders dan in veel andere landen van de wereld wordt de kloof tussen arm en rijk kleiner – zij het heel langzaam. Maar de mensen willen meer. Ze zien de corruptie van de elite, ze winden zich op over de geldverspilling voor pronkgebouwen zoals nu bij de wereldbeker voetbal. Ze demonstreren, ondanks hun liefde voor sport, tegen het WK van deze zomer en de Olympische Spelen van 2016 omdat ze hebben ingezien dat er belangrijker dingen zijn dan blitse stadions: betere scholen voor hun kinderen, een behoorlijke, betaalbare ziekteverzekering. En de sociaal-democrate Rousseff kan eigenlijk niet anders dan die protesten, als ze vreedzaam blijven, goedkeuren en een oplossing beloven. Maar dat lukt natuurlijk pas als de economie nu niet inzakt.

Criminele parlementsleden

Erger is de situatie in India. Het nepotisme heeft er endemische proporties aangenomen, een deel van de leidende klasse is crimineel – zo lopen er strafzaken tegen zowat een derde van alle parlementsleden. Het land valt uiteen in steden met topuniversiteiten en bedrijven van wereldklasse aan de ene kant, en achtergebleven dorpsgemeenschappen aan de andere. Talrijke verkrachtingen tonen hoezeer vrouwen nog altijd beschouwd worden als tweede- rangsmensen, regionale verschillen worden sterker.

Maar ook in India is het maatschappelijk middenveld versterkt door de economische opleving. Massademonstraties dwongen de regering tot actie. De economie is nog niet verlamd. Veel zakenlui hopen dat het na de verkiezingen in het voorjaar, die de oppositie waarschijnlijk zal winnen, opnieuw bergop gaat. De topkandidaat van de hindoe-nationalistische BJP, Narendra Modi, heeft de reputatie efficiënt en bedrijfsvriendelijk te zijn, en ook ongevoelig tegenover minderheden. In 2002 ondernam hij als bevoegd minister in zijn regio Gujarat niets tegen de bloedige antimoslimacties, zo zeggen zijn critici. De VS weigerden hem daarop een inreisvisum.

Hoe strak de zenuwen in New Delhi gespannen staan, bewijst nu de chef van de centrale bank, Raghuram Rajan. Hij beschuldigt de VS en Europa van kortzichtig economisch eigenbelang: de industrielanden zouden sterker moeten samenwerken met de drempellanden in monetaire kwesties – ook al omdat India, China en andere in 2008 bijgedragen hadden om de financiële crisis in te dammen. ‘Ze kunnen nu niet gewoon hun handen in onschuld wassen en zeggen: we doen wat we denken te moeten doen, en jullie zien maar hoe jullie eruit raken.’

Maar wat de andere BRIC-landen en ook politici in het Westen het meest vrezen, is een instorting van de Chinese economie. De Volksrepubliek is sinds vorig jaar de grootste handelsmacht ter wereld. Maar ook in China gaat het om de volgende, moeilijke ontwikkelingsfase, zo moest de Communistische Partij vaststellen: de weg van de economische onderklasse naar een gemiddelde inkomensklasse is makkelijker dan die van het midden naar de top.

De goedkope arbeidskrachten uit de landbouw, lang een voordeel voor de economie, worden steeds meer opgeslorpt door de industriesector – en ze worden een belasting omdat ook zij nu meer van alles eisen. De lonen stijgen, en bovendien moet de staat zorgen voor ziekteverzekering en pensioenen. China’s economische model, zijn autoritaire staatskapitalisme, stuit hier op zijn grenzen. De CP heeft een nieuwe oriëntatie nodig, de mechanismen van een rechtsstaat, om de volgende, zwaardere ontwikkelingsfase te bereiken.

Herverdeling van de welvaart

Een duidelijke verzwakking van de conjunctuur in de BRIC-landen zou niet alleen 40 procent van de wereldbevolking in beroering brengen, ze zou ook het Westen treffen – en daar ontsnappen ook Belgische bedrijven niet aan. Voor Arseus, bijvoorbeeld, een spin-off van Omega Pharma die recent nog een grote overname deed in Brazilië, kan een verzwakking van de munt zwaar op de resultaten wegen. Idem voor raamprofielenfabrikant Deceuninck, dat erg actief is in Turkije. En een groeivertraging in een land als China zou uiteraard slecht nieuws zijn voor de vele Belgische firma’s die er tegenwoordig zakendoen.

Ondanks alle problemen met noodlijdende banken en hoge schulden bij de lokale besturen houdt China nog 3800 miljard dollar achter de hand, de hoogste deviezenreserves ter wereld. Daarmee kan het land het wel een tijdje uitzingen, en wordt het na een inzinking weer de locomotief van de wereldeconomie.

BRIC-bedenker O’Neill zocht intussen nieuwe horizonten op. Hij gaf in april 2013 zijn job bij de investeringsbank op. Hij heeft een time-out genomen, portretteert nu landen voor de BBC, en zoekt privé-investeerders voor projecten in landen als Mexico en Nigeria. O’Neill beschouwde zichzelf altijd al als ‘een outsider in mijn beroep’. En hij heeft een nieuw fenomeen ontdekt als thema voor zijn films: sociale kwesties.

Volgens O’Neill loopt de scheidingslijn in de wereldeconomie niet zozeer tussen rijke landen en groeilanden, maar veeleer tussen arm en rijk over de hele wereld. Hij verwijst naar uitspraken van de paus en de nieuwe burgemeester van New York over de ongelijkheid van de inkomens. ‘Ik vraag me af of we ons in een zeer vroeg stadium van de herverdeling van de welvaart bevinden’, zegt de man die ooit als bikkelharde winstopdrijver werd gevreesd. ‘Weg van het grootkapitaal, naar een groter inkomen voor kleine mensen, gerealiseerd met belastingen of de verhoging van de minimumlonen. Dat moeten we duidelijk in het achterhoofd houden. Als investeerders, maar toch vooral als medemensen.’

© Der Spiegel

Een verzwakking van de groeilanden zou niet alleen 40 procent van de wereldbevolking in beroering brengen, ze zou ook Belgische bedrijven treffen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content