Sinds de NBA onder de vleugels vliegt van zijn voorman David Stern, is de bolide niet meer te stoppen. De NBA lijkt overal en verovert met zijn tv-rechten en merchandising alle uithoeken van deze aardbol. ‘We voelen ons schatplichtig tegenover de wereldgemeenschap, en lang niet alleen met basketbal.’

INFO : David Stern, Jacques Rogge en Hein Verbruggen zijn de centrale gasten op het symposium ‘Leaders Meet & Greet’. Vrijdag 7 oktober, Kursaal Oostende, vanaf 10 u 30. Voor meer informatie: www.meetandgreet.be

Sinds de gewezen advocaat David Stern in 1984 de leiding overnam van de NBA (National Basketball Association), veranderde niet alleen het aanzicht van de liga zelf. De NBA wist zich de voorbije twintig jaar ook als een perfecte marketing- en merchandisingmachine te verkopen aan de wereld. De NBA was vroeger ‘een onbekende nonkel’ uit het verre Amerika, maar lijkt meer en meer op een vertrouwd gezicht in de omgeving van miljoenen mensen over de hele wereld.

De NBA staat voor onwaarschijnlijk spektakel, eindeloze sportieve roem en mega-sportarena’s die in de VS moeiteloos vollopen. Via de tv, en nu ook via internet, veroveren die beelden ook de huiskamers in de vier windhoeken van de wereld. De architect achter dit alles is Commissioner David Stern (° 1942), een jurist van joodse afkomst die opgroeide in de New Yorkse voorstad Chelsea. Stern is de perfecte Mister Nice Guy met een indrukwekkend zakenpalmares. Hij loodste de dunks en de hoogstandjes van de beste Amerikaanse spelers niet alleen binnen in de huiskamers van maar liefst 210 landen, maar zorgde – alleen al in de VS – voor 4,6 miljard dollar aan tv-inkomsten voor de NBA. Knack had een exclusief gesprek met hem.

Was het een kinderdroom om ooit de hoogste positie binnen het Amerikaanse profbasketbal te bekleden? Of was het een eenvoudige speling van het lot?

DAVID STERN: Ongetwijfeld dat laatste. Ik werkte destijds toevallig als advocaat voor de voorloper van de NBA. Van het ene is het andere gekomen, en op een dag hebben ze mij gevraagd. Ik voel me in deze job zo gelukkig als een mens maar zijn kan.

Hoe zou u uw eigen managementstijl omschrijven? Leest u boeken over management of is er iemand die u speciaal inspireert in het nemen van beslissingen?

STERN: Ik ga gewoon mijn eigen gang. Mijn managementstijl? Zeer chaotisch, denk ik. Het komt er in mijn geval vooral op aan me te laten omringen door uitstekende medewerkers. Het is waar dat ik hen dagelijks geweldig push om dingen te doen, om nieuwe dingen te doen, en vooral om dingen steeds beter te doen. Alles wat we ondernemen, moet in het belang zijn van de NBA. Als we daarin slagen, zit het goed.

Onder uw leiding groeide de NBA van een organisatie met amper 25 mensen naar een bedrijf met ruim 1000 voltijdse medewerkers. U kunt ze toch niet meer allemaal bij de voornaam kennen?

STERN: Ik heb de eerste 150 nieuwe medewerkers van de NBA zelf aangeworven, en die mensen ken ik allemaal persoonlijk. Later werd dat natuurlijk steeds moeilijker, en gebeurden de rekruteringen via een HR-manager. Ik probeer nog zoveel mogelijk mensen bij de voornaam te kennen, maar ik geef toe dat het niet gemakkelijk is.

U bent nu ruim twintig jaar aan als NBA-commissaris. Hoe lang wilt u er nog mee doorgaan? Ziet u zelf een eindpunt?

STERN: Ik hoop dat ik deze fantastische baan nog lang kan doen. Ik geniet er elke dag met volle teugen van. Zolang ik nieuwe uitdagingen zie afkomen op mezelf en op deze organisatie, wil ik aanblijven. En die uitdagingen zijn er nog iedere dag.

U hebt volgens iedereen een buitengewoon goed gevoel voor zaken. Waar en wanneer hebt u het meest geleerd? Tijdens uw jeugd, toen u mocht meehelpen in uw vaders kleine delicatessenzaak ‘Stern Deli’s’? Of tijdens uw studies aan de Columbia University?

STERN: Ik vermoed dat de leerschool van mijn vader een ideale springplank is geweest. Ik mocht er een beetje van alles doen: het contact met de klant, maar ook de voorraden helpen aanvullen of zien of de kasstromen klopten. Ik leerde er hoe je omgaat met mensen en hoe je elke dag opnieuw het beste van jezelf moet geven. In die zin heeft mijn vader een grote invloed gehad op mij. Hij leerde me ook hoe je in een eenvoudige zaak toch oog moest hebben voor het opkrikken van de winsten en het beter maken van de interne organisatie. Later, tijdens mijn studies rechten, leerde ik hoe je een zaak conceptueel moet benaderen.

Als commissaris van de NBA hebt u heel wat macht, eigen aan de functie. Heeft de NBA ook oog voor de regels van corporate governance?

STERN: Corporate governance is absoluut belangrijk. Vooreerst hebben we een Board of Governors waarin de 30 eigenaars van de respectieve clubs zetelen, en waar ik los van sta. Daarnaast zijn er nog een financieel-uitvoerend comité én een auditcomité, die los van de Board opereren. In het auditcomité hebben, net als in een groot bedrijf, ook externe experts zitting. Die beide instanties helpen mee de League controleren, volgens strikte regels en volgens wisselende meerderheden naargelang van de materie: nu eens twee derden, dan weer drie vierden van de stemmen.

U bent sinds 1984 NBA-commisssaris en onder uw bewind veranderde letterlijk alles. Het drieletterwoord NBA is nu een begrip in de hele wereld. Wat zijn uw belangrijkste realisaties? En hebt u ook gefaald op bepaalde domeinen?

STERN: U stelt me daar een moeilijke vraag. Dat is even moeilijk als een antwoord verzinnen op de vraag wie uw lievelingskind is. Maar goed. Ik denk dat ik, wat interne aangelegenheden betreft, moet verwijzen naar zaken als free agency (de vrijheid voor elke speler na verloop van zijn contract, nvdr.), de zogenaamde salary cap (geplafonneerde salarissen per club), en naar het drug agreement met de spelers. Ook de intrede van de WNBA voor vrouwen is een hele stap vooruit geweest. Naar buiten toe was er natuurlijk de spectaculaire groei van de NBA dankzij de televisie en de televisierechten, die verkocht werden over de hele wereld. De NBA is nu, en met dank aan de televisie, een geglobaliseerd product.

Alles is bereikt?

STERN: Je hebt nooit alles bereikt. Ik zie belangrijke nieuwe technische evoluties in aantocht. Televisie leidde al tot een aardverschuiving, maar nu staan we weer voor een doorbraak dankzij de opkomst van de satelliet, de kabel en niet te vergeten het internet. Technisch is er een gigantische stroomversnelling op komst dankzij de doorbraak van breedband. Concreet wil dat zeggen dat we nog veel meer mensen zullen kunnen bereiken. Wist u dat onze NBA-website, www.nba.com, al in twintig procent van de gevallen wordt aangeklikt vanuit China? Ik ben er van overtuigd dat de interesse vanuit die hoek alleen maar zal blijven groeien. Dit is nu net een van dé uitdagingen waar de NBA voor staat. Enerzijds heb je de globalisering, anderzijds het menselijke aspect.

Ik verklaar me nader. Vroeger groeiden we op met Michael Jordan, en alle andere Amerikaanse sterspelers. Nu is het anders. Nu hebben we een Tony Parker die afkomstig is uit België, hebben we een Yao Ming uit China, een Manu Ginobili uit Argentinië, een Dick Nowitzki uit Duitsland, enzovoort, enzovoort. Dat geeft een totaal andere dimensie aan de NBA. We hebben dit potentieel al vrij vlug ontdekt, met name in de jaren negentig. Toen zijn we onder meer begonnen met het organiseren van exhibitiewedstrijden in Europa. Ik denk hier aan de McDonald’s Open bijvoorbeeld. Zo brachten we de NBA ook voor een stukje naar Europa. We hebben ons bepaald niet vergist. Het Europese potentieel is enorm. Idem dito voor Azië, Zuid-Amerika of Afrika. Overigens helpt de NBA over de hele wereld kampen voor de jeugd organiseren.

Maar het grote publiek in Europa of Azië wil zonder twijfel ook de echte NBA zien, live dan. In de jaren zeventig zijn er al denkpistes geweest om ook in Europa een op Amerikaanse leest gestoelde profcompetitie te organiseren, maar dat stierf een stille dood. Wat houdt jullie nu nog tegen?

STERN: We denken daaraan, maar het is allemaal een kwestie van opportunity. Europa heeft nu fantastische voetbalstadions, echte sporttempels. Op dat gebied is er de laatste jaren een enorme inhaalbeweging gebeurd. Met basketbal ligt dat heel anders. Er wordt nog altijd gespeeld in sportzalen in plaats van in sportarena’s. Als die sportarena’s er wél zouden zijn, blijft de vraag of de Europeanen ook zo massaal zouden afkomen op het aanbod. Zouden ze ook zoveel geld spenderen als de Amerikanen? Mogelijk hangt het allemaal aan elkaar: infrastructuur en consumentengedrag. Maar zolang Europa geen sporttempels heeft voor basketbal, is het afwachten. Ik zie wel veelbelovende signalen. Parijs denkt in de richting van een sporttempel naar Amerikaans model. Ook Berlijn heeft plannen. Tegen 2012 zal de Millennium Dome in Londen allicht ook in die zin aangepast zijn. Dan spreken we stilaan over een andere context.

In welke mate heeft de Europese factor, de inbreng van Europese spelers, nu al de NBA beïnvloed?

STERN: In grote mate. De NBA wordt nu zelfs meer bekeken buiten de VS dan in de VS. Dat zegt alles. Ook in Azië stijgt het aantal kijkers spectaculair, onder meer dankzij de komst van de Chinese superreus Yao Ming. In China hebben 120 miljoen Chinezen vandaag de kabel in huis, tegenover ‘slechts’ 85 miljoen Amerikanen.

Wie moet er op termijn eerst geloven in de komst van de NBA? Europa of Azië?

STERN: Als Amerikanen zijn we nogal sterk op Europa gericht. De eerste televisierechten werden destijds ook in Europa verkocht. Ik denk aan Italië, Frankrijk, België en Duitsland. Sowieso geloof ik meer en meer in een basketbal zonder grenzen. Nu al is bewezen dat de NBA een product is dat wereldwijd wordt geconsumeerd.

Zelf kijken we wekelijks ook naar de NBA, een fantastisch spektakel. Maar als we kritisch zijn, zouden we – met alle respect – ook kunnen zeggen: een perfect georkestreerd circus waarin iedere artiest zijn rol perfect speelt. Of overdrijven we?

STERN: U mag het gerust zo zien. Ik zie het nog anders. Ik zie de NBA meer als een perfect jazzorkest waarin zeer getalenteerde muzikanten het beste van zichzelf geven, maar ook hun medespelers niet vergeten.

En wat als we de NBA een communistisch systeem noemen? Het gros van de nieuwe spelers verdient min of meer dezelfde wedde, alle clubs krijgen hetzelfde bedrag aan tv-rechten uitbetaald, en alle regels zijn dezelfde voor iedereen.

STERN: Communistisch? Ik begrijp wat u bedoelt, maar ik moet u wel tegenspreken. Het is een zeer kapitalistisch systeem. Het mooiste bewijs daarvoor is het bestaan van vakbonden, net als in pakweg de automobielindustrie. Vakbonden zal je alleen vinden in een puur kapitalistisch systeem. In de NBA werkt dit systeem bijzonder goed en efficiënt. De spelers kunnen niet zonder hun vakbond, die over alles waakt, inclusief de lonen.

Maar er niet in slaagt zijn spelers ook te overtuigen om de ‘Stars and Stripes’ te verdedigen op ’s werelds grootste sportevenement, de Olympische Spelen. Vorig jaar in Athene trokken NBA-toppers als Shaquile O’Neal, Kobe Bryant en Vince Carter hoogmoedig hun neus op voor de Spelen. Het Amerikaanse team, zogenaamd de ‘World Champions’, waren maar derde op het olympisch baskettornooi. Zijn de dagen van het legendarische ‘Dream Team’ voorgoed voorbij? Stoort u dat?

STERN: U mag de NBA niet verwarren met de USA. Maar voor de rest: ik heb daar helemaal geen problemen mee. Dat vind ik net zo mooi aan de sport. Je bent nooit zeker of je wint of verliest.

Anderzijds doen de NBA en zijn spelers veel voor een betere opvoeding van de jeugd, een beter schoolonderwijs, drugspreventie en antiracistische campagnes, en dat niet alleen in de VS. Kunnen jullie ook het effect van die campagnes meten?

STERN: Dat is moeilijk meetbaar. Maar ik weet heel zeker hoe belangrijk die campagnes zijn. Ik vind dat topatleten de plicht hebben om hun naambekendheid in te zetten voor de juiste zaak, en voor het verdedigen van waarden als respect of altruïsme. Als er armoede in de lucht hangt of mensen zitten in de miserie, dan is de NBA stand-by. We hebben nu samen met de spelers een grote campagne gedaan voor de slachtoffers in New Orleans. Wij moeten daarvoor niet gevraagd worden, we doen het gewoon omdat we vinden dat het zo moet. We zijn er niet voor onszelf, maar ook om andere mensen te helpen. Die ingesteldheid zit in de genen van de NBA.

Soms, zij het uitzonderlijk, wordt al eens een NBA-speler geschorst vanwege dopinggebruik. Hoe sluitend en hoe streng zijn die controles? Het is bekend dat heel wat spelers vinden dat er overdreven wordt met de controles. Sommige spelers zien het zelfs als een privé-zaak.

STERN: Het eerste drug agreement met de spelersvakbond dateert al uit de jaren tachtig. De NBA was een voorloper op dat gebied. De drugstests worden altijd collectief onderhandeld en correct afgehandeld met de spelersvakbond. Volgens dat akkoord kunnen wij vier willekeurige controles per seizoen doen, op voorwaarde dat het anoniem gebeurt, door erkende laboratoria, volgens een strikte procedure, bijvoorbeeld alleen tijdens het seizoen, en door een onafhankelijke instantie. Voor de rest zijn drugstests een non-issue bij ons. Het is niet zoals in Europa waar men heel de tijd over dopingcontroles spreekt en ze breed uitsmeert in de pers, zoals L’Equipe net deed met Lance Armstrong. Iedereen is onschuldig tot bewijs van het tegendeel. Maar Armstrong wordt schuldig bevonden door de pers.

Lennart Johansson, de grote baas van de Europese voetbalbond UEFA, waarschuwde onlangs voor de infiltratie van drugsgeld en van zwart geld in de hogere voetbalmilieus. Bestaat dit gevaar van malafide praktijken ook voor de NBA?

STERN: U verwijst waarschijnlijk naar Chelsea? Alle eigenaars van NBA-clubs worden gescreend en gecontroleerd door de Board. Elke verdachte transactie wordt afgestraft. Wie malafide is, vliegt er meteen uit.

Heeft het grote publiek voldoende begrip voor de gigantische lonen die uitbetaald worden aan de spelers? Een minimumwedde bedraagt al 4,5 miljoen dollar.

STERN: Als de spelers hard werken en veel verdienen, is er geen enkel probleem. Niemand heeft zich ooit gestoord aan Michael Jordan bijvoorbeeld. Maar het publiek kan geen spelers smaken die niet in overeenstemming met hun wedde presteren. De spelers moeten zich elke dag opnieuw bewijzen. Dat maakt de NBA net zo geloofwaardig.

U komt straks naar België om er onder meer IOC-voorzitter Jacques Rogge en UCI-topman Hein Verbuggen te ontmoeten. Dan ziet u ook uw vriend Leon Wandel terug, de éminence grise van de Belgische basketbalwereld, en de man die in 1968 in Gent de eerste McDonald’s Open organiseerde. Naar verluidt hebt u een speciale band met hem?

STERN: Absoluut. Leon en ik kennen elkaar al lang. We hebben elkaar voor het eerst ontmoet in 1987, toen Boris Stankovic de Europese basketfederatie FIBA voorzat en aasde op een samenwerking met de NBA. We hebben toen veel met elkaar gepraat, en elkaar goed leren kennen. Mijn waardering voor Leon Wandel is groot. Hij is een bijzonder man. Hij is een van de drie redenen waarom ik naar België kom. De andere twee zijn Theo Dilissen en Jacques Rogge.

Waarover wilt u het in België hebben met Rogge?

STERN: Ik heb hem al ontmoet in Lausanne. De NBA gelóóft niet alleen in de olympische gedachte, we zijn er ook echte aanhangers van. Al de steun die we kunnen geven aan de olympische beweging zullen we ook geven. Misschien moeten we het hebben over wat we nog meer kunnen doen. Want zoals op de laatste Spelen in Athene is gebleken, was basketbal een ongelooflijke publiekstrekker. Misschien wel dé publiekstrekker.

Wie is de beste Belgische basketspeler aller tijden?

STERN: Tony Parker.

Was zijn vader geen Amerikaanse Fransman?

STERN: Tony Parker is een Belg, want hij is in Brugge geboren. Is dat dan geen Belg?

Didier M’Benga?

STERN:(lange stilte) Misschien Axel Hervelle?

Willy Steveniers?

STERN: Sorry, Willy who?

Willy Steveniers, de keizer van het Belgische basketbal in de jaren zestig en zeventig.

STERN: Sorry, ik denk dat ik te jong ben om hem nog te kennen.

Een laatste vraagje: bestaat het in de NBA dat voorzitters van een club bepalen wie in de basisvijf speelt? Een voorzitter die dus ook coach is?

STERN: Als het om een voorzitter zou gaan die een gewezen speler is, zou ik zeggen: waarom niet? Als bijvoorbeeld Magic Johnson voorzitter zou worden van de Lakers, kan ik erin komen dat hij als gewezen topspeler ook zijn zegje krijgt. Voor de rest: neen, best afblijven.

Door Karel Cambien

‘Mijn managementstijl? Zeer chaotisch.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content