Koop in de plaatselijke winkels. Dat probeer ik te doen. Ken de plaatselijke geschiedenis. Sneller gezegd dan gedaan. Een Engelsman kan op de BBC schitterende documentaire reeksen bekijken over de Normandiërs, de Tudors, de Victorianen, de Edwardianen e tutti quanti. Begint de ernst door te wegen, dan is er de geniale satire van Blackadder. En de Belg? Ik wacht nog steeds op mooie documentaires over de graven van Vlaanderen, de hertogen van Bourgondië of de landvoogdessen. Of waarom niet, de verbijsterende Vlaamse Primitieven. Maria-Theresa en prins de Ligne. Napoleon in België. De decors, Brugge, Gent, Damme, Brussel, Mechelen, Antwerpen, Luik, staan er. De musea hangen vol meesterwerken. Maar mij dunkt, ik wacht vergeefs.

Een griezelig verheerlijkende documentaire over een ex-premier, dat kan ik krijgen; en aangezien de openbare omroep de plicht tot objectiviteit heeft, binnenkort wellicht een serie verheerlijkende uitzendingen over alle andere ex-premiers en vicepremiers, volgens het beproefde wafelijzerprincipe.

En dus knutsel ik als historische amateur mijn tijdslijn, mijn inzicht in het land dat ik bewoon, bij elkaar met boeken. Clio, de muze van de geschiedenis, is niet de minst verrassende. Pas vorige week, bijvoorbeeld, kwam ik erachter dat op de trappen van het Hoogstraatse stadhuis eens revolutionaire woorden gesproken zijn. Nooit zou ik, in mijn acht jaren als Hoogstraatse leerling, vermoed hebben dat op een steenworp afstand van mijn lessenaartje een toespraak gehouden was die noch min noch meer de afschaffing van het wettelijk gezag beoogde. Het wettelijk gezag, dat was de Oostenrijkse keizer Jozef II, tevens hertog van Brabant. De keizer-koster, dat hebben we wel op school geleerd. Schafte contemplatieve kloosters af, probeerde de priesteropleiding en de vrijmetselaarsloges naar zijn hand te zetten en de Leuvense universiteit naar Brussel te verplaatsen. Wilde in het hertogdom Brabant dezelfde staatsvorm introduceren als in zijn Oostenrijkse en Boheemse gebieden. Het moeten spannende tijden zijn geweest, toen bisschop Nelis van Antwerpen vluchtte naar Nederland, kardinaal Franckenberg onderdook in Brussel en ook de abten van de belangrijkste abdijen hun heil zochten in het noorden.

Daar, in Breda, organiseerden de geestelijken het verzet en wisten zij twee politieke strekkingen samen te brengen – de ene vertegenwoordigd door advocaat Van der Noot, de andere door advocaat Vonck met zijn geheime genootschap Voor Outer en Heerd. Van der Noot verdedigde de oude bestuursvorm en vrijheden van Brabant, Vonck wilde die aanpassen en de derde stand niet langer uitsluitend door de ambachten laten vertegenwoordigen. In oktober 1789 vonden zij elkaar in het Comité van Breda; zij besloten hun vaderland te bevrijden met een vrijwilligersleger onder leiding van generaal Van der Meersch. Op 24 oktober 1789 viel hij met een deel van zijn troepen Hoogstraten binnen en kondigde er op de trappen van het mooie laatgotische stadhuisje het door Van der Noot geschreven Manifest van het Brabantse volk af. ‘Harde noodzaak heeft ons ertoe gedwongen om Keizer Jozef II, hertog van Lotharingen, van Brabant en van Limburg, vervallen te verklaren van zijn heerschappij, zijn domeinen, zijn positie en voorrechten in deze landen; daarom is het bovenal onze plicht om allen in het algemeen, en eenieder in het bijzonder, op te roepen en aan te sporen mee te werken aan het welzijn van ’t gemeen en het heil van het vaderland…’. De eerste onafhankelijkheid van het Belgische grondgebied duurde tot de Oostenrijkse herovering, in november 1790. Van der Noots manuscript, met doorhalingen en verbeteringen, wordt sinds 2008 bewaard in het Rijksarchief. Het is een cadeautje van Clio dat ik daar dan weer zomaar blij om ben.

Leen Huet (42) woont in Leuven en leeft enigszins tot haar eigen verbazing van lezen en schrijven.

door Leen Huet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content