Peter de Caluwe maakt sinds 2007 als directeur van operahuis De Munt eigenzinnige keuzen, en dat heeft die instelling hoegenaamd geen kwaad gedaan. ‘Het seizoen 2008-2009 is voor mij het beste uit mijn carrière.’

Het aantal bezoekers is nooit hoger geweest en in de voorbije twee seizoenen kwamen in het eerbiedwaardige huis spraakmakende producties op de planken. Een opvallende rode draad door het huidige seizoen van De Munt is de Griekse mythologie rond de beroemde nakomelingen van Atreus, koning van Mycene: Menelaos, Agamemnon, zijn vrouw Clytaemnestra, hun kinderen Orestes, Electra en Iphigenia, en ook nog Idomeneo, geliefde van Iphigenia. Dat familieverhaal is een waar slagveld van offers aan de goden en moord onder bloedverwanten, beschreven in grote Griekse drama’s van Aeschylus, Sophocles en Euripides. En het is tot vandaag gefundenes Fressen voor operacomponisten.

U programmeert dit jaar liefst zes opera’s rond die Griekse mythen. Vader (Idomeneo) offert zoon, vader offert dochter (Iphigenia), zijn dat nu verhalen waar het publiek vandaag nog iets aan heeft?

PETER DE CALUWE: Als het hoofdpersonage van Iphigénie en Aulide de trap afdaalt naar het altaar waar ze geofferd zal worden, draagt ze bij wijze van juweel een soort explosievengordel. Vandaag zijn er jonge mensen die door dit soort dood geobsedeerd zijn, die het zelfs een eer vinden om te sterven voor een doel. Dit bestaat, je kunt er niet naast kijken. Je kunt er ook niet naast kijken dat mannen blijven kiezen voor de macht. Of dat vrouwen daardoor grote problemen krijgen in hun gezin. Dat zijn kernthema’s in die mythen, naast de alomtegenwoordigheid van de goden, die in alle Europese mythen ook opvallend veel menselijke trekken vertonen.

Wat mij enorm treft, is de psychoanalyse in die verhalen. Orestes heeft zijn moeder vermoord en ontmoet later op Tauris zijn zus, Iphigenia. Hij herkent haar niet, maar ziet wel zijn moeder in haar. Al die stukken zijn nog altijd geldende commentaren op relaties: man-vrouw, zoon-moeder, dochter-moeder, broer-zus. Of over een jongensvriendschap, die niet per se als homo-erotisch moet worden gezien, want in de Griekse maatschappij was dat iets vanzelfsprekends.

De stukken die we dit jaar hebben gekozen, gaan bijna allemaal over de drijfveren van de macht. Dat is de echte rode draad in ons programma dit seizoen. Agamemnon die een loodzware keuze maakt voor hij naar Troje vertrekt. Idomeneo die hetzelfde doet bij zijn terugkeer van diezelfde oorlog. Ze hebben allebei gekozen voor expansie, macht, verovering. Een keuze die hun leven verandert.

Ze hebben daarvoor een afspraak gemaakt met hogere krachten.

DE CALUWE: Voilà. Maar tegelijkertijd hebben ze hun privéleven geruïneerd. Idomeneo herkent zijn eigen zoon niet meer, Agamemnon wordt bij zijn terugkomst door zijn vrouw vermoord omdat hij zijn dochter geofferd heeft. Ze kiezen voor de macht omdat ze denken dat het hen persoonlijk vooruit zal helpen. Helaas is dat niet zo. Agamemnon herinneren we ons niet als een grote held. Dat is Achilles, die veel nobelere, menselijke keuzen heeft gemaakt, voor hem waren liefde en vriendschap belangrijk.

U kunt dat nu zo vertellen, maar denkt u dat het publiek dat ook voelt en erop reageert?

DE CALUWE: Ik denk dat de mensen die boodschap zeker meekrijgen. Door ze op een actuele manier te presenteren – maar met groot respect voor het verhaal, de karakters en de muziek – denk ik dat de toeschouwers echt wel aanvoelen waar het om gaat. De dubbelopera Iphigénie en Aulide en Iphigénie en Tauride van C.W. Gluck hebben we tegen een militaire achtergrond geplaatst. Waarom? Lees het verhaal: we zitten op het schip van Agamemnon te wachten op wind om tegen Troje ten strijde te kunnen trekken. We zitten dus niet in onze zwembroek aan het strand, ook niet op de Akropolis in een Grieks gewaad: dit is een oorlogssituatie. We hebben in ‘de Iphigenia’s’ bewust voor een hedendaagse setting gekozen, en dat zul je dit seizoen in alle producties terugvinden. Ivo van Hove gaat Mozarts Idomeneo ook radicaal hedendaags maken, de Electra van Richard Strauss die Guy Joosten zal neerzetten speelt in een tijdloze maar herkenbare omgeving.

Opera moet niet alleen entertainment zijn. Het is ook de opdracht van een gesubsidieerd theatergezelschap als het onze om de mensen te laten herinneren waar we vandaan komen en ze er op te blijven wijzen dat de geschiedenis zich herhaalt. Dat geldt niet alleen voor de politici, die helaas te vaak wegblijven, maar ook voor de mensen van vandaag. Opera moet iets bij de bezoekers teweegbrengen, een ingrijpende belevenis die emotioneel door alle aanwezigen misschien verschillend wordt ingevuld, maar die ze wel samen ondergaan, welke achtergrond, rang of stand ze ook hebben. Dat is voor mij de betekenis van de Griekse term catharsis. Bij de Iphigenia’s heb ik dat in de zaal duidelijk ervaren, en ik heb het ook in de recensies teruggevonden.

Mythes staan los van rang en stand, maar ook van tijd en ruimte.

DE CALUWE: Op het moment dat de grote verhalen – de Griekse, Romeinse, maar ook de Noorse en andere – werden vastgelegd, was er een diep inzicht in de essentie van het menselijk wezen. Er ligt drieduizend jaar tussen Euripides en vandaag: het is bijna onbegrijpelijk hoe een cultuur zo lang geleden al zo goed kon bevatten waar het om draait.

Kijk naar de grote bloeiperiodes in onze geschiedenis: dat zijn bijna altijd periodes geweest waarin cultuur in de heel brede zin floreerde. Niet eng nationalistisch, dus, maar in een bredere Europese context. Ik blijf dat zeggen, ook in ons klein landje. In dit land – en ook door De Munt zelf – loopt een heel duidelijke grens, al is ze niet altijd zichtbaar: een grens tussen een Latijnse en een Germaanse cultuur. De Munt is een federale instelling. Maar tegelijkertijd zitten we met 38 nationaliteiten op 450 medewerkers. Hier zie je nooit een communautair probleem, er rijst nooit een vraag over in welke taal we moeten communiceren. De Munt is een projet fédérateur, een project dat mensen samenbrengt. Dat kunnen we alleen doen in goede harmonie, met een taal die de taal overstijgt. Een fantastisch gegeven.

Iets heel anders. Toen u hier in 2007 aankwam, zei u dat er genoeg afgeslankt was, dat het met nog minder niet kon. Maar intussen is er de crisis. Hoe heeft De Munt die overleefd?

DE CALUWE: We zitten er volop in. De komende twee jaar zijn voor ons de moeilijkste. Ik zei toen dat we op z’n slankst waren voor de opdracht die we te vervullen hadden. Toen ik aankwam, wou ik bewijzen dat het met een slanke organisatie kon, dat we in huis nog geld konden vinden, dat we op allerlei niveaus de dingen nog beter konden organiseren. Maar vooral: ik wou een project maken waarin het publiek kon geloven. Ik geloof dat dit gelukt is. De voorbije twee seizoenen zijn qua inkomsten de beste die De munt heeft gehad. En dat terwijl de economische situatie voor de mensen sinds september vorig jaar toch aanzienlijk moeilijker is geworden.

Maar de budgettaire vooruitzichten voor de komende jaren zijn niet goed. Sinds de crisis heb ik al acht verschillende versies van de budgetten 2009, 2010 en 2011 doorlopen en we hebben de afgelopen maanden nog kortingen opgelegd gekregen. We hebben jaarlijks ruim een miljoen euro per jaar minder voor 2009, 2010 en 2011 en waarschijnlijk gaat dat door tot 2013. Dat is de realiteit van vandaag. Je kunt op de barricaden gaan staan roepen, maar als ik zie wat er om ons heen gebeurt, denk ik dat we verantwoord moeten reageren. Er is een grote solidariteit binnen het bedrijf. We hebben moeten schrappen op artistiek vlak, maar zonder onze ambitie en kwaliteit te verliezen. We zullen ook in de salarismassa moeten ingrijpen, gelukkig kan dat zonder naakte ontslagen. We hebben een aantal sociale vangnetten in ons land die beter zijn dan waar ook, laten we dat nooit vergeten.

Ik merk aan de programmering voor 2009-2010 dat er meer coproducties en een aantal reprises inzitten, wat het eerste jaar niet het geval was. Ligt dat aan de crisis?

DE CALUWE: Ja. Het eerste jaar moet je natuurlijk het verschil maken. Dat is perfect in balans gebeurd. Het tweede jaar is ook in balans gebleven. De komende jaren worden veel moeilijker en ik geef toe dat ik mij daarin ook artistiek geremd voel.

De voorbije twee jaar heeft De Munt een aantal eclatante successen gekend, met bijvoorbeeld de grote weerklank van House of the Sleeping Beauties. Wat doet u dat?

DE CALUWE: Het seizoen 2008-2009 is voor mij het beste uit mijn carrière. Los van mezelf, als ik zie wat De Munt daar artistiek, technisch, financieel, qua gewicht van de producties heeft gerealiseerd, dan was dat voor mij zonder voorgaande, en ik was er zeer trots op. Het zal, zeker met het oog op de financiële situatie, moeilijk zijn om dat de volgende jaren te evenaren, ook al boeten we artistiek en qua kwaliteit niet in. Maar de impact die dat jaar, ook hier binnenshuis én internationaal, heeft gehad was overweldigend.

We moeten de ambitie hebben om als operahuis de Europese kaart te spelen. Als we dat doen, ontstaan er ook veel meer kansen. Brussel is een mengelmoes waar de communauteiten en culturen samenleven, met elkaar. Dat is een zeer boeiend gegeven. Op dat vlak hoeven we niet onder te doen voor steden als Londen of Parijs. Ook niet wat het aanbod aan culturele activiteiten betreft: het is soms helaas misschien zelfs iets groter dan waar we publiek voor hebben. In die zin zijn we soms een beetje concurrenten voor elkaar, terwijl we beter zouden samenwerken.

Er zijn vorig jaar problemen geweest met uw muziekdirecteur, Mark Wigglesworth, die uiteindelijk moest opstappen. Momenteel hebt u geen muziekdirecteur. Hoe loopt dat?

DE CALUWE: Het orkest is zeer tevreden met de waaier aan stijlen waarmee het geconfronteerd wordt. Bij mijn komst heb ik gerespecteerd dat er een muziekdirecteur zou zijn, terwijl ik er zelf niet in geloofde. Ik vind dat opera maken vandaag meer te maken heeft met het respecteren van de eigenheid van elke productie, die haar eigen smaak en parfum heeft. Met één muzikaal gezicht kun je dat niet. Aan de andere kant realiseren orkest en directie zich goed dat er een vast anker moet komen. Dat doen we samen en we nemen er onze tijd voor. Ik heb mezelf tot 2013 de tijd gegeven om iemand te kiezen – die geen muziekdirecteur is, want hij of zij moet er dagelijks zijn, de hiring and firing doen, evalueren, inzicht hebben in financieel en personeelsbeleid. Een dirigent die hier binnenkomt met zijn partituur en na de voorstelling weer weggaat, die doet dat niet. Wat er met Mark is gebeurd, betreur ik persoonlijk, en ik vind ook dat hij het niet heeft verdiend.

Ik probeer altijd weer te zoeken naar manieren van denken die anders zijn dan de bekende, gevestigde visies. Ook in onderhandelingen met vakbonden, bijvoorbeeld, of in gesprekken met medewerkers. Ieder van ons zit in zijn eigen spiraal. Maar af en toe moet je proberen daar uit te stappen en met de ogen van anderen naar de situatie te kijken. Dat moet ik constant doen: kijken naar mijn bedrijf zoals de artiesten en de medewerkers ernaar kijken. En natuurlijk zit ik ook in mijn eigen spiraal. Maar je moet het talent hebben om daar even uit te stappen, en ik denk dat dat talent aan ieder mens gegeven is. Als je individu’s of een groep zo ver krijgt dat ze dat doen, dan is dat een zeer belangrijke overwinning op het menselijk instinct.

INFO OVER DE MUNT EN DE SPEELKALENDER VOOR 2010: www.demunt.be.

DOOR PETER VANDEWEERDT / foto dimitri van zeebroeck

‘We moeten de ambitie hebben om als operahuis de Europese kaart te spelen. Als we dat doen, ontstaan er ook veel meer kansen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content