Londen in meeslepend Nederlands: met “Les Misérables” is de perfecte kopie geproduceerd.

De kakofonie van de volzinnen vooraf maakte hem misselijk; een mens voelt bij zoveel overdaad vlagen van weerzin in zich opsteken. De advertenties en de affiches met het treurige meisje tegen de achtergrond van de Franse tricolore, het deed op de duur pijn aan zijn ogen. Hij vatte een afkeer op voor “Les Misérables”. Zo duidelijk doorzag hij de trucs van musicalproducent Geert Allaert en zijn NV Music Hall, dat hij bijna holheid achter de hype kon voelen. Ba, het geschal van het grootschalige. Een kwartmiljoen mensen moet de keizer van de spektakelbusiness naar de zaal lokken om het break-evenpoint te bereiken. Al dat volk dat zich zo liet verlakken, dat waren pas de miserabelen.

Maar, zo werkt nu eenmaal het megaconcept van NV Music Hall. Allaert wil brede lagen van de bevolking in beweging brengen. Dat lukt alleen maar door zoveel mogelijk in hun oren te toeteren. De enkeling die daar een indigestie aan overhoudt, tant pis.

Bewakers van het Vlaamse cultuurlandschap struikelen over de agressieve, plat-commerciële aanpak van Allaert. Dit is, vergeet het niet, een nogal noodlijdende sector. Het geld wordt er doorgaans van de bodem van de kas geschraapt. De kreten van Allaert, de show die hij opvoert, de budgetten waarmee hij goochelt – het wekt naijver op. De kritiek op zijn manoeuvres ligt voor het oprapen: en wat met het kunstgehalte, meneer?

Kortom, de culturele incrowd ziet Allaert graag eens op zijn bek gaan. De kans leek nu schoon. Want, een musical, pfff. Geen muziekgenre lijdt meer aan aderverkalking. Om het in leven te houden, halen ze de jongste maanden lijken uit de kast – “The Sound of Music”, het Nederlandse afbaksel van “Annie”. De soap met de kusfobische Sanne in de marge van “Sneeuwwitje” leek slechts de meligheid van de musical te staven.

Al die vooroordelen, al die vooringenomenheid, al dat slappe geleuter, “Les Misérables” veegt het met klank weg. Als de langverwachte eerste noot zich laat horen, vallen prompt alle schillen af. Blijft over: de pit, het product – en het ís een product met pit. Geert Allaert gehoorzaamt de heiligste wet van het zakendoen: wie wil verkopen, moet een goed product aanbieden.

DE LANGVERWACHTE NOOT

In Londen lopen ze al dertien jaar storm voor “Les Misérables”, de musical van Alain Boublil en Claude-Michel Schönberg naar de klassieker van Victor Hugo. Dat heeft Allaert goed begrepen: zoveel succes, daar mocht niet aan gemorreld worden. Hij kocht de rechten van de productie in Londen. Vervolgens importeerde hij het maximum van de originele versie, een aantal vooraanstaande leden van de crew inbegrepen.

Gevolg: wie “Les Misérables” in Londen zag, zal in Antwerpen niet hoeven te zoeken. Hij krijgt een kopie voorgeschoteld, uiterst herkenbaar. Van de originele, Londense, uitgave is geen schilfer losgepeuterd. De songs klinken geen ene noot anders dan in Engeland. Het orkest vindt met vergelijkbare precisie de juiste toon. De choreografie: identiek. De kostumering: net eender. De scène, een almaar draaiend podium: evenmin als in Londen dreigt de dynamiek ook maar een ogenblik te verzanden. De molen draait en blijft draaien, zonder verzwakken – geen seconde stokt het spektakel. Dat rondtoeren van het blikveld verdiept het perspectief: de afstanden cirkelen rond; zo ontstaan, in een wervelende wisselwerking, als het ware horizontale etages van in elkaar overvloeiende taferelen. De bindteksten blijven herleid tot oneliners; de vertolkers tuimelen van de ene zang in de andere.

Je hoort puur de Londense versie, een kloon, maar dan in het Nederlands. Alleen de taal verschilt. Daar werd de achillespees van “Les misérables” vermoed, er werd van tevoren gretig op ingehakt. Ten onrechte, zo blijkt. Seth Gaaikema vertaalde het Engels naar een fris en aanvaardbaar Nederlands, en heeft zwier in de zinnen gegoten.

Uit de mondhoeken van de “uitheemse” cast (een handvol Nederlanders en, vooral, de Amerikaanse Deborah Dutcher als Cosette) werd elk on-Vlaams accent weggevijld. Toch, het moet gezegd: de verstaanbaarheid is niet altijd even optimaal, helaas het euvel van menige musical in het Nederlands.

Hoe dan ook, geloofwaardig brengen de zangers hun personages, met de publiekslievelingen, de Thénardiers ( Marc Lauwrys en Daisy Thys), als hoogtepunt van geslaagde karakterzetting. In hun rol van sympathiek geboefte halen ze met perfect gedoseerde platvloersheid de overkant.

De stemmen? Ze staan er. De vlekkeloze stembeheersing van de ingetogen bariton Hans Peter Janssens als Jean Valjean; Broadway zou belangstelling voor hem hebben. De hoogte die Deborah Dutcher haalt, al loopt het effect ervan soms verloren in de haar omringende stemmen. Jan F. Danckaert articuleert bijwijlen te wollig (te klassiek), maar geeft geslaagd gestalte aan de rudimentaire Javert. De breekbare branie van Chadia “Eponine” Cambie, met voorsprong het meeste présence op het podium. Tenor Rein Kolpa brengt een zuivere Marius, Addo Kruizinga pompt energie in de studentenleider Enjolras.

De Vlaamse versie van “Les Misérables” benadert het beste de kwaliteit van de Londense, beweert regisseur Ken Caswell. Wellicht vertelt hij hetzelfde in, pakweg, Stockholm – want “Les Misérables” deed al meer dan honderd steden in veertien verschillende talen aan. Maar wie de Antwerpse Stadsschouwburg verlaat, voelt zich niet geneigd om aan zijn woorden te twijfelen.

“Les Misérables”, tot 31.8 in

de Antwerpse Stadsschouwburg (0900-00-991).

Ben Herremans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content