De uitglijers van minister van Justitie Verwilghen worden steeds talrijker.

Het was te verwachten dat Marc Verwilghen (VLD) en sommigen in zijn entourage niet meteen zouden inzien dat een minister van Justitie zich anders hoort te gedragen dan de voorzitter van een parlementaire onderzoekscommissie. Een minister van Justitie kan zich bijvoorbeeld moeilijk veroorloven kritiek te uiten op een vonnis of een arrest, zelfs niet als het gaat om een materie (pedofilie) waaraan hij als voorzitter van een parlementaire onderzoekscommissie veel aandacht heeft besteed.

Minister van Justitie Verwilghen had ook al z’n bedenkingen bij de verlenging van het mandaat van onderzoeksrechter Jacques Langlois in Neufchâteau, met wie hij als voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie de degens kruiste. Dit was vooral ook onkies van Verwilghen omdat Langlois het onderzoek in de zaak-Dutroux leidt en zijn bevindingen weleens een aantal conclusies van de commissie-Verwilghen zouden kunnen tegenspreken.

Minister Verwilghen gaf zelfs een interview aan een van de burgerlijke partijen in de affaire-Dutroux; in casu aan Carine Russo, de moeder van de vermoorde Mélissa, als gelegenheidsjournaliste voor Le Journal du Mardi, het blad van Michel Bouffioux. Daarin noemde de minister van Justitie Marc Dutroux zonder meer “publieke vijand nummer één” en verweet hij de onderzoeksrechter “dossiers in elkaar te flansen die voor de juryleden begrijpelijk blijven… Maar ik weet niet of we dan nog van recht kunnen spreken”. Verder beaamde minister Verwilghen de kritiek van mevrouw Russo op het Assisenproces dat eraan komt. Uitglijers van een minister van Justitie die procedureel verstrekkende gevolgen kunnen hebben.

Minister Verwilghen blijft ook de wilde verhalen van de X-getuigen krediet geven. Onder andere door de aanwezigheid van zijn adjunct-kabinetschef en zijn woordvoerster op de persvoorstelling van een boek van een believer ter zake. Dat bij die voorstelling een dozijn stukken uit desbetreffende gerechtsdossiers werden uitgedeeld, is voor de minister nog gênanter.

En nochtans had Marc Verwilghen als voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie “alle kaarten in handen om alle aspecten van de onderzoeken op basis van de verklaringen van de getuigen-X te laten analyseren. Dat heeft hij niet gedaan. De Commissie weigerde de onderzoekers te horen die de herlezingen hebben uitgevoerd.” Dat verklaarden vier van de speurders vorige week in Le Soir Illustré. Intussen is er ook het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel van 28 oktober 1999 dat in zijn veroordeling van Michel Bouffioux en Marie-Jeanne Van Heeswijck (een van de auteurs van bovenvermeld boek) wijst op “bepaalde contradicties” in het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van Marc Verwilgen. Het vonnis zet uiteen hoe dat verslag de waarheid over de beslissing tot de zogeheten herlezing – zeg maar de analyse van de processen-verbaal over de X’en – vertekent. Het is echter zeer de vraag of minister Verwilghen ooit zal inzien wat commissievoorzitter Verwilghen niet inzag. En het nog zal toegeven ook.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content