Tijdens de dioxinecrisis botste de regering voortdurend met de Europese Unie. Minister Luc Van den Bossche besloot dan maar om de puntjes op de i te zetten.

Na de zoveelste telefoon met de onverstoorbare Léon Moor werd het minister Luc Van den Bossche (SP) op die bewogen 7de juni te veel. In zeven haasten verliet hij zijn kabinet, richting Borchette-gebouw waar het Permanent Veterinair Comité (PVC) al een paar uur vergaderde en de minzame doctor Moor er niet in slaagde om een steekhoudend Belgisch verhaal te brengen. Ten einde raad en omdat premier Jean-Luc Dehaene (CVP) geen bezwaar had, besloot Van den Bossche om deze “hoogmoedige bureaucratie” zelf tekst en uitleg te geven. Een paar minuten later, na een korte woordenwisseling bij de balie, meldde de minister zich aan in de vergaderzaal. Het werd een opgemerkte en historische entree. Voor de eerste keer in het bestaan van het Comité diende zich een politicus rond de vergadertafel aan.

Arthur Besch, hoofd van de veterinaire diensten van het groothertogdom Luxemburg, neemt al tien jaar aan de PVC-vergaderingen deel. “Ik geloof niet dat het een intelligente beslissing was en ik heb mijn twijfels of de aanwezigheid van de minister België gediend heeft.” Nog duidelijker is Henk Verburg, veterinair hoofdinspecteur van Volksgezondheid in Nederland. “Hoewel zijn uitleg duidelijk en steekhoudend was, hoorde de minister niet thuis op de vergadering. Het gaat hier immers om een wetenschappelijk comité.”

De irritatie van de aanwezigen was begrijpelijk. België verzuimde de lidstaten tijdig over de dioxine-affaire te informeren en probeerde met politieke krachtpatserij het tij te keren. Uitgerekend in het comité dat twee jaar voordien in het oog van de storm was beland.

In februari 1997 maakte de BSE-enquêtecommissie van het Europees parlement in een ontluisterend rapport erg kritische kanttekeningen over het PVC. De activiteit ervan werd negatief beoordeeld, want ondoorzichtig en politiek gestuurd. De bezorgdheid om de markt, zo oordeelde het parlement, won het voortdurend van de volksgezondheid. De notulen van de vergaderingen bleken bovendien onvindbaar en niet zelden leek het erop dat de Europese Commissie zich achter het PVC verstopte om de nationale belangen te vrijwaren.

Hoewel het comité door een Europese ambtenaar wordt voorgezeten, benoemen de lidstaten de leden. Pas nadat toenmalig commissievoorzitter Jacques Santer ingrijpende hervormingen had beloofd – het PVC wordt uit de DG VI (landbouw) weggehaald – was het parlement bereid om een motie van wantrouwen die door José Happart was ingediend, in te slikken. De bevindingen van de enquêtecommissie namen veel vertrouwen in de commissie-Santer weg en effenden de weg voor het Rapport der Wijzen dat tot het collectieve ontslag van de commissie leidde. Zonder dat hij er zich van bewust was, kwam Van den Bossche in het Europees mijnenveld terecht.

De beslissing van minister Van den Bossche om zelf naar het PVC te stappen, dreigde bijgevolg de controverse rond het optreden van comité en commissie opnieuw aan te wakkeren. De demarche droeg er ongetwijfeld toe bij dat de bevoegde commissarissen Franz Fischler van Landbouw en Emma Bonnino van consumentenbeleid zich onverbiddelijk opstelden. Beiden waren op dat moment kandidaat voor een nieuw commissiemandaat en konden zich geen misstap veroorloven. Gezien de kritiek van de BSE-commissie en de sfeer in het parlement, stelden ze zich ongewoon principieel op.

Als premier Jean-Luc Dehaene met de aanwezigheid van Van den Bossche in de PVC instemde, had dat alles met de erg belangrijke rol van het comité te maken. De voorstellen van de Europese Commissie om de markten te sluiten, vereisen immers de voorafgaande goedkeuring van het PVC. Een overtuigend Belgisch pleidooi was bijgevolg noodzakelijk. De twee Belgische woordvoerders, Moor voor Volksgezondheid en Léon Hallet voor Landbouw, slaagden daar niet in. Ze waren onvoldoende geïnformeerd en legden niet zelden andere en soms tegenstrijdige klemtonen. Crisismanager Van den Bossche, de man die het dossier op dat ogenblik allicht het best kende, besloot dan maar om de klus zelf te klaren. In augustus besloot de nieuwe regering om Hallet en Moor in het dioxinedossier aan de kant te schuiven.

In het Veterinair Comité is Piet Vantemsche, een vertrouweling van de CVP, momenteel de enige woordvoerder. De keuze verbaast, want Vantemsche was tot op het laatste moment kabinetschef van minister van Landbouw Karel Pinxten (CVP) en dus direct betrokken bij hetdioxineschandaal. Op de vraag waaraan hij deze “promotie” te danken heeft, verwijst Vantemsche naar minister Jaak Gabriëls (VLD). Regeringscommissaris Freddy Willockx (SP) geeft toe dat de benoeming van Vantemsche verwondering kan wekken. “Gabriëls drong er op aan en ik was het ermee eens. De crisis was zo groot dat we alle deskundigen, ongeacht hun politieke kleur, aan dek moesten hijsen.”

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content