Hubert van Humbeeck

Veel jongeren nemen deel aan het verenigingsleven, maar lang niet allemaal. Zeker laag opgeleide jongeren vallen uit de boot. Hoe kunnen ze toch bij het jeugdwerk worden betrokken? ‘School lopen is al moeilijk, laat staan zich inzetten in een jeugdvereniging.’

INFO: De Stichting P&V organiseert op vrijdag 10 december 2004 in Brussel een studiedag over Toegankelijk Jeugdwerk. Alle informatie: www.stichtingpv.be.

Eerst was er een ‘jongerenparlement’ dat zich over de politieke uitsluiting van jongeren boog. Daarna ging een groep jonge Belgen in een internationaal samenwerkingsverband met leeftijdgenoten uit Frankrijk, Spanje en Italië het gesprek aan over de integratie van jonge allochtonen in onze samenleving. Nu wil de Stichting P&V naar manieren zoeken om jonge mensen uit sociale groepen met ongelijke kansen – allochtonen en Belgische jongeren uit achtergestelde wijken – meer bij het bestaande jeugdwerk te betrekken. Zoals in al haar projecten, wil de Stichting daarmee de uitsluiting van jongeren tegengaan. Ze kan daarvoor rekenen op de steun van, onder meer, Knack.

Het project wordt vrijdag in Brussel op de rails gezet met een studiedag over toegankelijk jeugdwerk. Het is de bedoeling dat er naderhand een jongerengroep wordt samengesteld, die projecten die de deelname van kansarme jongeren aan het maatschappelijke leven bevorderen, opspeurt en waardeert. Die initiatieven worden uiteindelijk ook financieel gesteund. P&V Verzekeringen stopt elk jaar 250.000 euro in zijn Stichting. Het bedrijf doet dat als een blijvende herinnering aan zijn eigen pioniersjaren in de sociale economie.

Onderzoek heeft aangetoond dat een bloeiend verenigingsleven voor een gezonde samenleving zorgt. Het zogenaamde maatschappelijke middenveld maakt mensen mondiger en minder vatbaar voor de lokroep van extremis- tische politieke partijen. Wendy Smits, sociologe aan de Vrije Universiteit Brussel, publiceerde onlangs een studie over de maatschappelijke participatie van jongeren. Ze deed daarvoor onderzoek bij een groep van 1800 Vlaamse jongeren, en bij hun ouders. Haar conclusie is hoopgevend: door de bank genomen, participeren jongeren meer aan het verenigingsleven dan volwassenen. Goed zeventig procent van de ondervraagden bleek actief of organiserend lid van een vereniging.

Dat wil niet zeggen dat die participatie over heel het jonge volkje gelijk verdeeld is. Smits onderscheidt grosso modo vier soorten verenigingen: informele verenigingen en jeugdhuizen, nieuwe sociale bewegingen, het traditionele jeugdwerk en sportverenigingen. Het belangrijkste verschil dat ze vaststelt, heeft te maken met de onderwijsvorm. Jongeren die les volgen in het beroepssecundair onderwijs (BSO) zijn minder vaak lid van alle soorten verenigingen, met uitzondering van de informele. Jeugdhuizen, wijkverenigingen, organisaties van festivals, en zo meer.

Kinderen willen spelen

‘Jongeren uit het technisch secundair onderwijs (TSO) vinden nog wel de weg naar het jeugdwerk, maar ze stappen er vroeger uit’, zegt Smits. ‘BSO-jongeren raken er echter helemaal niet. De stap van beroepssecundair naar algemeen secundair onderwijs (ASO) is ook groot. Kinderen van laag opgeleide ouders hebben veel kans om zelf in het BSO terecht te komen. Omdat ze opgroeien in een omgeving zonder participatiecultuur, worden ze ook niet gestimuleerd om aan het verenigingsleven deel te nemen. De samenhang tussen die twee is duidelijk merkbaar.’

Lieven Monserez is educatief medewerker van Chiro in Brussel. Hij werkt er veel in achtergestelde buurten. Monserez bevestigt vanuit zijn praktijkervaring dat de participatie van jongeren behoorlijk hoog is, maar dat BSO-jongeren moeilijker in het jeugdwerk zijn terug te vinden dan jongeren die in het ASO school lopen. Chiro kan daar, vindt hij, over meepraten. ‘Omdat wij een buurt- gebonden jeugdbeweging zijn. Onze groepen proberen altijd een staalkaart van een buurt te zijn. Als het soms tijdelijk niet mogelijk is om die mix te maken, vullen we de groep aan met mensen uit andere buurten. Maar als er dan, zoals in de Dansaertwijk in Brussel, weer dynamiek ontstaat, koppelen we ons wagonnetje daar weer aan vast.’

Chiro werkt ook in het kansarme Molenbeek. ‘Als je daar rondloopt, wordt snel duidelijk wat het doelpubliek is. De Chirogroep in het centrum heeft kinderen van alle continenten, behalve Australië. In Molenbeek zijn vooral allochtone jongeren lid – en dat is natuurlijk niet goed. Gelukkig zijn er ook wat blanke kinderen van ouders die bewust kiezen voor een organisatie uit de buurt waar ze wonen.’

Monserez is ervan overtuigd dat jongeren die aan het verenigingsleven deelnemen, sneller en bewuster hun plaats in de samenleving innemen. ‘Je merkt vaak dat er binnen wijken nog segregatie is. Ze kennen elkaar niet, er is geen contact. Een leidersgroep die op huisbezoek gaat, moet vanzelf een aantal vooroordelen opzijzetten. Onze mensen zijn als het ware verplicht om die stap te zetten. Afgezien daarvan: kinderen zijn kinderen. Een kind van tien jaar wil spelen. Leren om samen te spelen met kinderen die een andere godsdienst aanhangen, maakt dat er aandacht groeit voor aspecten van die godsdienst. Ze praten op een natuurlijke manier met elkaar over punten van verschil. Groepen die niet gemengd zijn, moeten al bijna een theeceremonie organiseren om met een andere cultuur in contact te komen.’

De studie van Wendy Smits en de ervaring van Lieven Monserez lopen opvallend gelijk. ‘Het valt op dat jongeren die minder participeren, ook minder belangstelling hebben’, zegt Smits. ‘Ze zijn het niet gewend om volgens een bepaalde tijdsdiscipline te leven. In jeugdhuizen zien we dat het wel lukt, als daar rekening mee wordt gehouden. Ze kunnen er ook meer hun zin doen dan in de traditionele jeugdverenigingen. De hele structuur is minder autoritair.’

Zondag, rustdag

Chiro weet hoe dat komt. ‘In achtergestelde wijken ligt de prioriteitenschaal dikwijls helemaal anders’, zegt Monserez. ‘De school is er al geen evidentie, laat staan het engagement in een jeugdvereniging. Die mensen zijn meer bezig met overleven dan met leven. Wij leven in onze middenklassencultuur zeer volgens de klok. We hebben een agenda. Zondag, rustdag. Vrije tijd en schooltijd. Maar in veel gezinnen waar de ouders geen werk hebben, is dat allemaal niet zo vanzelfsprekend. Die mensen leven elke dag met een lege agenda. Dat is ook een van de problemen om ze weer in het arbeidscircuit te krijgen.’

‘Nog zoiets: wij leren in het algemeen secundair onderwijs dat problemen moet worden uitgepraat. We kennen in onze middenklassengezinnen een onderhandelingscultuur, waarin ook kinderen inspraak hebben. Dat is niet overal de norm. In allochtone gezinnen gebeurt het dat de oudere broer de jongeren een klap verkoopt als iets niet loopt zoals hij wil, en daar wordt verder niet veel over gezegd.’

Daarom zijn er volgens Lieven Monserez communicatoren nodig. Mensen die bruggen kunnen slaan tussen culturen. Ouders, volwassen begeleiders, sleutelfiguren binnen een gemeenschap. ‘Wij vragen aan onze groepsleiders bijvoorbeeld dat ze de deelnameprijs voor het jaarlijkse kamp zo laag mogelijk houden. Die inspanning is niet vanzelfsprekend, als ze bij een huisbezoek aan ouders die zeggen dat ze die som nog niet kunnen betalen toch het nieuwste model van televisie in de huiskamer zien staan. Op zo een moment heb je sterke jonge mensen nodig, die proberen om die kinderen hoe dan ook mee te krijgen.’

Helpt deelname aan het verenigingsleven jongeren bij de manier waarop ze in de samenleving staan? Wendy Smits wikt haar woorden. ‘Het kan te maken hebben met het soort jongeren die erbij aansluiten, maar die samenhang is alleen in het traditionele jeugdwerk echt duidelijk aanwezig’, besluit ze. ‘We zien ook dat jongeren die lid zijn van verenigingen, een groter informeel netwerk hebben. En jongeren met een groter netwerk voelen zich over het algemeen populairder en minder eenzaam. Ze hebben een positiever beeld van zichzelf.’

‘Wie van het jeugdwerk heeft geproefd, trekt daarna ook veel gemakkelijker de kaart van dat soort verenigingsleven’, stelt Monserez vast. ‘Ik vind wel dat we moeten blijven investeren in die mix. Ik vertrouw erop dat die tenslotte emanciperend werkt. Het duurt even voor bijvoorbeeld allochtonen aan ons concept van vrijwilligerswerk gewend zijn. Dat is ook typisch Vlaams. Het is in onze buurlanden al zo goed als onbekend, laat staan dat het voor mensen uit andere culturen meteen vertrouwd zou zijn. We moeten ook niet minnetjes doen over koranscholen, die rond moskeeën worden georganiseerd. Jeugdwerk was vroeger in Vlaanderen toch ook in handen van de onderpastoors, die de kinderen van de straat moesten houden? We moeten ze het traject laten gaan, en onze hand misschien twee keer uitsteken. Dat doen ze in de commercie ook: voor mensen die de winkel niet kennen, wordt er extra reclame gemaakt.’

Hubert van Humbeeck

‘Ouders zeggen dat ze de kampprijs niet kunnen betalen, terwijl in hun huiskamer het nieuwste model van televisie staat.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content