Meer en meer landen nationaliseren banken en staan garant voor spaargeld. Daarmee is het probleem van de kredietcrisis niet opgelost, wel verschoven: vroeger moest je vertrouwen hebben in je bankier, nu in je land.

We zijn nu zover in de kredietcrisis dat het ondenkbare allang doodgewoon is: banken gaan failliet en financiële instellingen worden massaal genationaliseerd. Zelfs in het mekka van het kapitalisme, de VS. De Amerikaanse overheid heeft beslist nog eens 250 miljard dollar te investeren in banken in ruil voor aandelen. Zo wordt de Amerikaanse staat de belangrijkste investeerder en eigenaar in de banksector. Meteen is er nog maar één bankier die er het risico draagt: de Amerikaanse staat.

Ook elders hebben de nationale regeringen het banksysteem in grote mate overgenomen, of staan ze op zijn minst garant voor het spaargeld. In België heeft de overheid, zonder de aandeelhouders te kennen, de bank- en verzekeringsactiviteiten van Fortis genationaliseerd en verkocht aan Nederland en het Franse BNP Paribas. De regering verleende Dexia een staatswaarborg voor alle leningen. Ze staat garant voor de leningen tussen de banken. En ze verklaarde dat geen enkele spaarder zijn spaarcenten zal verliezen door de kredietcrisis.

Langzaam maar zeker hebben de landen zo een zware verantwoordelijkheid op zich geladen. Moest je vroeger vertrouwen hebben in je bankier, dan moet je er vandaag op vertrouwen dat een land zijn beloftes kan en zal nakomen. Dat is niet altijd vanzelfsprekend.

Neem IJsland. De grootste drie banken, waaronder het ook bij ons actieve Kaupthing, werden er genationaliseerd. De IJslandse regering beschikt echter niet over het geld om die spaarders te geven waar ze recht op hebben, want ze staat zelf op het randje van een faillissement.

Niet alleen IJsland spartelt, ook andere landen krijgen het moeilijk, zoals Hongarije, Oekraïne, Letland, Estland, Litouwen, Argentinië en Pakistan. Allemaal leenden ze de jongste jaren veel geld om in hun economie te pompen. Allemaal zitten ze opgezadeld met hoge schulden, en steeds grotere moeilijkheden om die terug te betalen. En banken en investeerders zijn niet langer geneigd deze landen geld te lenen. De meltdown van een land is niet langer ondenkbaar.

De Belgische overheid heeft ook grote beloftes gedaan toen ze zich garant stelde voor alle spaargeld. Ze deed dit begrijpelijkerwijs om iedereen gerust te stellen. Dat betekent wel dat iedereen erop vertrouwt dat de Belgische overheid die beloftes kan nakomen. We moeten ervoor bidden dat er zich in ons land geen grote bankproblemen meer voordoen, want budgettair is daarvoor geen ruimte.

Onze overheid is er de jongste jaren, toen het nog goed ging, zelfs niet in geslaagd wat geld opzij te leggen om de vergrijzingskosten mee op te vangen. Zo kweek je geen vertrouwen. En met de kredietcrisis blijft er helemaal niets over om aan de vergrijzing te spenderen. Integendeel: die crisis kost ons al 4,5 miljard euro. We verliezen 2 procent van het bbp aan economische groei, 4 miljard, en daarbovenop betalen we 0,5 miljard aan hogere rentelasten als gevolg van de kapitaalinjecties in Fortis en Dexia.

We moeten ons de vraag stellen die nu aan de aandacht ontsnapt: hoe zullen al die landen al die aangegane engagementen financieren? Hoe zal België de kosten dragen? Veel mogelijkheden zijn er niet. De keuze is: hogere belastingen, gigantische leningen of het drukken van meer geld, maar dat jaagt de inflatie de hoogte in. Altijd komt het op hetzelfde neer: we zullen met zijn allen een hoge prijs betalen.

door Ewald Pironet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content